8

2.8K 98 1
                                    

N A Y L A    A D A I R

"Je gaat mij verplaatsen? Naar waar?" vraag ik meteen. De Alfa trekt mij aan mij arm omhoog, waardoor er een pijnsteek door mijn lichaam gaat.

"Ik vroeg je wat," sis ik.

"En ik ben niet verplicht om te antwoorden," zegt hij, met op één geklemde kaken. Ik rol met mijn ogen en strompel met hem mee.

Zodra we bij de trap komen, die omhoog loopt, kijk ik onzeker. Met de pijn in mijn lichaam, ik weet niet of ik wel omhoog kan.

De Alfa zucht en begint alsnog met lopen. Met veel moeite loop ik achter hem aan, soms met vloekende woorden.

We komen boven aan, in de open lucht. Ik neem de frisse lucht in mij op en sluit voor kort mijn ogen. Echter kan ik maar kort genieten, want de Alfa loopt alweer stug door.

"Loop sneller," zegt hij met een zucht.

"Dat kan ik niet," murmel ik geïrriteerd. Kort gromt hij en trekt aan mijn arm, waardoor ik door mijn benen zak.

"Ik zei toch-"

"Ik heb pijn! Door heel mijn verdomde lichaam!" roep ik gefrustreerd uit. De Alfa zegt niets, hij kijkt mij alleen aan.

Ik schud mijn hoofd, sta op van de grond en loop moeizaam verder. De Alfa haalt mij in en loopt met zware stappen verder. Geïrriteerd volg ik hem maar, want ik weet toch niet waar ik naar toe moet.

Maar wacht, hij loopt voor mij, ik achter hem. Hij let nu niet bepaald veel op mij, dus wat nou als ik gewoon een andere kant op loop?

Langzaam begin ik te grijnzen en loop de andere kant op. Kort kijk ik achter mij en zie dat hij zelf nog doorloopt. Hij heeft dus niets door.

Ik probeer mijn pas te versnellen, waardoor de wonden op mijn lichaam weer pijn beginnen te doen. Het gevoel probeer ik te negeren en begin langzaam te rennen.

Energie, dat helpt met genezen. De wonden op mijn buik beginnen te genezen, ik voel het. De pijn trekt weg en ik kan mijn snelheid verhogen.

Ineens wordt ik rond mijn middel gegrepen en opgetild.

"Laat me los!" schreeuw ik en beweeg wild met mijn armen en benen.

"Nayla, kappen!" roept hij, op Alfa toon. Gelijk gehoorzaam ik.

Ondanks dat hij niet mijn Alfa is, het zit in je geheugen om te gehoorzamen zodra ze op die toon spreken.

De Alfa gooit mij over zijn schouder en begint weer met lopen.

"Hoe kan het dat je kon rennen, ik dacht dat je gewond was?" vraagt hij dan.

"Ik dacht ook dat ik gewond was," zeg ik sarcastisch.

De Alfa zucht en geeft mij een tik op mijn bil.

"Hey! Handen thuis!" roep ik boos. Ik zet mijn handen op zijn rug en duw mijzelf omhoog. Ondertussen voel ik heus zijn rugspieren aanspannen.

Ik zie dat we bijna bij het packhuis zijn, het is tenslotte het grootste gebouw hier. Een soort van villa, denk ik. Mijn appartement past er op zijn minst wel tien keer in.

We lopen het gebouw binnen, gelijk een trap omhoog en een lange gang door.

"Je beseft je dat ik ook wel kan lopen?"

"En dat je dan weer weg loopt? Ik sla over," mompelt hij. Geërgerd rol ik met mijn ogen en laat mijzelf weer hangen.

Ik hoor een deur open gaan, waarna ik zie dat we in een kamer komen. De Alfa laat mij vallen op bed, waardoor ik hem verontwaardigd aankijk.

"Respect voor vrouwen ontbreekt duidelijk bij jou," murmel ik. Zijn ogen kleuren een paar tinten donkerder.

"Je blijft hier en gedraag je," zegt hij enkel nog. Hij wilt weglopen, maar ik hou hem tegen.

"Jij kent nu wel mijn naam, maar ik weet die van jou geen eens," merk ik op. Ik sta op van bed en ga voor hem staan. Het is duidelijk dat ik een kop kleiner ben, hij moet naar beneden kijken.

Om het nog even extra te laten opvallen, gaat hij met zijn borst iets vooruit staan en zijn armen over elkaar heen. Zijn blauwe ogen, die net als de oceaan zijn, kijken mij doordringend aan.

"Dus jij, Nayla, wilt mijn naam weten?" vraagt hij zachtjes.

"Anders vraag ik het toch niet? Gebruik je brein," mompel ik. De Alfa begint te lachen en schudt zijn hoofd.

"Gedraag je," zegt hij enkel nog en verlaat de kamer. De deur wordt dicht gedaan en vervolgens hoor ik het slot er op vallen. Mijn mond valt een stukje open en woest begin ik op de deur te slaan.

"Doe de deur open! Laat me er uit!" schreeuw ik, ondanks dat ik weet dat het geen nut heeft. Verslagen loop ik terug naar het bed en laat mij er op vallen.

Kort blik ik op mijn arm.

Wacht eens, het teken. Waarom zie ik hem niet? Hij hoort al zichtbaar te zijn, die zalf werkt niet zolang.

Kan het mijn instinct zijn? Mijn lichaam of geest, die ervoor zorgt dat hij niet zichtbaar is?

Dan betekent dat, dat de Alfa hem niet zag! Misschien probeerde hij het juist te ontdekken en denkt hij nu dat ik niet de Maanwolf ben.

Dit is alleen maar beter.

The Lost WolfWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu