Boek 2, hoofdstuk 9 - De grot

111 5 0
                                    

'Alles wat ik zei is waar.' zegt Flinn. 'Hou op.' zegt ze. 'Elena we gaan.' 'Ik ga hier nog niet weg.' zeg ik meteen. Voordat Sophie kan tegen stribbelen stuur ik haar met mijn sturing naar de overkant van de rivier. Zodat haar niks kan overkomen stuur ik met water een paar glazen wanden om haar heen. 'Elena dit kan je niet maken!' roept ze. Ik negeer haar en focus me op Flinn. 'Waar is ze?' vraag ik dreigend. 'Zoek en gij zult vinden.' zegt hij enkel. Hij zwiept zijn hand omhoog en is dan verdwenen in de grond onder hem. 'Wat krijgen we nou?' zucht ik. Ik kijk om me heen. Dan slaat het tot me door. Tranen van woede borrelen zich in me op. 'Verdomme!' gil ik uit. Ik weet dat ik niet mag vloeken met deze woorden maar dat kan me niks schelen. Ik kom elke keer een stap vooruit die me dan meteen weer drie stappen naar achteren brengt. Tranen stomen over mijn wangen en ik zak op mijn knieën op de grond. 'Elena laat me eruit!' Ik negeer het gegil van Sophie. De woorden dringen simpel weg niet tot me door. Ik sla mijn vuisten op de grond en gil. Een wave van aarde rimpelt zicht bij me vandaan. Het zorgt ervoor dat de wanden om Sophie heen breekt. Tranen vloeien als golven over mijn wangen. Wat heeft hij met mijn moeder gedaan? Waar is ze? Ik moet hem zoeken. Ik heb niet veel keus. Met tranen in mijn ogen sta ik op. Net wanneer ik een stap wil zetten pakt Sophie mijn onderarm vast. Ze draait me om en slaat meteen haar armen om meteen. 'Wat heeft hij je gedaan?' snik ik. 'Helemaal niks.' zegt Sophie sussend. 'Ik moet hem vinden. Hij heeft mijn moeder!' Ik ruk me los en wil gelijk wegrennen. 'En dan. We weten helemaal niks. Misschien heeft hij je moeder wel heel ergens anders.' zegt Sophie. 'We vinden een oplossing.' zegt ze er achter aan. Ik zucht. Laat ik dit keer verstandig zijn. Laat ik dit keer niet roekeloos door het bos rennen. Laat ik dit keer een plan maken. De drang om alsnog het bos in te rennen is groot. 'Prima.' Snauw ik. Ik draai me om en loop zonder iets te zeggen naar de rivier toe. Geen idee hoelang mijn weg naar hier is geweest maar het begint al donker te worden. 'Ben je lopend?' vraagt Sophie. 'Ja.' antwoord ik kort af. Ik ben geïrriteerd door het feit dat Flinn zo maar weg is gekomen. 'Wat deed je met hem?' vraag ik dan. Ik zet mijn voet op het water en de oppervlakte ervan bevriest. Bij elke stap die ik zet bevriest een gedeelte. Zo loop ik naar de overkant. 'Ik zat hier en hij kwam langs lopen. Ik heb hem gewoon niet herkent.' zegt ze. Ik kan Sophie haar stem niet helemaal pijlen. 'Hm.' mompel ik. Even is het stil. 'Jullie hadden het wel erg gezellig.' zeg ik dan na een poosje. Sophie is stil. 'Ja klopt.' zeg ze dan zachtjes. Ik knik en zet mijn voet even later weer op het gras. 'Waar is je paard?' vraag ik. 'Ik was toch maar gaan lopen.' antwoord Sophie. Fijn. Ik ben nog steeds boos en het liefste ben ik nu niet in de buurt van Sophie. Veel keus heb ik niet. Zwijgend lopen we achter elkaar aan door het bos.

'We zijn duidelijk verdwaalt.' Zegt Sophie. We zijn al een behoorlijke tijd aan het rondlopen en we hebben nog geen een keer het kasteel gezien. 'Zijn we niet.' Zeg ik tegen haar. Ik weet donders goed dat we zijn verdwaald. Maar alleen omdat ik voorop loop en leidt, wil ik dat niet toe geven. 'Jawel zijn we wel. Kan je niet met je sturing de weg terug vinden?' vraagt Sophie dan. 'Ik kan ook dingen zonder mijn sturingen!' snauw ik naar haar. 'Oké genoeg. Je doet de hele al boos tegen me. Hoe vaak wil je nog dat ik sorry zeg?' brand Sophie los. 'Dat is het niet?' probeer ik te zeggen. 'Dat is het denk ik wel. Ik heb eindelijk iemand ontmoet en je valt hem gelijk aan. Ik heb aan niks kunnen zien dat het je andere wederhelft is. Ik heb al gezegd dat het mij speed. Wat wil je nog meer dat ik doe?' ratelt Sophie door. 'Ik wil hem achterna, ja! Ik wil mijn moeder terug halen. Het duurt al veel te lang.' zeg ik dan. Met mijn handen tot vuisten probeer ik mezelf rustig te houden. 'En dan wat? We hebben geen idee wat er zal gebeuren. Je hebt je krachten niet eens onder de knie.' zeg Sophie. Ik zucht al mijn woede weg. Sophie heeft gelijk. Mijn krachten zijn niks. Ik heb lucht en water wel een beetje onder de knie maar de andere twee helemaal niet. Ik zak op de grond en leun tegen een boom aan. 'Ik mis haar gewoon zo erg. Ik moet haar terug halen. We zijn allemaal niks zonder haar.' zeg ik dan. 'Ik mis haar ook hoor. Natuurlijk moet de koningin zo snel mogelijk terug komen. En dat gaat zeker ook gebeuren. We kunnen het risico alleen niet lopen dat de kroonprinses ook gevaar loopt.' Sophie gaat tegen over me zitten. Het is inmiddels al zo donker dat ik haar bijna niet meer kan zien. Het is een wonder dat we überhaupt door het bos hebben kunnen lopen zonder botsing. 'We hoeven alleen de locatie te vinden. En we moeten nog gaan trainen.' grinnikt ze. Ik knik. Ik kan niet heel veel doen als ik niet weet waar mijn moeder is. Het voelt allemaal net als een puzzel. Elke dag krijgen we meer stukjes maar het totaal beeld ik helemaal niks. 'Zal ik kijken of ik wat licht kan maken?' zeg ik dan. 'Graag.' hoor ik Sophie opgelucht zuchten. Ik steek mijn hand op en focus me op warmte. Ik heb geen idee wat ik moet doen om vuur te maken. De vorige keer werd ik boos, maar ik kan mijn elementen niet laten afgangen van boze emoties. Ik besluit om me te focussen op Evan. Hij is een lichtpunt in mijn leven. In mijn hoofd spelen alle kleine momentjes van ons zich af. Met name vannacht. De gedachte daar aan maakt mijn wangen rood en warm en het brengt de vlindertuin in mijn buik weer tot leven. Elke gedachte aan Evan zijn aanrakingen laat me lachen en het wakker het vuur aan. Mijn hand begint te tintelen en niet veel later voel in een zachte warmte tegen mijn hand aan tintelen. 'Doet dat pijn?' vraagt Sophie. 'Nee?' antwoord ik. Ik bekijk de vlam in mijn hand. Het zweeft net iets boven mijn hand. Ik wiebel mijn hand even heen en weer en het vlammetje beweegt op hetzelfde tempo mee. 'Gaaf.' mompelt Sophie. Ik heb helemaal nog geen idee dat het vlammetje in mijn hand de omgeving heeft verlicht. Ik kijk even om me heen en zie een pad aan mijn rechter kant. 'Soof...' zeg ik zacht. Het bekende pad met de bomen van de tekening is te zien. 'Wat...' Sophie stopt haar zin. Blijkbaar omdat ze mijn kant op kijkt. Ik sta zonder iets te zeggen op en loop met mijn vlam het pad op. We zijn stil tijdens het lopen. Ik voel zenuwen. Ik heb niet de indruk dat dit hetzelfde pad is als een tijdje geleden. Het is anders. Aan het einde van het pad lijkt ons iets tegen te houden. Ik herken het uit duizenden. Dit is het. Uit enthousiasme loop ik sneller. 'Elena wacht op mij, ik kan niks zien.' Zegt Sophie zacht. Geen idee waarom ze fluistert maar het is niet raar. Ik hoor een plof en draai me meteen om. Sophie ligt op de grond. Ze is gestruikeld over een boomstronk waar ik zonder moeite overheen ben gelopen. Ik barst in lachen uit waardoor de vlam weg gaat. Ik kan niet meer stoppen met lachen. Mat mijn handen om mijn luik geslagen lach ik naar Sophie. 'Ja, stop maar.' zegt ze. 'Ik zei toch dat ik niks kon zien.' Moppert ze er achteraan. Uiteindelijk weet ik te stoppen met lachen en de vlam weer terug te brengen in mijn hand. Nu pas klautert Sophie om hoog. 'Dank je.' moppert ze. Ik draai me weer terug en loop door.

Niet lang daarna bots ik tegen iets aan. Het is niet de rots die voor me staat. Het is het krachtveld dat mij ook al tegen hield in mijn visioenen. Ik leg mijn handen er tegen aan en duw. Hoe hard ik ook duw, er komt geen beweging in. Sophie komt naast me staan. 'Wat ben je aan het doen?' vraagt ze dan. 'Ik kan er niet langs.' zeg ik. 'Raar.' Sophie legt haar hand op de wand, ook zij kan er niet door. 'Het voelt net als ijs.' zegt ze zacht. Ik open mijn ogen en zeg Sophie dat ze naar achter moet. Ik Focus me op het vuur in mijn handen. Zodra ik mijn handen voel tintelen weet ik dat ik vuur heb gemaakt. Ik richt het op de wand en wacht tot ik het zie smelten. Dat gebeurt niet. Ik probeer het harder en harder en mijn kracht wordt meer en meer. Ik word moe en neem even een korte pauze. Meteen vuur ik opnieuw een hoop warmte af naar de wand. Ik raak gefrustreerd. Ik doe het toch goed? Ik voel de controle weg glijden. De witte waas verschijnt voor mijn ogen en ik zie niet meer wat ik doe. Ik merk dat ik mijn krachten gebruik en ik hoor Sophie op de achtergrond gillen. Ik kan even niks veranderen. Ik moet mijn moeder uit dat hol hier halen. Ik voel beweging in de want en ik weet dat ik even moet doorzetten. Na een tijdje breekt het ijs. Zo snel als het ijs breekt verdwijnt de witte waas en ben ik weer afgekoeld. Ik kijk even om me heen en het ijs dwarrelt als sneeuw om me heen.

'Wat was dat?' vraagtSophie. 'Wat was wat?' vraag ik terug. 'Je stuurde alle elemententegelijkertijd en je had de bekende witte gloed om je heen.' begint ze. 'Jehebt nog nooit alle elementen tegelijk gebruikt omdat je ze nog niet beheerst.'vervolgt ze. 'Ik heb geen idee.' zucht ik. Nog meer vragen om op het lijstjemet vragen te schrijven. Waarom komt er elke dag een nieuw iets bij waarvan ikniks begrijp. 'Oké dit doen we later wel. We gaan je moeder zoeken.' Ik knik enloop door. Het krachtveld is weg. We lopen meteen door naar de opening, diemoeilijk te vinden is. 'Waar is dat...' 'Shhtt...' sis ik naar Sophie. 'Oké...'fluistert ze terug. Na een paar seconde vinden we de ingang. Het lijkt enorm.Van de buitenkant lijkt klein, maar nu we eenmaal binnen zijn is hetgigantisch. 'Waar moeten we heen?' vraagt Sophie. Ik negeer haar en loop eenwillekeurige richting op. We lopen eerst een soort gangetje door waarna weterecht komen in een gigantische hal. Fakkels aan de muren verlichten deruimte. 'Wow.' mompelt Sophie. In de verte hoor ik wat zacht gebonk. Degedachte van mijn moeder schiet meteen door mijn hoofd. 'Moeder?' zeg ikvragend. Mijn ogen negeren de schoonheid van de grot. Ik speur alles af. 'Volgmij.' zeg ik tegen Sophie. Sophie was duidelijk afgeleid door de schoonheid vande grot. Ik volg een van de gangetjes, puur op gevoel. Het gebonk wordt steedsiets luider. Niet dat ik het zo goed kan horen. Niet veel later klinkt het netof het gebonk naast me is. Het gangetje wat Sophie en ik net hebben doorlopenis niet heel lang. Misschien iets van zeven meter. Ik loop het muurtje voor bijen kijk onderzoekend om me heen. Meteen zien mijn ogen een grote ijswand.Achter het ijs is een vrouwelijk silhouetten te zien. Ik herken haar meteen.'Moeder.' Mompel ik. Meteen ren ik naar het ijs toe. Ik kan mijn moeder vrijduidelijk zien. Ik zie dat haar jurk vies is. Het is dezelfde dag als van mijnkroning. 'Gaat het goed? Ben je oké?' vraag ik haar gehaast. Tranen vormen zichin mijn ogen maar ik verbied het ze om de vrijheid te nemen. Ik zie mijnmoeders lippen beginnen maar haar stem hoor ik niet. 'Wat? Ik... Ik hoor jeniet?' Zeg ik automatisch iets harder. In de hal waar we vandaan komen hoor ikgeluid vandaan komen. 'Elena we moeten gaan.' 'Ik ga niet zonder mijn moeder.'sis ik zacht. 'We moeten nu gaan! Of we komen hier niet meer uit!' Sist Sophieterug. Ze heeft gelijk. Maar elke keer dat ik zo dicht bij mijn moeder raak,doet het pijn om elke keer weer weg te moeten gaan. Ik sta op en slik. 'Ik komterug moeder, dat beloof ik.' Zeg ik nog snel voordat Sophie me mee trektrichting de uitgang.'

Just A Queen | Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu