Deel 2.

11 0 0
                                    

De volgende ochtend zit m'n moeder aan de tafel met een uitgebreid ontbijt terwijl ik met barstende koppijn tegenover haar kom zitten. 'Hier, eet wat' zegt mijn moeder als ze me een broodje aanbied.
'Nee bedankt' zeg ik en ik sta op. Ik pak een paracetamol en neem deze in om vervolgens weer tegenover mijn moeder plaats te nemen. 'Het is vandaag precies vier jaar geleden' zegt mijn moeder na een behoorlijk lange stilte.
'Ik weet het' zeg ik.
'Het lijkt wel alsof het gisteren was, ik zie haar nog zo voor die auto staan'
'Ik hoor die klap nog iedere dag'
'En die klootzak reed gewoon door'
'Gevoelloze vent, in z'n dikke BMW'
'Een meisje van acht onder de grond stoppen, da's toch belachelijk'
'En de sleur die daarna kwam, had allemaal voorkomen kunnen worden als hij niet op z'n telefoon had gekeken'
'En dat lullige bosje bloemen dat we kregen toen hij het in de krant had gelezen'
'Wat een kut boeketje was dat zeg, hij durfde het niet eens zelf af te geven'
'We kregen Marit er niet voor terug'
'En de problemen werden er ook niet mee opgelost'
'Ik weet nog wel dat je vader de deur dichtsmeet en dat boeket rechtstreeks de prullenbak in gooide'
'Hij was laaiend'
'En terecht'
'Zeker' zeg ik en ik sta op. Ik loop naar de kapstok en pak onze jassen. 'Hier, trek aan' zeg ik en ik geef mijn moeder haar jas.
'Wat gaan we doen?' vraagt mijn moeder.
'Wat we altijd doen vandaag' zeg ik en we lopen samen, hand in hand, de deur uit. Bij de bloemist kopen we een enorm boeket met roze en paarse bloemen, dat was tenslotte haar lievelingskleur. Vervolgens lopen we door naar de begraafplaats waar Marit ligt. We zetten de bloemen in een vaas op haar graf neer en blijven er enkele minuten naar kijken. Mijn moeder en ik hebben elkaar vast en even later lopen we weer terug naar huis.

We komen het huis binnen, hangen onze jassen op en gaan samen op de bank zitten. Er valt een stilte, maar die wordt al snel doorbroken door een sleutel in het slot. Een man loopt binnen, zet zijn koffer neer en hangt zijn jas op. Hij draait zich om en loopt naar ons toe. 'I'm back home' zegt hij vrolijk en we kijken hem aan. Spontaan beginnen we te lachen omdat hij een belachelijke zonnebril op zijn hoofd heeft. 'Die moet je meteen wegstoppen op een plek waar je hem nooit meer gaat vinden, wat een vreselijk ding zeg! Hoe heb je dat ooit kunnen kopen?' zeg ik en hij haalt hem van z'n hoofd af.
'Ik vond hem wel grappig' zegt mijn vader en hij komt naast me zitten.
'Grappig is 'ie zeker' zeg ik lachend en ik kijk naar mijn moeder die sinds zijn binnenkomst nog niets gezegd heeft.
'Gaat het wel?' vraagt mijn vader aan mijn moeder waarop ze hem boos aankijkt en wegloopt. 'Heb ik iets verkeerds gezegd?'
'Nee, het is haar depri-dag' antwoord ik.
'Depri-dag?'
'Het ongeluk van Marit'
'Oh ja, dat is vandaag. Niet zo'n stemming voor grapjes'
'Als het aan haar ligt niet nee. Ze blijft in die sleur hangen, ik wordt het een beetje zat. Het is nu 4 jaar geleden en nog heeft ze het geen plek gegeven. Ik snap het gewoon niet'
'Ik praat wel met haar' zegt hij waarna hij opstaat en de trap op loopt.

In verkeerde handen.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu