Zoë 2.0

98 5 4
                                    

Heyy, dit bonushoofdstuk is voor iedereen die had gehoopt op een happy end. Ik heb het stukje van Zoë nog eens geschreven, hij is in het begin een beetje hetzelfde maar hij loopt anders af. Xxx

Ik doe mijn ogen open, maar ik zie niks. Ik knipper met mijn ogen. Ik voel paniek op mijn borstkas drukken. Ben ik blind?
'Ben je wakker?' Wordt er in het Duits gevraagd.
Ik blijf doodstil liggen. Als een prooi die hoopt dat het roofdier zijn interesse verliest.
'Je bent wakker.' Het is geen meer vraag, het is een constatering.
Ik vergeet van schrik om adem te halen.
'Ik weet dat je me hoort.'
Ik knijp mijn ogen stijf dicht.
'Je hoeft alleen maar ja of nee te zeggen.' Zegt de stem. 'Begrepen?'
Ik knik.
'BEGREPEN?'
'J-ja.' Zeg ik schor.
'Mooi zo. Heet jij Zoë?'
'Ja.' Ik merk dat mijn stem bibbert.
'Ben je 16?'
'N-nee.'
'Hoe oud ben je?'
'15.'
'Akkoord. Kom je uit Duitsland?'
'Nee.'
'Uit welk land kom je?'
'N-Nederland.'
'Akkoord.' De stem is nu overgeschakeld naar het Nederlands. 'Was je op vakantie?'
'Ja.'
'Heb je een zus genaamd Sofie?'
'J-ja.'
'Werkt zij bij de politie?'
'Sinds kort.'
'ALLEEN JA OF NEE!'
'J-ja.'
'Is je zus mee op vakantie?'
'N-nee.'
'Heb je haar nummer?'
'Ja.'
'Vertel het nummer.'
'I-ik weet hem niet uit mijn hoofd. Hij staat in mijn telefoon.'
'Akkoord, geef me je code.'
'34557.' Fluister ik.
'WAT ZEI JE?!'
Ik krimp ineen. Het lukt niet, ik zit vast aan touwen. '34557.' Piep ik.
'Akkoord.' Zegt de stem rustiger. 'Ik ga haar nu bellen. Jij houdt je mond tenzij ik je iets vraag. Begrepen?'
'Ja.'
'Hoi, met Sofie Makelaars.' Klinkt de nietsvermoedende stem van Sofie door de ruimte. Ik moet moeite doem om niet in tranen uit te barsten.
'Sofie. Neem contact op met Laure Wenen.' Zegt de stem.
'Wat? Sorry wat zei u?'
'Ik ben Bram, de seriemoordenaar. Bel Laure Wenen of ik vermoord je zusje.'
'Wát?' Sofies stem slaat over. 'Hebt u Zoë?'
'Zoë. Overtuig je zus eens van je aanwezigheid.' Zegt de jongen. Ik voel dat m'n telefoon tegen mijn wang wordt gedrukt.
'Sofie?' Vraag ik bang. 'Ik ben bang, waar ben ik?'
'Zoë?' Vraagt Sofie geschrokken.
De jongen haalt mijn telefoon al weg, voor ik iets anders kan zeggen.
'Verbind me door met Laure Wenen.' Snauwt de jongen. 'Ze wil vast wel praten met Bram.'
Ik spits mijn oren en concentreer me op het gesprek, wanhopig mijn best doend om niet in paniek te raken.
'Ik ken alleen een Delia Wenen.' Hakkelt Sofie. Haar stem klinkt zenuwachtig.
'Doe dat dan maar.' Zegt Bram kortaf.
Het is een tijd stil.
'Met Delia Wenen.'
'Delia. Is je moeder ook in de buurt?'
'J-ja.' Delia zucht en herstelt zich. 'Jazeker.'
'Geef me haar nummer.'
'O6*********132.'
Bram hangt op.

'Wat ga je met me doen?' Jammer ik.
'Ik haal je blinddoek weg.' Zegt Bram.
'Please doe me geen pijn.'
'Hou je mond.'
Ik pers mijn lippen op elkaar.
Mijn blinddoek wordt weggehaald en ik knijp mijn ogen dicht om ze tegen het plotselinge licht te beschermen. Ik had verwacht dat we in een verlaten loods zouden zijn, maar niets is minder waar. Hoe deze gast het geflikt heeft, geen idee. Maar we staan op een reusachtig flatgebouw in f*cking New York!
'Goed he?' Lacht Bram. 'Nou braaf zijn, anders vermoord ik je!'
Ik bijt op de binnenkant van mijn lip.
Bram pakt mijn telefoon en begint te filmen. Ik zit nog steeds vast. Een geblokt hoofd ontstaat op het scherm. Ik zie een volwassen vrouw.
'Zoë?' Vraagt de vrouw.
'J-ja?'
'Heeft hij je pijn gedaan?'
Ik schud nee.
'Zit je vast?'
Ik knik beverig.
'Heeft Bram gezegd wat hij gaat doen?'
'N-nee.'
'Bram. Waarom bel je?'
'Ik wil vrijheid.'
'In ruil voor de veiligheid van dit meisje?'
Bram knikt. 'Yep.'
'Je hebt 26 meisjes vermoord!'
'Moet er een 27ste bij?'
De vrouw zwijgt.
'Nou?'
'Maak haar los, dan praten we daarna verder.'
Bram loopt naar me toe en begint me los te maken. Ik haal opgelucht adem. Bram pakt me stevig vast. Mijn bovenarm doet er pijn van.
'Wat wil je?'
'Ik moet overleggen.' Zegt de vrouw.
Ik kijk smekend in de camera. Ze gaan me niet aan m'n lot overlaten toch?
'Doe dat dan maar snel, want over een half uur is Zoë is geweest. Tik tok.' Bram zet de camera uit en kijkt me schuin aan. 'Weet je dat ik je nooit zal laten gaan?'
Geschrokken kijk ik hem aan.
'Ze gaan nu overleggen en ondertussen lig jij zo beneden, de perfecte afleidingsmanoeuvre.' Bram lacht duivels. 'Wil je nog snel even bidden?'
Verbaasd staar ik hem aan.
'Ja ik heb achtergrond onderzoek gedaan. Je bent christelijk toch?'
Ik haal m'n schouders op. 'M'n ouders, ik niet.'
'Dat kan je beter niet zeggen als je einde nadert Zoë.' Bram trekt me mee naar de zijkant van het dak. 'Klaar om te vliegen?'
Ik wordt misselijk van angst, maar ik mag hem niet laten winnen. Ik recht mijn rug en breng mijn elleboog omhoog. Ik raak hem vol in het gezicht.
Bram kreunt en gaat met z'n hand naar mijn arm om me weer vast te pakken, maar ik ben sneller. Ik duik onder zijn arm door en ren terug naar het midden van het dak. Ik kijk schichtig om me heen, is er dan niemand die me komt helpen? Ik scan de omgeving op zoek naar een uitweg, maar volgens mij heeft Bram deze plek niet voor niets uitgekozen. Hoe wil hij zelf weg? Hij wil niet weg! Hij wil dood. De tranen springen in mijn ogen, ik moet hier weg! Ik staar naar de grond en ontdek dat ik midden op een luik sta. Ik val op m'n knieën en begin tegen het luik aan te duwen.
'Dit had je niet moeten doen prinses.' Zegt Bram.
Ik timmer hard op het ijzeren luik. 'Help!' Schreeuw ik. 'Help me!'
'Het luik kan alleen vanaf de binnenkant met een sleutel open.' Grijnst Bram. 'Wij kunnen niet naar binnen en zij niet naar buiten. Ik heb de sleutel.'
Ik kijk hem boos aan. Ik veeg verwoed een paar tranen weg. 'Geef me die sleutel.'
'Dat heeft geen zin meisje. Er is aan deze kant geen mogelijkheid om weg te komen.' Bram gaat met de sleutel heen en weer voor mijn ogen. 'Jammer he?'
Ik kom op een geniaal idee. Ik gris de sleutels uit zijn hand. Bram lacht en laat me begaan. Ik loop naar de rand. 'Take this keys?' Schreeuw ik naar beneden. 'Please help me!' Ik gooi de sleutels naar beneden. Razendsnel zie ik ze in de diepte verdwijnen, om hopelijk door een slim en aardig persoon ontdekt te worden, honderden meters lager.
'Ik geef toe, je hebt moed.' Zegt Bram. 'Helaas is het nu al over voor jou.'
'Hou vol Zoë. Er komt zo hulp.' Prevel ik in mezelf. 'Alles komt goed.'
'Ik bel nu Laure Wenen zodat zij kan aanschouwen hoe ik je van het gebouw werp.' Zegt Bram. 'Wees lief, dan verdoof ik je voor ik je gooi.'
Ik slik. 'Nee.' Smeek ik. 'Néé!'
'Rustig.' Bram pakt me stevig vast.
Ik begin hem te trappen. 'Laat me godverdomme los!'
'Echt gelovig hoor ik.' Zegt Bram sarcastisch.
'Jemig, bemoei je met je eigen zaken klootzak!' Roep ik. Ik begin hem te slaan en krabben. Bram lijkt wel van steen, hij verzet geen stap.
'H...allo?' Klinkt de stem van Laure Wenen door de telefoon. 'Ik zou jou bellen.'
'U bent te laat.'
'Ik had nog zeker 10 minuten.' Protesteert Laure Wenen.
'De regels zijn veranderd. Of u zegt dat ik vrij ben gesproken of ik vermoord Zoë voor uw ogen.' Snauwt Bram. 'U heeft een minuut.'
'Hij gaat me niet vrijlaten!' Roep ik naar de vrouw genaamd Laure. 'Hij heeft het zelf gezegd! Als u het hebt beloofd, gooit hij me van het gebouw.'
Laure fronst haar wenkbrauwen.
'Hou je kop onwijze trut.' Sist Bram. 'Wil je een nog pijnlijkere dood?'
'Help me!' Snik ik. 'Alsjeblieft help me gewoon.' Ik begin harder te huilen. Ik probeer me weer los te wurmen uit Brams greep, maar hij is te sterk en de tranen blijven maar komen. 'Laat me los!'
'Tijd om. Wat zegt u ervan mevrouw Wenen?'
'Eh.'
'Dat is geen antwoord.'
'Ik kan je niet vrijspreken, er is geen rechtszaak geweest.' Zucht Laure Wenen.
'Wát?!' Brams stem slaat over. Dan wordt hij boos. 'Voel u schuldig mevrouw Wenen! Dit is allemaal uw schuld! Ik smijt haar van het dak af!'
'Rustig nou Bram...'
'Nee niks rustig!' Schreeuwt Bram. 'Zeg tegen Loa, dat ik ben begonnen met het plan om haar ook te vermoorden, maar dat Zoë haar plek heeft ingenomen.'
'Laten we nou eerst even praten..' probeert Laure Wenen.
'Nee nooit.' Bram hangt op.
Ik kijk naar mijn arm. Hij is zo onderhand bijna blauw, door het hardhandige gedrag van Bram. Ik worstel me nog eens bijna los, maar weer weet Bram me pijn te doen. Langzaam en verblind door woede duwt Bram me naar voren. Ik gil, maar hij legt zijn hand op mijn mond waardoor het gesmoord klinkt.
'Please!' Murmel ik tegen zijn hand aan. 'Alsjeblieft!'
'Hou je muil.'
Ik barst in snikken uit. 'Hou op, ik wil niet dood!'
Bram geeft me een klap in mijn gezicht.
Mijn wang kleurt rood. De tranen stromen over mijn wangen.
'Niet opgeven. Niet opgeven. Ik kan het niet! Niet opgeven. Niet opgeven!' Fluister ik tegen mezelf. 'Bram... doe me geen pijn. Ik doe álles.'
'Je bent te laat Zoë.'
Ik moet mijn best doen om niet weer als een pudding in elkaar te zakken en te huilen. Ik haal diep adem en breng mijn knie omhoog. Bram klapt dubbel als mijn knie zijn kruis raakt. Zijn greep verslapt en ik ontsnap.
'Je kan nergens heen!' Weet Bram met moeite uit te brengen.
'Maar ik ga in ieder geval niet dood. Liever voor eeuwig vluchten dan door jou om het leven gebracht worden!' Ik spuug de woorden uit. 'Waarom laat je me niet gewoon met rust?'
'Oh hou je mond.' Snauwt Bram die zich hersteld heeft. Hij loopt langzaam op me af. Ik loop langzaam achteruit. Ik kijk over mijn schouder. Nog 5...4....3...2 stappen tot ik in de diepte val. Ik stop met lopen en kijk Bram zo zelfverzekerd mogelijk aan.
'Je zit als een rat in de val.' Zegt Bram hatelijk. 'Ik ga mijn levenswerk niet verpesten door een of ander stom meisje.'
'Waarom laat je me niet gewoon met rust!' Roep ik.
Bram stormt op me af en pakt me ruw vast. 'Hou je fucking bek.' Hij duwt me en ik zet een stap naar achteren. De wind blaast in mijn rug.
'Zo gaan we dit niet doen jongetje.' Ik spring naar voren, en val samen met hem op de grond. Mijn hoofd klapt pijnlijk op de grond. Ik voel met mijn hand op de gloeiende plek, mijn vingers zijn rood van het bloed.
Bram is al omhoog gekrabbeld. 'Dit heeft lang genoeg geduurd.'
'Nee!' Ik schop tegen zijn knie en spring omhoog.
Bram vloekt. In zijn onbewaakte moment spring ik omhoog en geef ik hem hardhandig een duw. Bram valt en valt met zijn rug op de dakrand. Hij weet zich nog net vast te houden en trekt zich op. Ik kruip naar achteren.
'Nu heb ik geen genade meer Zoë. Jij gaat dit niet verknallen.'
Ik kruip steeds meer naar achteren. 'Laat me met rust. Alsjeblieft.'
'Nee. Ik haat jou nu.' Hij pakt mijn arm en trekt me omhoog.
Ik kijk hem smekend aan. 'Je gaat me nu niet vermoorden he?'
Bram duwt me van het dak. Ik gil en klamp me aan hem vast. 'No way!'
Bram tuimelt met me mee. Ik pak het dak. Bram pakt het dak. Ik probeer omhoog te komen, maar Bram schopt me. Ik schop terug.
'There are hanging people over there!' Hoor ik paniekerige stemmen onder me roepen. 'Hold on there! There is help on their way!'
'Nee.' Bram hangt nog maar aan één arm en knijpt in de mijne. Ik gil en met een oerkracht duw ik hem van me af en klim ik op het dak. Bram kijkt me aan. Zijn hoofd is rood aangelopen. 'Help me.' Piept hij.
Ik blijf hijgend zitten. 'Nee.' Zeg ik dan zacht. 'Nee, je wilde mij ook niet helpen.'
Bram kijkt me ongelovig aan.
'Je wil me pijn doen.' Fluister ik. 'Nee, Bram. Nee, ik trap er niet in.'
Bram doet weer een poging om het dak op te klimmen.
'Ik beloof dat ik je niks meer aandoe.' Smeekt Bram. 'Je vermoord me.'
Die gedachte doet te veel pijn. Ik steek mijn hand uit. 'Oké dan.'
Bram pakt mijn hand vast en laat de dakrand los. Ik verlies bijna mijn evenwicht. 'Doe zelf ook je best!' Snauw ik. 'Je bent te zwaar.'
Bram lacht. 'Ik neem je mee naar beneden.' Hij laat zich met zijn hele gewicht aan mijn arm hangen.
Ik laat los. Zijn hand knijpt verkrampt in de mijne. 'Laat me los Bram!'
'Help me!'
'Nee! Ik ga vallen!'
'Dat is de bedoeling! Zo help je me!'
'Nee!' Ik ruk me los. Bram valt. Ik krijg tranen in mijn ogen van de stress en paniek. Ik begin te huilen en vouw mezelf op op dat ene dak in New York.
Het duurt zeker een uur voor de politie en brandweer me komen redden. Laure Wenen heeft ze ingelicht. En zij is ingelicht over Brams dood.
Ik wil alleen maar huilen. Ik heb Bram zien liggen. Dat had is kunnen zijn.

'Zoë?'
'Ja?'
'Zoë, Brams dood is niet jouw schuld. Hij...'
'Hij heeft het verdiend.' Vul ik in.
'Nou... ja.'
Ik geef Sofie een knuffel. 'Ik weet het. Ik hou van je.'
'Je leeft Zoë.'
'Ik leef.' De woorden dringen nauwelijks tot me door.
'Je leeft.' Sofie beging door haar tranen heen te lachen.
Ik omhels Sofie. Ik huil en lach te gelijk. 'Ik leef.'

Ik had effe zin om weer iets te doen, maar ik denk dat dit wel echt het laatste is. Dankjewel voor het lezen!
Xx❤️

Leave it (Nederlands/Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu