Hoofdstuk 28

59 3 0
                                    

'Kom je, Silka!' hoor ik pap van beneden roepen. Vandaag gaan we naar een wedstrijd speerwerpen kijken. Pap zelf mag niet meer intensief sporten, omdat hij zich een keer overbelast had. Maar dat vind ik niet zo erg, want dan moet ik tenminste niet meer elk weekend naar zijn wedstrijden kijken. Snel pak ik mijn enkellaarsjes en mijn zwarte jas. 'We kunnen', samen stappen we naar de auto. 'Is het lang rijden?' vraag ik, wanneer pap de auto start. 'Een uurtje', antwoordt hij. Uit verveling pak ik mijn gsm en kijk naar al mijn berichtjes. Ik heb er een paar van Lotte, ze vraagt of ik dit weekend mee ga feesten. Die meid weet toch niet van ophouden, school is nog maar net opnieuw begonnen en die wil weer gaan feesten. Zoals verwacht, dringt ze en beetje aan, maar toch weiger ik. Ik heb geen tijd en maandag wil ik er fris en monter uitzien. Het kan niet zijn dat ik met wallen onder mijn ogen naar school ga. 'We zijn er bijna', zegt pap en gebaart dat ik mijn gsm moet wegsteken. Pap is niet echt te vinden voor gsm's, ook al kan hij goed overweg met computers. Hij zegt dat gsm's ervoor zorgen dat we niet meer met elkaar in het echt spreken en alleen maar via dat schermpje. Aan de ene kant heeft hij een punt, maar langs de andere kant... wie kan er nu leven zonder zijn gsm? 5 minuten later rijden we een parking op. Met een grote pijl hebben ze de ingang aangeduid. Er staat al redelijk veel volk, nochtans zijn we veel te vroeg. Pap kent hier een paar mensen, dus raakt hij al snel aan de praat met iemand en laat me alleen achter. Omdat de wedstrijd nog niet bezig is, ga ik het hier eens verkennen. Ik ben bijna overal geweest en dit is één van de plekken die ik nog niet ken. Wat verderop zie je het kogelstoten en hoogspringen. Ik blijf er even bewonderend naar kijken en stap dan verder. En dan zie ik de grote, rechthoekige bak gevuld met zand. Nieuwsgierig ga ik kijken of Arne er niet toevallig is. Niet dat ik hem wil spreken of zo, want ik weet niet of ik dat wel aankan, maar ik wil hem gewoon zien. Dan kan ik zijn spieren bewonderen en verdrinken in zijn blauwe ogen. Ik schrik uit mijn gedachten door een getik op mijn rug. Ik draai me om en kijk naar de mooiste glimlach die ik ken. 'Hey', zegt de hese stem. Verlegen zeg ik: 'Hoi.' 'Dit is toevallig, zeg', hij kijkt me glimlachend aan. 'Hoe gaat het met je?' vraagt Arne om de stilte te verbreken. 'Gaat wel. En met jou?' 'Goed', hij kijkt op zijn horloge. 'Sorry, Silka. Maar ik moet nu gaan springen. Zie ik je na mijn sprong terug hier?' voor ik kan antwoorden, is hij al weg. Ik ga hier niet blijven wachten, dus stap ik naar de verspringbak. Ik wil wel zien wat hij ervan bakt. Hij zet zich klaar en begint dan met lopen. Hij heeft naar me geluisterd, want zijn benen zijn mooi 90graden. En zijn sprong is zo goed als perfect. Ik heb de anderen niet zien springen, maar ik denk wel dat hij een kans maakt om te winnen. Even later komt hij terug naar me toe gestapt. 'Je hebt me gevonden', giechel ik. 'Ik had je al lang zien kijken', antwoordt hij grijnzend. 'Zullen we iets gaan drinken', hij kijkt me bijna smeekend aan, maar toch moet ik weigeren. 'Graag, maar ik ben hier met mijn vader. Het is een soort vader-dochter moment, je kent dat wel. Misschien een andere keer?' nu kijk ik hem smeekend aan. Hij knikt teleurgesteld. Met grote passen loop ik terug naar het speerwerpen en zoek ik pap.

HIJWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu