Jon

198 20 0
                                    

Hoofdstuk 15

De beelden in mijn hoofd draaien, het zou weer eens niet zo zijn. Ik voel een ader op mijn voorhoofd kloppen. Ik hijg. Het lichaam onder me kermt van de pijn, wat voor mij een motivatie is om door te gaan. ‘S..stop, Jon je doet me pijn.’ Ik glimlach. ‘Maar darling dit is toch wat je wilde?’ Het meisje bijt op haar lip, ik vind het enorm aantrekkelijk. ‘Eerst wel, maar, ik, ik…’ Meer bedenktijd geef ik haar niet, en snel trek ik haar onderjurk kapot. Ze stribbelt tegen, ik laat mijn broek zakken. ‘Jon, alsjeblieft…’ Ik snoer haar de mond door haar op haar mond te kussen. ‘Ik vind het heerlijk als je om me smeekt.’ En met dat gezegd te hebben ontneem ik haar maagdelijkheid, een traan glijdt over haar wang, en nog een, en nog een. Het meisje zegt niks meer, alleen de geluidloze tranen glijden over haar wangen.

Er wordt op de deur geklopt. ‘Godverdomme!’ Ik duw me van het meisje af en hijs mijn broek omhoog. ‘Waag het om weg te lopen, je weet waar je dan heen moet.’ Ik kijk het meisje intimiderend aan en loop de slaapkamer uit. Ik gooi de deur open, een gezicht waarvan ik gehoopt had er vanaf te zijn, verschijnt in de deur opening. Mabel. Ik had het wicht na een week mijn bordeel uitgezet ze leverde te weinig op. Nu zat zij met een restschuld van duizend dollar aan mij vast, haar vader wilde haar vrij kopen. Ze kwam het geld aan het eind van de maand altijd netjes brengen, uit angst dat ik haar weer zou meenemen. Maar vandaag is ze niet alleen gekomen. Jared, de boerenpummel staat naast haar, zijn arm om haar middel gekruld.

Ik krijg de neiging de deur dicht te gooien in hun gezichten maar Mabel begint snel te praten, voordat ik de kans krijg. ‘Het spijt me dat ik u stoor Mister Williams maar dit is echt belangrijk.’ Ik trek een erfelijk gezicht en sla mijn armen over elkaar. ‘Darling je hebt het geld allang afgegeven voor deze maand. Het meisje krimpt ineen bij het horen van mijn koosnaampje. ‘Dat is het niet Mister Williams, het is het is zo dat…’ Het meisje komt niet uit haar woorden en ik begin mijn geduld te verliezen. ‘Ze is zwanger, van jou.’ Het komt er hard en verwijtend uit, ik kijk Jared aan. ‘Dus, wat, je kwam het even mededelen en wat?’ Ik krijg hoofdpijn van die boeren, Jared kijkt me spottend aan. ‘Wat dacht je van een schuldverlichting?’ Ik barst in lachen uit. ‘Wat dacht je zelf, ik zou jou om geld moeten vragen!’ Jareds ogen spuwen vuur. ‘Liefje, laat het maar, ik had het toch gezegd, kom we gaan, hij is het niet waard.’ Liefkozend streelt de jongen Mabel en een steek van jaloezie gaat er door mij heen. ‘Je hebt gelijk mijn lief, kom we gaan.’ Jared kijkt me aan en wil nog wat zeggen, maar ik sla de deur in zijn gezicht dicht. Nu, waar was ik gebleven?

Het is donker in de straten van Saint Louis, ik gooi het raam in het achterhuis open, een frisse lucht waait in mijn gezicht. Ik loop terug naar mijn slaapkamer en sleep het roerloze lichaam van het meisje richting het raam. Eenmaal bij het raam aangekomen hoor ik gegorgel van het lichaam komen. ‘Ik dacht ze dood was.’ Ik zeg het meer tegen mezelf dan het zwakke meisje. ‘Laat me gaan, alstublieft, ik smeek u, laat me gaan.’ Ik grijns. ‘Prima, ga eens staan, dan help ik je de deur uit.’ Ik probeer de valse ondertoon in mijn stem te verbergen. Het meisje knikt, en met wat hulp van mij, staat het meisje overeind. ‘Ik ben zo misselijk.’ Het komt er piepend uit. ‘Hier is een open raam, haal even een frisse neus darling.’ Het meisje knikt weer en loopt met kleine stapjes naar het raam, het duurt veel te lang als je het mij vraagt. Geduld Jon, geduld. Het meisje buigt voorover en ademt diep in, ik ga achter haar staan. Snel draai ik het meisje om en laat haar bovenlichaam uit het raam hangen, ze slaakt een gil uit van schrik. Ik buig mijn hoofd naar haar nek, en lik langzaam naar haar oor, ik fluister. ‘Zal ik je laten gaan?’ Het meisje siddert, ze wil haar hoofd schudden maar ik houd me van de domme. ‘Ja?’ Ik laat mijn grip om haar lichaam wat verslappen en houd haar vast aan haar heupen. ‘Doe maar, laat me maar vallen, ik wil toch niet meer leven na wat jij me hebt aan gedaan!’ Het komt er moedig uit maar ik hoor de angst in haar stem. Ik kijk haar met lege ogen aan. ‘Zoals u wenst.’

Het lichaam valt met een doffe klap op de stenen. Ik kijk naar beneden. Een vers laagje sneeuw bedekt de straten van Saint Louis. Ik steek mijn hand uit het raam, en ik voel een sneeuwvlokje op mijn hand vallen. Ik glimlach. Somber denk ik terug aan de eerste sneeuwval van het jaar 1795. Ik was twaalf en Clark en ik gingen een sneeuwpop maken.

‘Opa, opa, kom kijken wat ik gemaakt heb!’ Clark riep het enthousiast. Ik keek naar het sneeuwkunstwerk van Clark en dat van mij. Vergeleken met mijn sneeuwpop was die van Clark een prachtig ijssculptuur. Ik baalde nu al. Grootvader James kwam naar buiten gewandeld, zoals oude mannen dat doen, rustig maar fier. Clark rende naar onze grootvader en babbelde enthousiast over hoe hard hij wel niet gewerkt had aan zijn sneeuwpop. Stik jaloers keek ik toe hoe mijn grootvader Clark op de schouder klopte en een lok haar uit zijn gezicht streek. Ik knarste mijn tanden. Grootvader kwam mijn kant uitlopen, ik keek naar de grond. ‘Mag ik jouw kunstwerk zien Jon?’ Ik knikte, de tranen brandde achter mijn ogen. ‘Hij is niet zo mooi als die van Clark maar…’ Ik stamelde, en hield maar op met praten. Grootvader glimlachte en rustte zijn handen op mijn schouders. ‘Hij is niet zoals die van Clark, maar dat maakt hem niet minder mooi Jon.’ Ik keek mijn grootvader aan. ‘Er is gewoon niks aan.’ Zei ik stuurs en met dat schopte ik de sneeuwpop kapot, een traan rolde over mijn wang. ‘Jon, waarom doe je dat nou, dat is toch niet nodig.’ Ik hoorde de afkeuring in zijn stem en rende weg, naar het landhuis waar Clark en ik logeerde. Een halfuur later keek ik uit het raam. Ik zag Clark samen met grootvader een nieuwe sneeuwpop bouwen. Ik slikte, zie je wel. Mijn sneeuwpop is zo lelijk dat ze een nieuwe en betere maken.

Met een klap sla ik het raam dicht. De koude sneeuwvlokken vallen op de grond als ik een verloren traan van mijn wang veeg. Echte mannen huilen niet. Ik denk aan de strenge woorden van mijn vader. Echte. Mannen. Huilen. Niet. Het was mijn levensmotto geworden en ik heb nooit meer stilgestaan bij deze zin. Het enige wat ik zie is het beeld van Clark, die keer op keer geslagen werd. Mijn vader schreeuwde. ‘Echte mannen huilen niet Clark, je bent geen echte man, je bent een zwakkeling, een mislukking, een schande voor de familie.’ Elk woord werd er in geslagen. En ik begrijp hem, want het is waar. Clark is een mislukking.

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu