5: rennen Noa

47 3 0
                                    

Daniel en ik komen voor de tweede keer vandaag aan bij het ziekenhuis. Alleen dit keer op één fiets. Hij parkeert zijn fiets en we lopen weer het vrolijke gebouw binnen. Dezelfde vrouw zit achter de balie. 

We willen gewoon doorlopen naar Sophie haar kamer, maar we worden tegengehouden. Door de vrouw die net nog achter de balie zat. 'Het bezoekuur is over, alleen familie is toegestaan.' zegt ze vooral tegen mij. Ik wil er tegenin gaan, maar Daniel is sneller dan mij. 'Ik ben haar broer, Daniel Martins en dit is mijn vriendin.' Dat is dus wat hij zegt.

Voor de honderdste keer sleurt hij me mee. 'In je dromen.' zeg ik dan. Daniel kijkt me niet begrijpend aan. 'Dat ik je vriendin ben.' leg ik hem uit. Hij lijkt het te begrijpen nu. Slimme jongen. 'Anders kreeg ik je nooit langs die vrouw, dus eigenlijk moet je me dankbaar zijn.' kaatst hij terug. Oh oké,

'Nou dankjewel Daantje.' 

'NOAA!!' 

Rennen Noa, rennen. Dus ren ik door het ziekenhuis, gevolgd door Daniel. Hij gaat me nog vermoorden. Het rennen gaat me best goed af, tot ik een snoepautomaat zie. Daardoor stop ik en haal er wat uit. Tevreden eet ik mijn mars op. Ineens slaat iemand van achteren zijn armen om me heen. Shit het eten heeft me afgeleid. 

Als ik omhoog kijk zie ik het grijnzende gezicht van Daniel. 'Laat me los, zo kan ik niet eten.' vertel ik hem dan. Hij schud lachend zijn hoofd, maar laat me dan toch los. Oh ja zo moet je ademen. Nu moeten we echt naar Sophie toe.

Nadat Daniel en ik vierentachtig keer ruzie maakte over welke kant we nou op moesten zijn we er eindelijk. Terug bij kamer 248. Zonder te kloppen open ik dit keer de deur en we lopen samen naar binnen. Alleen Ashley en mijn moeder zijn er nog. 'Hallo jongens.' groeten ze ons. Ze besluiten koffie te gaan halen nu wij er toch zijn en Daniel word meegesleurd, dus blijf ik alleen achter met Sophie.

'Hoe gaat het nu echt?' vraag ik aan haar. Ze haalt haar schouders op en vertelt dat de pijn wel meevalt. 'Ik heb wel medelijden met je. Nu moet je met alle jongens gaan kamperen.' lacht Sophie. Ja ik zie het medelijden, Soof. 'Thanks, Soof.' zeg ik hoofdschuddend. 'Het wordt saai zonder jou.' zucht ik. 

Als iedereen terug is vertelt Sophie nog over dat haar voet in het gips zit en ze op krukken moet gaan lopen. Ook vertelt ze dat het 6-8 weken gaat duren en ze ook rustig aan moet doen met haar hersenschudding. Ze mag de eerste week dus ook niet naar school. En niet mee kamperen. En ze moet nog 1 nachtje in het ziekenhuis blijven, dus morgen mag ze gewoon weer naar huis.

Na een paar minuten moeten we toch echt weg, zodat Sophie kan rusten. Als we onderweg zijn naar buiten vraagt mijn moeder of we met hun meerijden. 'Noa gaat al met mij mee.' antwoord Daniel voor mij. Heb ik ook niet iets te beslissen? Toch zeg ik niks, want anders komt mijn moeder erachter dat ik tot morgen geen fiets heb. Geen goed plan dus. 

Dus zit ik weer bij Daniel achterop. Onderweg naar huis. De familie Martins woont een straat achter ons. Het is dus lekker dichtbij. Daniel stopt voor mijn huis en laat me afstappen. 'Thanks.' bedank ik hem. Hij kijkt me vragend aan. 'Voor wat?' 

'Dat je niks tegen mijn moeder zei en me terugbracht, nou goed.' zeg ik en ik duw hem zachtjes. Hij glimlacht. 

'Zou ik je morgen ophalen aangezien je geen fiets hebt?' 

'Ben je serieus?' 

'Ja.' 

Ik lach en knuffel hem. Verrast knuffelt hij me terug. 'Dat is lief. Dankje.' vertel ik hem. 'Dat zei je al.' grijnst hij. Ik draai me om en zwaai naar hem.

'Tot morgen Daantje.' 

'Tot morgen No.'

Waarom hij? ✅Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu