Hoofdstuk 30

74 3 0
                                    

De enige plek die ik kan bedenken, waar hij kan zijn, is hier. Het is zo stil en leeg, wanneer er geen lessen bezig zijn. Ik loop het hele terrein over en kom Dirk tegen. 'Silka, dat is lang geleden. Kom je extra trainen?' hij lijkt verbaasd me te zien. 'Nee, ik zoek alleen Arne. Heb jij hem toevallig gezien?' hoopvol wacht ik zijn antwoord af. Laat hem alsjeblieft hier zijn, straks durf ik het niet meer. 'Ik heb hem in de opslagruimte gezien', hij wijst het kleine gebouw met zijn vinger aan. 'Bedankt', knik ik. 'Hé, zou je de volgende les wel willen komen. Je hebt talent, Silka. Doe er iets mee', Dirk stapt rustig verder. Verward blijf ik achter. Raar dat ik dat van Dirk moest horen. Hij heeft zoiets nog nooit gezegd. Hoofdschuddend stap ik richting de opslagruimte. Zachtjes duw ik de deur open. Het ruikt nogal muf en je kan overal de spinnenwebben zien. Met mijn hand ga ik langs de muren om me door de donkerte te begeleiden. Alle deuren zijn op slot, behalve eentje. Het licht doet pijn aan mijn ogen, dus knipper ik een paar keer voor ik naar binnen ga. Direct zie ik Arne daar staan. Hij ruimt nog een paar spullen van de atletieklessen van uur geleden op. Ik stap stilletjes naar hem toe en leg mijn hand op zijn schouder. Hij schrikt even, maar wanneer hij mij ziet, begint hij te grijnzen. Het is nu of nooit. 'Hey, wat doe...' hij kan zijn zin niet afmaken, want ik onderbreek hem door mijn lippen op de zijne te plaatsten. Hij is even verbaasd, maar dan kust hij me terug. Als we elkaar los laten, blijven we elkaar verlegen aankijken. 'En nu?' Hij gaat op zijn knieën zitten en pakt mijn hand vast. 'Silka, zou je een keer met me op date willen gaan?' Ik slaag mijn hand voor mijn mond en glimlach breed. 'Ja, natuurlijk!' gil ik. We omhelzen elkaar en het voelt alsof we elkaar niet meer zullen loslaten. Totdat we gekuch horen. Dirk staat in de deuropening en lijkt geïrriteerd: 'Ik wil het hier sluiten, dus zouden jullie ergens anders willen staan kussen.'  Met rood geworden hoofden stappen we hand in hand de opslagruimte uit. 'Waar gaan we naartoe?' vraag ik, terwijl ik mijn hoofd op zijn schouder leg. 'Ik heb wel een idee', grijnzend kijkt hij me aan. 'Maar je moet wel een blinddoek om', hij doet zijn sjaal uit en doet het voor mijn ogen. 'Nu ben ik wel heel nieuwsgierig, hoor', grinnik ik, terwijl hij me naar zijn geheime plaats leidt. Met mijn voeten voel ik dat we van de stenen ondergrond overgaan naar gras. 'Zorg wel dat ik nergens intrap', giechel ik. 'Maak je maar geen zorgen', lacht hij. 'We zijn er', hij maakt zijn sjaal los en haalt het van mijn hoofd. Het pleintje waar Simon en Janne voor de eerste keer hadden afgesproken, ziet er nog altijd hetzelfde uit. Het straalt een soort rust en romantiek uit. Hij gebaart dat we moeten gaan zitten. Hij legt zijn armen om me heen en ik laat mijn hoofd op zijn schouder rusten. 'We hadden dit veel eerder moeten doen', fluister ik in zijn oor. 'Stom dat we dat pas achteraf inzien', grijnst hij. Hij buigt zich een beetje naar mij toe en weer raken zijn lippen de mijne. 'Ik hou van jou', mompel ik tegen zijn lippen. 'Ik ook van jou.'

HIJWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu