DEEL 48: ...

14 3 0
                                    

P.o.v.: Zita

"Erik?" vraag ik. Hij knikt en legt zijn vinger op zijn lippen. Ik knik en hij gaat fluisterend verder. "Empire zoekt je. Blijf alsjeblieft hier, in Entropia." zegt Erik zachtjes. Ik knik. "Ik kan hier niet lang meer blijven maar zorg dat je je krachten onder controle krijgt, dan zul je ze beter kunnen gebruiken." zegt Erik. "Ik zal mijn best doen Erik." zeg ik waarna we afscheid van elkaar nemen. Het is inmiddels weer rustig in Entropia en ik zit weer alleen in de cel. Elke dag verloopt hetzelfde behalve op de donderdag, dan mag ik even uit de cel en krijg ik de kans om even met mijn krachten te oefenen. Helaas zijn er dan wel constant goden in de buurt dus veel kan ik dan niet doen. Na een paar uur moet ik weer terug naar mijn cel. Zo gaat het week in week uit hetzelfde.

Een half jaar later.

P.o.v.: Mike

Ik kijk om me heen. Overal liggen doden en de overlevenden zijn omsingeld. "Laat jullie wapens vallen." zegt koning David. Ik stop mijn zwaard terug in de schede en gooi die voor me op de grond. "Allemaal!" roept hij. Ik kijk om me heen en ik zie dat ze niet van plan zijn om dat te doen. 'Denken ze nou echt dat je met z'n drieën kans maakt tegen 20 soldaten.' Ik zucht. "We geven ons over." zeg ik dan. Mijn twee mede soldaten kijken mij verbaast aan. "NOOIT!!" schreeuwen ze. Ik kijk naar hen en zie hoe ze de dichtstbijzijnde soldaten aanvallen. Ze weten er uiteindelijk twee te doden waarna ze zelf ook vermoord worden. Dan wordt ik van achteren vastgepakt en worden mijn handen achter mijn rug vastgebonden. "Meelopen." zegt een Entropiaanse soldaat. Gedwongen wordt ik meegenomen naar de kerkers van Entropia. "Dus jij moet een echte Jenavaan zijn." zegt koning David spottend. Ik kijk hem pissig aan maar zeg verder niks. "Ik dacht dat een Jenavaan zich niet zomaar overgeeft." zegt hij weer op een spottende en neerbuigende toon. Ik klem mijn kaken opeen terwijl ze me in een cel gooien. Ze maken de touwen om mijn polsen los en doen de celdeur op slot. "Veel plezier met hier weg te rotten zandrat." zei een bewaker die was meegekomen. Ik zuchtte en liep, zodra de bewakers weg waren, naar de tralies. 'Ik ga hier nooit weg komen, en koning Cemal weet niet waar ik ben.' Ik zucht gefrustreerd. "Hey, wie ben jij?" Vraagt een lieve en zachte stem. Ik kijk op en zie een meisje bij de tralies staan in de cel tegenover mij. "Ik ben Mike." zeg ik terwijl ik haar onderzoekend aankijk. 'Ik ken haar ergens van, alsof ik haar eerder heb gezien.' "Ik heet ... Luna." zegt ze met een lichte twijfel in haar stem. "Waar kom je eigenlijk vandaan?" vraagt ze dan. "Uit Jenava, ik ben een soldaat van de koninklijke wacht." antwoord ik op haar vraag. "Waar kom jij vandaan?" vraag ik dan ook aan haar. "I-ik..." begon ze stotterend. "Je hoeft het niet te zeggen als je dat niet wilt hoor." Zeg ik zodat ze zich niet gedwongen voelt om het te zeggen. Ze knikt en zucht opgelucht. "Het klinkt misschien raar maar..." begin ik twijfelend en ze gebaart dat ik door moet gaan. Ik knik en praat verder. "Ik ken je ergens van, alsof ik je eerder heb gezien." "Dat zou best kunnen." zegt ze als ze naar de grond kijkt. "Ik ga nog even slapen." zegt ze waarna ze zich omdraait en ergens achterin haar cel in een hoekje gaat liggen. Ik ga ook ik een hoekje zitten en na een tijdje dommel ik ook in slaap.


Weer een deeltje. Gelukkig heb ik na een kleine tijdsprong weer ideeën. Alleen krijg ik nu van school weer veel toetsen. Maar als ik tijd heb zal ik schrijven. 

De reis door The Kingdom Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu