Hoofdstuk 20 - Opgejaagd

20 1 0
                                    

'Arresteer haar.' Zegt hij terwijl hij mij aankijkt. Een paar agenten lopen naar mij toe en slaan mijn handen in de boeien. 'Ho, wacht even. Wat heeft dit te betekenen?' Vraag ik snel. 'Hierbij ben je schuldig verklaard voor beroving en moord.' Zegt de Chef. Ik word meegenomen door de agenten, ik zie mijn moeder en Meghan nog tegenstribbelen om mij te bevrijden. Ik probeer mij los te trekken maar het heeft weinig effect. Even later lopen we door een grote stalen poort, ik kijk om mij heen. Ik zie een aantal celblokken en een aantal gevangenen. 'Dit is jouw plekje nu, tot er een oordeel over je is uitgesproken.' Zegt een van de agenten en ze zetten mij achter slot en grendel. Met een dreun slaan ze de celdeur dicht. Ik draai mij om een grijp de spijlen van het raampje in de deur beet. 'Laat me hieruit!' Roep ik hen nog na. 'Geef de hoop naar op, je komt hier niet gemakkelijk vandaan.' Zegt de gevangene naast mij. 'Moet jij eens opletten, ik heb wel erger meegemaakt.' Zeg ik boos. Zo gaan er dagen voorbij, dagen zonder enige inhoud, dagen waarin ik alleen maar heb gewacht op tekenen van de buitenwereld. 'Bevalt het hier een beetje, wildeling?' Hoor ik een stem zeggen terwijl ik op mijn bed zit. 'Je zou mijn onschuld bewijzen, niet mijn schuld.' Zeg ik terwijl ik opsta. 'En helaas was er niks onschuldigs te vinden. Je gaat met ons mee.' Met geboeide handen loop ik mee naar de auto. 'Waar gaan we heen?' Vraag ik onderweg. Niemand beantwoord mijn vraag en staart zwijgend voor zich uit. Even later rijden we het terrein op van het vliegveld. Verderop zie ik een helikopter staan, ook mijn moeder en Meghan staan er. Voorzichtig stap ik uit de auto, voor ik het weet vliegen ze mij om de nek. 'Ik ben zo blij dat alles weer goed komt.' Zegt mijn moeder snikkend. Vragend kijk ik haar aan. 'We gaan naar huis.' Zeggen ze opgelucht. Ik kan het niet geloven, ik ga terug naar mijn oude leven! Maar, wil ik dat wel? Wil ik niet terug naar Arthur. Er begint een heftige tweestrijd in mij. 'Huis?' Vraagt de Chef. Langzaam begint hij te lachen. 'Je dacht dat ze met jullie mee terug naar Nederland mocht? Dacht het niet.' Zegt hij overmoedig. Met tranen in haar ogen kijkt mijn moeder hem vol verbazing aan. 'Maar ze mocht mee naar de plek waar ze vandaan komt?' Zegt ze met een trilling in haar stem. 'Het wilde westen, dat is waar ze vandaan komt en hoort.' Zegt hij duidelijk. 'Neem haar mee.' Commandeert hij. 'Ik ga met haar mee!' Roept mijn moeder. Net als Meghan. 'Nee, dat gaan jullie niet!' Roep ik luid. 'Het is veel te gevaarlijk!' Ik kijk ze smekend aan. 'Maar jij kent het daar, jij kan ons beschermen.' Zegt ze met een glimlach. 'Ik ben juist degene die jullie in gevaar brengt daar.' Zeg ik met een zucht. Verbaasd kijken ze me aan, ze lijken er niet veel van te begrijpen. 'Je hebt het ze niet verteld? Over de Sheriffs?' Onderbreekt de Chef ons. Hoofdschuddend en met een diepe zucht staar ik ze aan. 'Ze wordt daar gezocht met bijna de hoogste prioriteit.' Zegt hij met een valse lach. 'Ze is echt een wildeling.' Vol ongeloof kijkt mijn moeder me aan. 'Zeg dat het niet waar is.' Zegt ze met tranen in haar ogen. 'Het spijt me.' Zeg ik met een zucht, langzaam rolt er een traan over mijn wang. 'Je hebt al die slechte dingen echt gedaan, je bent echt een misdadiger.' Zegt Meghan zacht. 'Het is anders dan het lijkt.' Zeg ik snel. De chef gebaart naar zijn agenten en ze trekken mij mee naar de helikopter. Ik zie mijn moeder en Meghan huilen en tegenstribbelen. Snel trek ik mezelf los en ren naar ze toe, hun armen in. Het duurde niet lang, voor ik het weet worden we van elkaar losgetrokken, ik de helikopter in en zij van het vliegveld af. 'Heel veel succes daar, wilde.' Zegt de chef als ik eenmaal in de helikopter zit. 'Zo makkelijk krijg je mij niet gestraft.' Ik kijk hem fel aan.
Na een tijdje vliegen naderen we langzaam de grond, stug loop ik uit de helikopter. 'Waar zijn we?' Vraag ik. 'Dat zal jij beter weten dan wij.' Zegt een man. Hij gooit een tas met al mijn spullen de helikopter uit en voor ik het weet is de helikopter weer weg. Zoekend kijk ik om mij heen, zoekend naar een herkenningspunt. Nog geen vijf minuten later hoor ik een dreunend geluid. 'Hoeven.' Zeg ik zacht en ik sprint de hoge bosjes in. Al snel zie ik meer dan 8 paarden mijn kant op komen. 'Vanwaar die haast, baas?' Hoor ik iemand zeggen. 'Die helikopter moet iets te maken hebben gehad met Selena, zo is ze vertrokken. Er moet hier iets zijn.' Die stem herken ik direct, Sheriff Grey. Muisstil blijf ik zitten, mijn hartslag was hoog, mijn ogen groot. 'Er is hier niks, baas.' Zegt weer een andere. 'Blijf hier meerdere keren per dag patrouilleren.' Zegt Sheriff Grey. 'We zoeken de hele omgeving af.' Iedereen galoppeert er weer vandoor. Opgelucht haal ik adem en kruip voorzichtig de bosjes uit. Te voet ga ik op zoek naar een plek om te slapen, voorlopig. Ik loop van het pad af de wildernis in. Langs het water zie ik ergens een kleine grot, het is niet groot, maar wel droog en beschut. Zo leef ik dagen in een grot, denkend over hoe ik Arthur ga vinden zonder dat de sheriffs mij door hebben. Plots word ik wakker van luid gehinnik en schoten. Snel kom ik overeind en besluit te gaan kijken. Even verderop zie ik een wagen met twee onrustige paarden. Langzaam sluip ik naar de wagen, tot mijn schrik zie ik twee mensen liggen, dood. Ik was te laat, te laat om ze te redden. Met tranen in mijn ogen sla ik tegen de wagen van onmacht. Achter mij hoor ik iets ritselen en ik kijk snel om, ik zie een meisje van mijn leeftijd mij geschrokken aankijken en ze loopt langzaam achteruit. 'Wacht, ik doe je niks.' Zeg ik snel, ze kijkt me bang aan en staat met een wapen in haar handen. 'Kende jij deze mensen?' Vraag ik haar. Ze knikt terwijl de tranen over haar wangen lopen. 'Dat waren mijn ouders.' Langzaam loop ik naar haar toe. 'Het spijt me, ik was te laat om jullie te redden.' Ze schudt haar hoofd. 'Kom voorlopig met mij mee, ik leef hier niet ver vandaan.' Ze knikt voorzichtig. Ik loop naar de paarden toe en maak deze los van de wagen, aan de hand neem ik ze mee. 'Leef je hier?' Vraagt ze terwijl we de grot naderen. Ik knik met een zucht. 'Het is niet veel maar wel droog en beschut.' Ik bind de paarden vast en loop de grot in. Ik pak een klein flesje en loop naar de rivier. 'Hier, drink wat.' Ik loop naar haar toe en reik haar het flesje aan. 'Wat is je naam?' Vraag ik haar en ga naast haar zitten. 'Merida.' Zegt ze zacht. 'Ik ben Selena.' Zeg ik met een glimlach. 'Weet jij toevallig waar we zijn?' Vraag ik haar. Ze kijkt me vragend aan. 'Bij welke stad zijn we in de buurt?' Verbeter ik mijn vraag. 'Vlakbij Valentine, wist je dat niet?' Zegt ze en ik schud mijn hoofd. 'Waarom leef je in een grot?' Vraagt ze mij. 'Laten we het er op houden dat de Sheriffs mij graag willen vinden en daar alles voor over hebben.' Ze kijkt me verschrikt aan. 'Ben jij een crimineel?' Ik schud mijn hoofd. 'Het ligt anders.' Ik vertel haar in grote lijnen mijn verhaal. Geïnteresseerd en knikkend kijkt ze me aan. 'Waarom ben je nog niet opzoek gegaan naar je gang?' Vraagt ze verbaasd. 'De Sheriffs willen mij zo graag vinden, ze hebben overal mensen lopen om mij te zoeken. Nu vooral omdat ze die helikopter hebben gezien en weten dat het iets met mij te maken heeft. Er moet tijd overheen gaan voor ik een beetje normaal de weg op kan.' We praten nog een beetje na over mijn leven en over hoe ik van plan ben de gang te vinden. Zo lijken er wel een paar uur voorbij te gaan. Ze vertelt mij vervolgens over haar leven, dat ze nog nooit in een huis heeft geleefd en verder geen plaats heeft om te verblijven. 'Je kan bij mij blijven zolang je wilt.' Zeg ik met een glimlach. Ze kijkt me lachend aan. 'Dankje.'
'Zullen we naar Valentine, ik moet er echt even op uit. We zitten hier nu al dagen.' Zegt Merida verveelt. Lachend knik ik. 'Ik moet ook echt even iets anders doen, maar naar Valentine is voor mij geen optie, ze herkennen mij zo.' Merida slaakt een diepe zucht. 'Je hebt gelijk, we kunnen beter niet gaan.' Ik schud snel mijn hoofd. 'Jij kan wel gaan, jij wordt gezocht. Ik ga iets anders doen, ik wil namelijk nog steeds die gang vinden.' Ze kijkt me lachend aan. 'Dankje, doe je wel voorzichtig. Zonder jou overleef ik het niet in deze wildernis.' Ik knik en gebaar dat ze moet gaan. Snel lopen we naar de paarden en rijden ieder een richting op. 'Selena!' Roept ze me nog na. Verbaast kijk ik om. 'Hou jij Tiptoe maar, ik neem Dolce wel.' Er gaat nog geen lichtje branden bij mij. 'De paarden, zo heten ze.' Ik begin te lachen en bedank haar. Zo rijden we allebei weg. Rustig stap ik door de bossen, ik vind het heerlijk om er weer op uit te zijn. Ik besluit om naar de laatste kampplaats te rijden van de gang. 'Hey!' Hoor ik iemand na een tijdje roepen. Ik kijk voorzichtig om. 'Ben jij niet die van de posters?' Zegt de man en hij komt dichterbij. Ik schud mijn hoofd. 'Ik denk dat u iemand anders bedoelt.' Zeg ik met een frons. 'Nee, jij bent het echt. Die Selena.'

Wild West DiaryWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu