Hoofdstuk 3 - Silverstone

55 2 0
                                    

'Klaar om te gaan?' Ik kijk op en zie Arthur en John met hun paarden aan komen lopen. Sadie knikt en helpt mij op het paard van Arthur. 'Wat gaan we doen?' Ze lachen alle drie maar zeggen niks. Met z'n vieren verlaten we het kamp. 'Hoe ben je hier terecht gekomen?' Vraagt John en hij kijkt me vragend aan. Terwijl ik het hele verhaal vertel rolt er een traan over mijn wang, ik miste thuis, mijn ouders, mijn zus en boven al, Lucas. 'Stil eens,' zegt Sadie. Rustig stoppen ze de paarden. Ik zie ze alle drie luisteren en de omgeving afgaan met hun ogen. Ik hoor gekraak in de bosjes een paar meter naast mij. Dan zie ik een man met een geweer en ik begin te gillen. "O'driscolls!" En iedereen stijgt van zijn of haar paard af. John trekt mij mee aan mijn arm en verstopt mij achter een rots. 'Blijf hier, laat je niet zien of horen, alleen als het nodig is.' Ik knik snel van ja. 'Gebruik dit als er levensgevaar dreigt.' Hij geeft mij een van zijn pistolen, geladen en wel. John rent weg en achter mij hoor ik een heel schotengevecht. Ik was doodsbang, overleven wij dit? Zij zijn met aanzienlijk meer. Een paar minuten later hoor ik nog schoten, dat is iets goeds toch? Dan leven ze nog? Dan hoor ik Arthur schreeuwen, een soort noodkreet. Ik kijk om en zie dat hij zonder enige verdediging onder schot gehouden wordt. Sadie en John zijn nog in gevecht met een ander. Wat moet ik doen? Ik kijk naar mijn wapen en dan weer naar Arthur, dit is een noodgeval toch? Ik richt op de man en haal nog eens diep adem. Toen hoorde ik het schot. Iedereen kijkt mij aan, deed ik dat? Heb ik Arthur gered? Opgelucht komen ze naar mij toe gerent. 'Kom op, we gaan hier weg.' Geschrokken kijk ik ze aan. Ik heb iemand gedood. Sadie geeft me snel een knuffel. 'Je hebt dit heel goed gedaan, je hebt zijn leven gered.' Fluisterd ze zacht. Ik weet dat ik goed had gedaan, maar waarom voelt het dan zo slecht? Moest ik nu gewoon omdraaien en verder gaan met mijn leven? Is dit hoe mijn leven vanaf nu zou zijn?

'We zijn er bijna,' zegt Arthur. 'Je kan de huisjes al zien vanaf hier.' Ik kijk op en zie een klein stadje. We rijden langs een bord met de naam Valentine. Dravend rijden we het stadje binnen. Het lijkt wel alsof ik 200 jaar terug leef. De huisjes zijn gebouwd van hout, ik vind het wel schattig. Ik lach een beetje. 'Ik en Sadie moeten even wat afhandelen verderop.' Arthur knikt en helpt me van zijn paard. 'Kom mee, we hebben iets voor je.' We lopen op een groot gebouw af met grote deuren. Door het licht kan ik niet zo goed zien wat er binnen is. Zodra mijn ogen wennen aan het licht zie ik het, we staan in de stallen. Ik kijk Arthur vragend aan. 'Zoek er een uit, je blijft toch nog even bij ons. We kunnen je niet altijd blijven vervoeren.' Zegt hij met een glimlach en een knikje. Ik kon het niet geloven, mijn eigen paard! Ik kijk om me heen en loop langs een aantal. Bij geen van de paarden voelde ik echt een klik of iets wat mij aansprak. Ik kijk over mijn schouder naar Arthur en lach ongemakkelijk. Ik wilde hem niet teleurstellen of ondankbaar overkomen. Dan hoor ik ineens een wild gehinnik buiten. Ik loop naar buiten en kijk naar de paddock. Daar stond ze, een prachtige grijze Engels Volbloed merrie. 'Help! Kan iemand mij helpen? Dit paard is gek geworden!' Een van de stalknechten trekt wild aan het halstertouw. Ik ren naar hem toe. 'Niet zo trekken aan haar!' En ik pak het touw over. Rustig sus ik naar het paard en probeer haar te kalmeren. Ik aai over haar hals en ze begint weer rustiger te ademen. 'Braaf zo.' Zeg ik zacht. Ik kijk over mijn schouder naar Arthur. 'En die? Wat wil je voor die?' Vraagt hij aan de stalmeester. '150 dollar, ik hoef haar niet meer. Wij kunnen haar niet in bedwang houden.' Arthur knikt en kijkt me aan. Ik knik lachend van ja en knuffel de merrie. Binnen in de stal zadelen we haar op. 'Wat wordt de naam?' Vraagt Arthur mij, en ik kijk bedenkelijk naar het paard. 'Silverstone.' Zeg ik met een grote glimlach. Arthur knikt. Met trots stap ik op. Rustig stappen we door Valentine. Ik ben zo blij en trots, gewoon mijn eigen paard. Te bizar.

Racent gaan we door het bos, Sadie voorop. 'Dat paard van jou houdt ons aardig bij.' Zegt ze over haar schouder. 'Moet jij eens opletten.' Ik spoor Silverstone nog een beetje aan en we gaan voorbij Sadie. Het voelt wel alsof ik vlieg. Boven aan de berg kom ik aan bij een cliff. Ik hou Silverstone lanhzaam in. Ik kijk over het uitgestrekte landschap. De zon gaat langzaam onder en de lucht in rood gekleurd. Het is prachtig. Dan voel ik een ijskoude golf door mijn hele lichaam, overal had ik kippenvel. Ik kan alleen nog maar staren. Dat dorpje, dat herkende ik, daar werden Lucas en ik overvallen. 'Gaat alles goed?' Vraagt Arthur terwijl ze aan komen draven. 'Ja,' zeg ik snel. Ze kijken me verdacht aan. 'Ik was gewoon stil van het mooie uitzicht.' Ik voel mijn hoofd rood worden, zouden ze het zien? Ik wijs naar het dorpje. 'Welk dorp is dat?' 'Armadillo, daar kan je beter maar niet komen, er gebeuren rare dingen.' Ik kijk de verte in en tuur weer naar het dorpje. 'We moeten terug naar het kamp, het is al laat.' Ik knik en rustig gaan we terug, Arthur naast mij. Ik probeer de weg te onthouden, hoe zijn we hier gekomen. 'Je bent iets van plan,' zegt hij. 'En het bevalt me niet, je kent het hier nog niet zo goed en er zijn hier veel manieren om jezelf dood te krijgen.' Ik kijk hem aan met een strak gezicht. 'Het is niks, ik bekijk gewoon de omgeving.' Hij kijkt me doordringend aan. 'Dat hoop ik dan maar.'

Terug aangekomen op kamp geeft dezelfde vrouw ons een kop soep. Ze komt naast mij zitten en slaat een deken om mij heen. 'Ik ben trouwens Abigail, John zijn vrouw,' zegt ze met een lieve lach. 'En dat is ons zoontje, Jack.' Ik zie een 4-jarig jongetje bij John op schoot zitten.' Ik lach en knik. 'Dankjewel voor de soep.' 'Je mag trouwens bij mij in de tent slapen.' Zegt Sadie. Dat voelt veilig, ik vertrouw Sadie wel. Als ik eenmaal in mijn slaapzak lig kan ik aan niks anders denken dan dat dorpje. Ik weet nu waar het is, ik zou er technisch gezien naar toe kunnen. Na een tijdje denken val ik in slaap. Ik droom over thuis, hoe zou het daar nu zijn, zouden ze weten dat ik weg ben? Weten wat er gebeurt is? En is Lucas veilig?

Langzaam word ik wakker, Sadie slaapt nog. De eerste vogeltjes hoor ik al fluiten. Zachtjes kleed ik me om en kruip de tent uit. Ik sluip richting Silverstone. 'Goeiemorgen.' Ik schrik, bij het kampvuur lopen John en Micah, die engerd. Ik schiet achter een paar kratten. 'Nou, zo goed weet ik niet of het is.' Mompelt Micah. Voorzichtig loop ik verder en neem Silverstone aan de hand mee. Een paar meter verder stap ik op en draaf ik weg.

Wild West DiaryWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu