Boek 2, hoofdstuk 10 - 'Het spijt me.'

111 6 0
                                    

We zijn een paar dagen verder. Het heeft niet zo veel zin om de afgelopen dagen uitgebreid te vertellen. Nadat Sophie en ik terug in het kasteel kwamen ben ik meteen naar bed gegaan. Ik heb Evan die avond niet meer gezien. De dag erna hebben Soof en ik hem natuurlijk meer verteld. Nou eigenlijk heeft Sophie alles verteld. Ik weet nog hoe dat gesprek plaats vond. We waren op mijn kamer en ik zat op mijn erker tegen het raam aan. Sophie vertelde alles aan Evan, tot in de details. Ik heb niks gezegd. Ik heb alleen boos het raam uit zitten staren. Vervolgens heb ik in de tuin getraind. Ik heb letterlijk getraind tot ik er bij neer viel. Drie dagen heb ik niks anders gedaan dan getraind. Ik heb al mijn woede gebruikt, al mijn energie, al mijn tranen en al mijn pijn. Ik was zo boos op mezelf. Dat ik die grot ben uit gelopen zonder ook maar een poging te wagen om mijn moeder met me mee te nemen. Sophie en Evan hebben toe gekeken hoe ik mezelf heb lopen uit putten. Ik had gehoopt dat het trainen me beter zou laten voelen. Dat ikke woede, pijn en verdriet niet meer zou voelen. Maar helaas. Ze zijn er nog steeds. Ik voel me schuldig en ik ben teleurgesteld in mezelf. Al heb ik de afgelopen dagen aan niemand mijn pijn of tranen laten zien, weet ik dat iedereen het aan me merkt. Ik weet hoe Evan en Sophie van binnen in het kasteel naar me kijken als ik train. Ze boden hulp aan om samen te tranen, maar dat aanbod heb ik afgeslagen. Sinds dien voel ik hun bezorgde blik overal op me branden. Evan en Sophie heb ik de afgelopen dagen dus van me afgeduwd. Ze kunnen toch niks doen. Ze hebben wel tegen me geprobeerd te praten, maar dat had niet veel zin. Meestal probeerde ik ze te ontlopen door te eten, slapen of meer trainen. Slapen deed ik trouwens ook niet heel goed. Elke keer als ik mijn ogen dicht deed zag ik mijn moeder achter het ijs zitten. De gedachte dat ik niks heb gedaan maakt me kapot. Elke keer als die gedachte door mijn hoofd schiet, borrelt de woede weer op en word de drang om met elementen te gooien groter. Dankzij al het trainen heb ik mijn krachten steeds beter onder controle. Ook mijn banden naar de Goden zijn verbeterd. Ik heb alleen geen idee hoe ik door de ijzige wand ben gekomen van een paar dagen geleden.

Momenteel lig ik op bed. Ik ben moe. Ik ben eigenlijk veel te moe om iets te doen. Ik vond op met een leeg gevoel. Als of mijn boosheid is geblokkeerd. Aan gezien trainen toch niet gaat lukken vandaan, neem ik de tijd om even na te denken. Ik heb de afgelopen dagen alles weg gestopt. Zo ook het eenzame gevoel wat ik voel. Ik mis mijn vrienden en ik mis Evan. Ik heb me stom gedragen. Op het moment zelf boeide het me niet. Ik moest trainen om mijn moeder te redden. Ik voel me eigenlijk geen stap verder. Ik heb geen plan. Ik heb alleen getraind. Ik voel me slecht. Ik ben even klaar met trainen. Ik mis mijn vrienden. Precies op dat moment komt Evan binnen. Ik leun meteen op mijn ellebogen en kijk op. 'Alles oké?' vraagt hij als hij de deur achter zich sluit. Ik knik en ga recht op zitten Evan loopt naar me toe. Ik kruip naar het einde van het bed en wil op staan. Zodra ik recht op sta voel ik het ontbijt omhoog komen. Voor ik het weet ligt het op de grond. Evan staan binnen twee seconde naast me en hij pakt mijn haar vast. 'Het gaat dus duidelijk niet goed met je.' concludeert Evan. Ik veeg mijn mond af en ga recht op staan. In een klap voel ik me slecht en misselijk. 'Waarom ga je vandaag niet even rustig liggen?' vraagt Evan. Ik zeg niks. Ik schaam me. Met Evans begeleiding schuifel ik terug naar mijn bed. 'Je hebt gewoon te veel getraind.' zucht Evan. Ik knik zacht en ga liggen. 'Het spijt me.' zeg ik zacht. 'Het is al goed.' 'Nee dat is het niet. Ik sloot jullie buiten.' Zeg ik iets luider. 'Je wilt gewoon graag je moeder vinden,' zegt Evan, 'En we hebben niet gewoon stil gezeten. We hebben een plan gemaakt.' zegt Evan. Ik ben ergens wel blij om te horen dat ze gewerkt hebben. Aan de andere kant vind ik het jammer dat ik niet mee kon helpen. 'Vertel me jullie plan.' zeg ik dan.

Zodra Evan bij mij op bed kruipt, ga ik tegen hem aan liggen. 'Nou het is niet zo'n gedetailleerd plan. Sophie, jij en ik gaan naar binnen toe, terwijl de wachters buiten wachten. Zij verdedigen ons van de buitenkant. Zodra wij binnen zijn zoeken we je moeder op. We hebben jou nodig voor het ijs en andere verdedigingen.' Aandachtig luister ik naar Evan. Ik voel hoe mijn buik aan het rommelen is. Ik leg mijn hand er op in de hoop het iets te kalmeren. Als mijn hand contact maakt met mijn buik schiet er een witte waas voor mijn ogen. Het beeld wat ik vervolgens zie is donker. Ik kan niks zien. Ik hoor een klein hartje, heel snel kloppen ergens in de verte. Meer zie of hoor ik niet. Is het mijn moeder? Na een kleine duw tegen mijn schouder verdwijnt het beeld en word ik weer terug in de realiteit gebracht. 'Gaat het?' vraagt Evan. Ik knik en vraag of hij verder wil gaan met zijn verhaal. 'Mocht Flinn vanaf buiten naar de binnen willen gaan dan staan de wachters daar om hem op te wachten. Zij houden Flinn met zo lang bezig zodat wij met je moeder naar buiten kunnen gaan. Mocht Flinn binnen zijn dan moeten we helaas wel een gevecht aan gaan. Ik denk namelijk niet dat Flinn ons met een vriendelijke glimlach laat gaan.' Evan grinnikt even. Ik lacht met hem mee. Niet dat ik er met mijn gedachte bij ben. Gelukkig heeft Evan het niet door. 'Wanneer willen we mijn moeder gaan halen.' vraag ik dan. 'Zodra jij je beter voelt.' zegt hij. Ik haat dat soort antwoorden. Ik wil mijn moeder halen kosten wat het kost. Als ik mij verschrikkelijk voelt dan zou ik nog steeds gaan. Ik zou alles doen voor mijn moeder. Zij is de enigste die er altijd voor mij is geweest. Ze heeft nooit haar rug tegen me gekeerd of mij pijn gedaan zoals vader dat heeft gedaan. Moeder is degene die het toe stond dat ik ging paardrijden. Zij is degene die met mij heeft gespeeld tot dat ik in slaap viel. Ik heb zo veel herinneringen van mij en mijn moeder. Ondanks dat ze altijd aan mijn vaders zijde heeft gestaan en met hem mee moest, is ze er wel voor mij geweest wanneer ze thuis was en geen verplichtingen had. Zoiets heeft vader nog nooit gedaan. Als ik denk aan hoe mijn jeugd was dan zie ik alleen mij en mijn moeder. Vader heeft nooit getoond dat hij trots op mij was. Ik heb nooit met trots naast hem gestaan. Al die dingen van vroegen zorgen ervoor dat ik nu geen band heb met mijn vader. Die zal er hoogst waarschijnlijk ook niet meer komen. Dat dat zo is heb ik inmiddels al wel geaccepteerd. De dingen die mijn vader me niet heeft gegeven kreeg ik van mijn moeder. Mijn moeder gaf me zo veel aandacht en vrijheid als dat mogelijk was. Daarom is mijn moeder het meest belangrijke in mijn leven.

Een zachte duim wrijft over mijn wang. 'Waarom huil je.' Vragend kijk ik Evan aan. Ik had niet eens door dat ik aan het huilen was. 'Ik dacht aan mijn ouders en aan de tijden vroeger.' leg ik kort uit. Ik heb niet de behoefte om er over te praten. 'Er is veel veranderd.' Zeg ik in een poging het onderwerp af te sluiten. 'Bedoel je dat op een positieve manier?' 'Tuurlijk!' grinnik ik. Ik draai me naar Evan toe en druk een kus op zijn mond. 'Waar is Sophie? Is ze boos op mij?' vraag ik aan Evan. 'Boos waarop?' 'Mijn gedrag van de afgelopen dagen.' zeg ik dan. 'Ik denk dat ze het wel begrijpt. Sophie wilde je net als ik alleen maar helpen.' legt Evan uit. Ik knik en kruip over hem heen het bed af. 'Voel je je iets beter?' vraagt Evan als hij zijn benen over de rand van het bed laat bungelen. Ik knik. Het misselijke gevoel is verdwenen en ik voel me eigenlijk best wel goed. Het misselijke gevoel is verdwenen net zoals mijn woede. Ik voel me rustig en opgelucht. Nu ik weet dat Evan en Sophie mee denken aan het redden van mijn moeder voel ik me rustiger. Natuurlijk dachten ze altijd wel mee maar nu ze een plan hebben gemaakt zonder mij voelt dat alleen maar als een bevestiging. 'Kom.' zegt Evan dan. Hij staat op pakt mijn hand vast en begeleid me mijn kamer uit. De vertrouwde tintelingen bij het oude gebaar schiet door me heen. 'Dat heb je lang niet meer gedaan.' mompel ik. Ik hoor Evan grinniken maar een reactie verder geeft hij niet.

Voor de kamer van Sophie komen we tot stilstand. Evan klopt en opent meteen de deur. Zodra Sophie mij ziet staat ze op en loopt ze naar me toe. 'Hoe voel je je?' vraagt ze meteen als ze haar armen om me heen slaat. 'Opgelucht.' zucht ik dan. Al dat trainen heeft stiekem toch ergens wel nut gehad. Sophie laat me los en kijkt me lachend aan. Hoe kan ze nou zo lachen terwijl ik zo stom heb gedaan? 'Het spijt me.' Zeg ik dan. 'Is al goed. Ik snap je boosheid echt wel, ik had hetzelfde gedaan!' legt ze kort uit, 'Ik ben allang blij dat je weer tot zinnen bent gekomen.' Ik lach klein waarna ik eigenlijk niet zo goed weet wat ik moet doen. 'Heeft Evan je het plan verteld?' Vraagt ze dan. Ik knik. 'Ik vind het een goed plan. Ik denk ook niet dat er echt een andere oplossing is. En eigenlijk zitten we nog met een probleem.' Nu er twee paar ogen mijn richting op kijken, heb ik het gevoel dat ik een bom heb los gelaten. 'Hoezo?' vraagt Evan als ik even stil blijf. 'Nou stel we kanen weg zonder in contact te komen met Flinn. Wie weet wat hij daarna gaat doen. Hij kan een van jullie mee nemen, of Evana verwoesten.' leg ik uit. Sophie knippert even met haar ogen. Ik verbaas me zelf over dit feit. Ik heb hier echt nog geen een keer aan gedacht, daarom verbaast het me ook zo erg. 'Daar hebben we eerlijk gezegd niet aan gedacht...' mompelt Evan. 'Als ik hem onder ogen kom kan ik geen gevecht aan gaan en hem vervolgens vrolijk verder laten gaan. Hij is gevaarlijk.' Ik weet niet wat ik moet doen. Ik kan niet iemand leven afnemen. Dat is niet menselijk. 'Elena heeft gelijk. Flinn moet gestopt worden.' zegt Sophie. Haar blik is duister. Mijn voorgevoel zegt me dat Sophie haar woorden niet positief zijn bedoeld. Ik werp even een korte blik naar Evan en hij kijk Sophie onderzoekend aan. 'We laten Elena niemand vermoorden.' Dat stelt me ergens wel gerust. 'Heb jij een andere optie?' vraagt Sophie. 'Moord is sowieso geen oplossing' 'En het geduldig afwachten wel?' 'Jongens.' probeer ik er tussen te komen. Ik word compleet genegeerd. 'Ik zeg toch niet dat we gaan afwachten?' Hier gaan we weer. Ik was even vergeten hoe goed Sophie en Evan kunnen ruziën. 'Oh en sinds wanneer neem jij de beslissingen?' 'Ik neem helemaal geen beslissingen.' 'Mooi zo, jij hebt namelijk ook helemaal geen leidinggevende rol.' 'Oh en jij wel dan?' Kaatst Evan terug. 'Ik gedraag me er ten miste niet naar.' Genoeg. Mijn ogen lichten op en met een hand beweging vliegt eer een windvlaag tussen Sophie en Evan die de twee van elkaar scheidt. De een tegen de ene muur aan geduwd en de ander aan de andere muur. 

Just A Queen | Boek 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu