DEEL 53: De stad in

12 3 0
                                    

P.o.v.: Zita

Na het bezoek van Mike en mijn vader komt er een dokter om een paar testjes bij me te doen. 'Hoeveel vingers steek ik op?' vraagt ze terwijl ze een paar vingers laat zien. 'Vier.' antwoord ik ze knikt en voelt dan voorzichtig met haar vingers aan mijn slaap. 'Over een paar dagen mogen de hechtingen eruit.' zegt ze, waarna ik er voorzichtig aan voel. Dan voelt ze ook nog aan mijn ribben, wat nog best zeer doet. 'Zal ik er anders een strak verband om doen? Dan geneest het sneller.' vraagt ze en ik knik. De daarop komende minuten zijn nogal pijnlijk, maar als het verband er dan eindelijk om zit voelt het een stuk beter aan. Ondanks dat ik amper kan ademen.

Die dagen kruipen voorbij, maar als de hechtingen er dan eindelijk uit worden gehaald ben ik best blij. Het verband om mijn ribben moet nog een tijdje langer blijven zitten. Van de dokter moet ik nog zeker een week in het ziekenhuis blijven, maar ik ben het nu al beu. Als de dokter weg is ga ik voorzichtig staan. Wankelend loop ik de eerste stappen naar het raam. Ik leun op de vensterbank en kijk naar buiten. Ik heb uitzicht op een groot plein waar veel mensen rondlopen. Ik kijk even zoekend om me heen en zie gelukkig al snel wat ik zocht. In een hoek op een kist ligt een een licht met donkergrijze mantel. Ik loop naar de kist, wat nu gelukkig al een stuk beter gaat dan eerst. Ik pak mijn mantel en doe die om, daarna open ik de kist, waar tot mijn verbazing mijn wapens in liggen. Ik pak ze en gesp de riem om. Rustig loop ik naar de deur die ik zachtjes open doe. Niemand te zien. Ik trek de kap van mijn mantel over mijn hoofd en loop door de gangen opzoek naar de uitgang. Als ik eindelijk de uitgang heb gevonden loop ik naar buiten en adem de frisse buitenlucht in, in hoeverre dat gaat als er een strak verband om je ribben heen zit. Maar goed, de uitgang van het ziekenhuis komt uit op het grote plein dat ik ook vanuit het ziekenhuis had gezien. Rustig loop ik het plein over naar een brede straat die er nogal belangrijk uitziet en waarschijnlijk naar de troonzaal leidt. Ik moet zeggen dat het nog best wel een eindje is. Dan wordt er ineens een hand op mijn schouder gelegd. 'Wie ben jij?' vraagt een niet bepaalt vriendelijk klinkende stem. Ik antwoord niet en blijf gewoon stil staan. Hij trekt de kap van mijn hoofd en draait mij ruw om. 'Wat doet een niet Jenavaans meisje hier nou in Jenava?' hij was even stil en keek me strak aan. 'Jij bent zeker een van die goudhaantjes die hier de boel lopen te bespieden.' zegt hij weer. Ik kijk hem aan 'Nee, toevallig niet.' kaats ik boos terug. 'O nee, wat ben je dan wel?' vraag hij met een spottende ondertoon. Ik hou mijn mond, ze hoeven nog niet te weten dat ik een Onbekende ben. 'Zie je wel.' zegt hij op een gemene toon. 'Waarom breng je haar niet gewoon naar Koning Cemal? Dan kan hij over haar beslissen. Hij zorgt er wel voor dat ze gaat praten.' zegt een andere soldaat. 'Prima idee.' antwoord de ander. Beide pakken ze mijn armen stevig vast. Het liefst zou ik mijn armen losrukken en wegrennen, omdat ik geen zin heb om mijn vader op deze manier weer te zien. Helaas gaat dat niet lukken door mijn ribben die nog niet helemaal geheeld zijn.

'Koning Cemal er zijn hier twee wachters met een gevangenen! Mogen zij de zaal betreden?' roept een van de koninklijke wachters. 'Laat ze maar verder.' wordt er door iemand geantwoord. Ze trekken me weer mee richtig de troon. Onder aan de trap blijven we staan. 'Wat hebben jullie gevonden.' zegt Cemal op een emotieloze toon. 'Koning Cemal, tijdens onze dienst kwamen we dit meisje tegen en het is duidelijk geen Jenavaan.' 'Breng haar naar voren.' zegt hij en de twee soldaten duwen me de trap zowat op. Als ik voor mijn vader sta kijk hij me verrast aan. 'Zita? Wat doe jij hier?' vraagt hij eerst verbaast en daarna boos. 'Je hoort nog in het ziekenhuis te zijn.' 'Sorry hoor, maar ik verveelde me kapot daar. Het gaat trouwens prima.' zeg ik ietswat kattig terug. Iedereen kijkt ons verbaast aan. 'Eh Cemal wie is dit?' vraagt de man die naast Cemal staat. 'Zita dit is mijn raadgever Dennis. Dennis dit is mijn dochter, Zita.' 'Je dochter? Ik dacht dat je alleen een zoon had.' zegt Dennis verbaasd. 'Ik heb je ook nooit over haar verteld, omdat ik dacht dat ze... dood was.' Rustig loop ik naar mijn vader toe. 'Haar karakter lijkt best wel op dat van jou Cemal.' zegt Dennis. 'Hoe bedoel je?' vraagt Cemal. 'Nou jullie hebben beiden een hekel aan het ziekenhuis.' Ik rol even met mijn ogen. 'Mag ik nu misschien eindelijk weten wie mijn broer is?' Mijn vader kijkt me lachend aan. 

De reis door The Kingdom Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu