Hoofdstuk 32

99 2 0
                                    

p.o.v Matthijs

Ik zwaai Donny uit. Zodra hij de straat uit is, ga ik weer naar binnen. Ik doe de deur dicht. Ik loop weer naar boven. Ik loop naar de badkamer. Ik kleed me uit en stap onder de douche. Voorzichtig was ik het opgedroogde bloed van me af. Ik negeer de pijn. Een half uur blijf ik onder de douche staan. Ik zet de douche uit. Ik droog me af en kleed me weer aan. Ik loop weer naar beneden. Ik smeer wat boterhammen en ga op de bank zitten. Zodra ik één hap neem gaat mijn telefoon. Ik pak hem en kijk wie het is. Ik zie dat het Donny's moeder is. Snel neem ik op. 'Hey,' zeg ik. 'Wat is er?' 'Donny is verdwenen,' zegt ze in paniek. 'Hij was in de kleedkamer, maar hij is nooit op het veld verschenen.' Meteen word ik megabezorgd. 'Is hij echt niet in het gebouw?' vraag ik. 'Nee,' zegt ze. 'Ze kunnen hem echt niet vinden.' 'Ik ga naar Amsterdam,' zeg ik. 'Misschien kan ik hem wel vinden.' 'Alsjeblieft,' zegt ze. 'Ik ben echt heel bezorgd.' 'Je hoort nog van me.' zeg ik. 'Oké.' zegt ze en ze hangt op. Ik prop mijn brood in mijn mond. Ik trek mijn schoenen aan. Ik trek mijn jas aan en pak mijn sleutels. Ik ga naar buiten en trek de deur achter me dicht. Ik stap in de auto. Ik start de motor en rijd weg. Ik rijd de snelweg op. Gelukkig is er geen file. Ik rijd iets harder dan eigenlijk is toegestaan. Als ik per ongeluk een boete rijd, betaal ik hem wel. Een half uur later rijd ik de parkeerplaats op. Ik zie Carel al ongeduldig staan wachten. Snel stap ik uit en ik loop naar hem toe. 'Matthijs,' zegt hij paniekerig. 'Je moet ons helpen. Donny is weg en we kunnen hem niet vinden.' Samen lopen we naar het hoofdgebouw. 'Waar is hij voor het laatst gezien?' vraag ik. 'De kleedkamer.' zegt hij. Ik begin met zoeken. Ik doorzoek alle kamers en ruimtes. Een uur later heb ik hem nog steeds niet gevonden. Ik word steeds bezorgder. Met hangende schouders loop ik terug naar de kleedkamer. Daar staat Carel te wachten. 'Misschien moeten we samen zoeken,' zeg ik. 'En als we hem dan nog niet vinden moeten we misschien de politie bellen.' Mijn hart breekt al bijna bij de gedachte. Carel knikt. We zoeken nog één keer het gebouw door. Nog steeds kunnen we hem niet vinden. Zodra we terug lopen naar de kleedkamer hoor ik vanuit een kast zacht gesnik komen. Meteen hoor ik dat het Donny is. Snel loop ik naar de deur. Ik probeer om de deur open te doen, die zit natuurlijk op slot. 'Waar is de sleutel?' vraag ik. Carel haalt zijn schouders op. Hij loopt naar de kleedkamer. 'Heeft iemand de sleutel voor het hok in de gang?' vraagt hij. 'Ja,' zegt Dest. 'Ik heb de sleutel.' Hij haalt een sleutel uit zijn zak. Hij laat de sleutel vallen, die dan in het afvoerputje verdwijnt. 'Oeps,' zegt hij lachend. 'Daar gaat de enige sleutel.' Woedend drukt Carel hem tegen de muur. Ik probeer om mijn woede te beheersen. 'Laat maar Carel,' zeg ik. 'Ik krijg die deur ook wel open zonder sleutel.' Hij kijkt me verbaasd aan. 'Sorry voor de deur.' zeg ik. Neem een kleine aanloop en met één trap schiet de deur uit zijn scharnieren. Dest kijkt me met grote ogen aan. Ik negeer hem en ga het hok in. Donny zit in elkaar gedoken in een hoekje. Ik loop naar hem toe en sla mijn armen om hem heen. Gelijk begint hij harder te huilen. Zachtjes wrijf ik over zijn rug. Ik druk een kus op zijn kruin. Na een tijdje is hij een beetje gekalmeerd. 'Is alles goed?' vraag ik bezorgd. Zachtjes knikt hij. 'Wie heeft dit gedaan?' vraag ik. Donny begraaft zijn hoofd in mijn nek. 'Dest.' fluistert hij haast onverstaanbaar. Ik ga met mijn hand door zijn haar. Erik komt naast ons staan. 'Ik wil naar huis.' fluistert Donny. Vragend kijk ik naar Erik. 'Ga maar,' zegt hij. 'Ik zorg wel dat Dest straf krijgt.' Ik knik. Voorzichtig til ik Donny op. Ik draag hem naar buiten. Als ik voorbij de kleedkamer loop, kijk ik Dest vervloekend aan. Ik loop naar mijn auto. Langzaam zet ik Donny op de bijrijdersstoel. Ik druk een kus op zijn voorhoofd. Ik ga achter het stuur zitten. Donny legt zijn hoofd op mijn schouder. Ik sla mijn arm om hem heen. Ik start de auto en rijd de weg op. Na tien minuten rijd ik de snelweg op. Een half uur later merk ik dat Donny in slaap gevallen is. Twintig minuten later parkeer ik de auto. Ik kijk naast me en zie Donny vredig slapen. Zachtjes druk ik een kus op zijn voorhoofd. Er verschijnt een klein glimlachje op zijn gezicht. Ik stap uit. Ik loop naar de deur en haal hem van het slot. Ik loop terug naar de auto en til Donny op. Voorzichtig draag ik hem naar binnen. Ik loop de trap op. Met mijn rug en elleboog duw ik de deur naar de slaapkamer open. Langzaam leg ik Donny neer op bed. Ik leg het dekbed over hem heen en stop hem in. Ik druk nog een kus op zijn voorhoofd. Hij ziet er echt mega schattig uit. Ik loop weer naar beneden. Ik ga op de bank zitten en bel Donny's moeder. 'Eindelijk,' zegt ze, zodra ze opneemt. 'Ik was even bang dat jij ook vermist was geraakt.' 'Nee hoor,' zeg ik lachend. 'Ik ben niet weg en Donny is ook weer thuis.' 'Waar was hij?' vraagt ze. Ik zucht even. 'Dest had hem opgesloten in een kast,' zeg ik. 'Daarom kon niemand hem vinden.' 'Dat meen je niet,' zegt ze. 'In ieder geval is Donny weer terecht.' 'Ja.' zeg ik. 'Ik spreek je later nog wel.' zegt ze. 'Oké,' zeg ik. 'Tot later.' Ze hangt op. Ik sta weer op en loop naar boven. Donny ligt nog steeds te slapen. Hij ligt met zijn rug naar me toe. Ik ga naast hem liggen en sla mijn armen van achter om hem heen. Zachtjes druk ik kusjes in zijn nek. Ik voel dat hij mijn hand vastpakt. Ik sluit mijn ogen en trek hem nog dichter tegen me aan.

One More Second (Ajax Fanfictie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu