Hoofdstuk 13 - Annoniem

19 1 0
                                    

'Dit is jouw laatste dag hier, van der Linde meisje.' Zegt een van de sheriffs. Met tranen in mijn ogen staar ik teneergeslagen naar de grond. 'Als jullie me dan toch terecht gaan stellen doe het dan snel!' Roep ik door de kamer. 'Zo een haast met dood gaan zou ik niet hebben als ik jou was, ik heb nog grote plannen met jou.' Zegt een van de mannen. Die stem herken ik, en ik kijk snel op. 'Sheriff Grey!' Zeg ik opgelucht. 'Nooit gedacht dat ik jou hier zou treffen.' Ik schud mijn hoofd. 'Ik ook niet.' 'Maak haar los.' Zegt Grey tegen de bewaker. Ik schud mijn polsen, wat een bevrijding. 'Hoe wist je dat ik hier zit? En waarom ben je hier?' Hij lacht. 'Je bent nogal groot nieuws voor ons. Je bent een lid van een van de grootste bendes.' Ik knik. 'Ik ben niet altijd even trots op hun daden, maar wel op hun als persoon.' Zeg ik. 'Weet ik, toen ik hoorde dat jij degene was die hier vast zit moest ik je helpen. Op een voorwaarde.' Hij kijkt me doordringend aan. Hij stuurt alle bewakers weg uit de kamer. 'Je gaat voor ons werken en helpt ons met het uitvoeren van onze taken.' Ik knik. 'Maar ik vraag jullie een ding, ik help jullie niet met het pakken van mijn gang, ik zal ze niet verraden.' Even kijken de sheriffs elkaar bedenkelijk aan. 'Deal. Je gaat zo met mij mee naar Saint Denis.' Zegt Sheriff Grey en hij loopt naar de deur. 'Maar nu ik hier heb vastgezeten en dus zo een groot nieuws ben, is mijn naam besmeurd. Iedereen zal mij opmerken.' Zeg ik met twijfel in mijn stem. Hij draait zich om. Hij knikt bedenkelijk. 'We willen alleen dat jouw gang denkt dat je dood bent.' Geschrokken kijk ik hem aan. 'Ik zal ze dus echt nooit meer zien?' Hij schudt zijn hoofd. 'We zullen de krant vertellen dat je hier om het leven bent gekomen door een onderling gevecht. Geen namen, volledig annoniem. Jouw gang zal het alleen door hebben.' Weer rolt er een traan over mijn wang, ik knik voorzichtig. Ik loop met Grey naar de uitgang en ga naast hem op de wagen zitten, zo rijden we naar Saint Denis.

Verveelt zit ik in het kantoor van Sheriff Grey, zo zijn er al een paar dagen voorbij gegaan, niet naar buiten, geen actie, helemaal niks. 'Sheriff Grey!' Een jonge kadet rent het kantoor binnen. 'Arthur, Arthur Morgan komt deze kant op!' Ik kijk geschrokken op, Arthur is hier? 'Mooi we geven hem de krant met het nieuws. Ik volg hem om te kijken hoe de gang erop reageert.' Zegt Grey. 'Ik ga mee.' Ik sta op en loop naar hem toe. Hij schudt zijn hoofd. 'Komt niks van in.' 'Ik moet dit zien! Ik ben uit het niets bij hun vandaan getrokken, dit zal het laatste zijn wat ik van ze zie.' Hij zucht diep, en knikt vervolgens. Hij zet een grote hoed op mijn hoofd en veegt wat van het  houtskool op mijn wangen. 'Niemand mag je herkennen.' Ik knik. 'Vooruit.' Zegt hij tegen zijn kadet. Met de krant in zijn hand loopt hij naar buiten, binnen verstop ik mij naast het raam. 'Hey Morgan! Jullie worden wel steeds kleiner zo, hé.' Hij zwaait met de krant. Arthur komt op hem af gelopen. 'Waar heb jij het over?' 'Heb je het nog niet gelezen? Jullie gangmeisje...' Hij geeft Arthur de krant. Ik zie hoe de blik in zijn ogen veranderd, van verbazing naar pure woede. 'Wanneer is dit gebeurt?' Vraagt hij dreigend. Grey pakt zijn wapen, snel duw ik zijn wapen weg en schud mijn hoofd. 'Een paar dagen geleden denk ik.' Zegt de kadet bangig. Arthur pakt zijn paard en rijdt weg. 'Kom, snel.' Met zijn tweeën pakken we de paarden volgen we Arthur zo onopvallend mogelijk. Dit is zo een vreemd gevoel, hij denkt nu dat ik dood ben, maar ik rij stilletjes achter hem aan.

Even later rijdt hij een bospad op en verderop zien we een kamp. We stijgen af en kijken vanuit de struiken toe. 'Ze was niet dood!' Arthur loopt vlot op Micah af en pakt hem ruw bij zijn kraag beet. 'Dit was jouw plan zeker, hé? Haar stilletjes wegwerken!' Dutch en John trekken Arthur van Micah af. Micah blijft verdacht stil. 'Waar heb je het over, Arthur?' Vraagt Dutch. Hij geeft hem de krant. 'Selena heeft die val overleeft maar is vervolgens als misdadiger naar Sisika gebracht.' Ik zie een aantal geschrokken kijken. 'En nu is ze er niet meer.' Zegt Arthur wat zachter, ik zie zijn hart breken terwijl hij dat zegt. De tranen rollen over mijn wangen, hoe kan ik hier nou stilletjes toekijken? 'We zouden haar hier beschermen!' Roept Arthur uit het niets. 'Fout, jij zou haar beschermen.' Zegt Micah. Ik zie hoe Arthur op hem af loopt, maar vervolgens wordt tegengehouden door Dutch en John. 'Het is gebeurt, Arthur. We kunnen er niks meer aan doen.' Zegt Dutch. Grey tikt mij aan en seint naar me. Zachtjes lopen we weg. 'Heftig?' Vraagt hij. Ik knik en veeg mijn tranen weg. 'Het is voorbij nu, ik ben dood voor ze.' Zeg ik. Rustig rijden we terug naar Saint Denis. 'Hou dat paard maar, je hebt er toch een nodig.' Zegt Grey later. 'Dankje, het is een fijn paard.' Hij knikt en loopt naar binnen zijn kantoor in. 'Wat wordt er nu van mij verwacht, ik moest jullie ergens mee helpen?' Ik volg hem naar binnen. Hij geeft me verschillende bladen papier. 'Deze mensen moeten gevonden en opgepakt worden.' Ik bekijk de foto's en omschrijvingen. 'Je wilt dat ik deze ga vangen? Dit zijn super grote criminelen, die hebben er echt geen moeite mee mij van deze aardbodem weg te vagen.' Zeg ik geschrokken. 'Dan moet jij ze slimmer af zijn dan zij jou.' Hij geeft me een knipoog. 'Succes.' Hij loopt weg naar een andere ruimte. Stomverbaasd kijk ik hem na. Hoe moet ik deze mensen nou vangen? Ik pak een paar wapens en een lasso uit de kast en loop naar mijn paard. Ik kijk nog een keer naar een van de posters. 'Jimmy Mcflarne.' Zeg ik zacht.

Rustig rijd ik naar zijn laatst bekende locatie. Ik zie verderop een grote boerderij, met veel bewapende mannen. Hoe ga ik daar voorbij komen? Ik verstop mijn wapens onder mijn kleding en loop voorzichtig die kant op. 'Hey!' Zeg ik tegen een van de mannen. 'Wat kom jij hier doen?' En hij richt zijn wapen op mij, net als drie andere mannen. 'Ik ben hier voor Jimmy, ik heb hem laatst ontmoet en hij wilde dat ik terug kwam.' Met een overtuigend lieve lach kijk ik ze aan. 'Prima, kom mee.' Ik volg de man naar het huis en kijk intussen om mij heen om het terrein te verkennen. 'Baas, bezoek.' In het huis zit een man die verdacht veel op de man van de poster lijkt. 'Jimmy, wat fijn je weer te zien!' Zeg ik vrolijk. 'Dankjewel, we redden ons wel.' Zeg ik tegen de man die mij naar het huis begeleidt heeft. 'Wie ben jij?' Vraag Jimmy verbaasd. 'Herken je me niet meer? We hadden zo een leuke avond laatst, je wilde nog eens dat ik terug kwam.' Met droevige ogen kijk ik hem aan. 'Drie dagen terug? Bij de bar?' Ik knik met een lach. 'Weet je het dan niet meer?' Zeg ik flirterig. Hij begint overmoedig te lachen en begint mij te bekijken. 'Kom eens dichterbij.' Zegt hij tegen mij. Wanneer ik dichterbij kom legt hij zijn hand op mijn middel. In een handomdraai pak ik zijn hand en en leg die op zijn rug terwijl ik met mijn andere hand een mes tegen zijn hals hou. 'Handjes thuis, Jimmy Mcflarne.' Zeg ik dreigend. 'Wat wil je van me?' Ik bind zijn handen vast en help hem overeind. 'Jij gaat met mij mee, en waag het niet om iets van je te laten horen.' Via de achterdeur van het huis lopen we richting mijn paard. Even later kom ik terug in Saint Denis en help hem het kantoor van Grey in. 'Ik heb iemand voor je.' Sheriff Grey kijkt op. 'Wel, wel, Jimmy Mcflarne.' Hij pakt hem over en zet hem in de cel. 'Hoe heb je dat gedaan? En zo snel?' Sheriff Grey kijkt me verbaasd aan. 'Ik heb zo mijn manieren, en mannen zijn veel te gemakkelijk op sommige gebieden.' Ik haal mijn schouders op en neem een hap van mijn appel. 'Jij zal hier voor boeten, meisje.' Ik kijk hem lachend en zelfverzekerd aan. 'We zullen zien.'

Wild West DiaryWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu