Janice

188 15 1
                                    

hoofdstuk 24

Ik tril als een bezetene, met een bezwete hand steek ik een pluk haar achter mijn oor. Ik loop naar de kamer van Clark, en met een trillende hand draai ik de deur van het slot. Als ik binnen kom draai ik gelijk de deur weer op slot en loop voorzichtig om de glasscherven heen. Ik moet opschieten want anders heeft Clark door dat ik weg ben. Ik loop zo snel maar voorzichtig mogelijk naar het bureau waar de kist opstaat en til het deksel van de kist op. Ik haal de helft van de pullen uit de kist en leg Clarks journal erin. Dan bedek ik alles onder de andere spullen van de kist en sluit het deksel. Dan til ik de kist van het bureau en schuif hem ver onder het bed. Dan laat ik het bebloede beddengoed over het bed vallen, de oplossing is tijdelijk, maar veel tijd heb ik nu niet. Ik sluip de kamer uit en draai de deur op slot. Ik draai me om en slaak een gil van doodsangst. Clark, hij staat recht voor me, zijn ogen kleuren gitzwart. ‘Wat deed je daar.’ Ik slik en zet een stap opzij, we staan tegenover elkaar. ‘Ik… Ik…’ De spanning word me teveel en het enige wat ik kan doen is stotteren. ‘Nou, komt er nog wat van?’ Zijn stem is kalm, doodkalm. Een rilling loopt langs mijn rug en ik probeer het te negeren. ‘Ik was op zoek naar een deken.’ Mijn stemgeluid is hoog en piepend. Ik zet een stap achteruit, terwijl Clark een stap dichterbij komt. Ik kan geen kant op, verwoed probeer ik de sleutel weer in het sleutelgat van de deur te stoppen, maar mijn handen trillen te erg. ‘Waar is het?’ Ik krijg het doodsbenauwd, heeft hij het over het deken, of over het boek. ‘Er lag geen deken.’ Clark knijpt zijn ogen tot spleetjes, op eens gijpt hij me bij mijn schouder en draait me om. Hij duwt me over het balkon van de trap. De vloer van de hal lijkt opeens behoorlijk ver weg. ‘Denk jij dat ik achterlijk ben, waar is dat boek verdomme.’ Sist hij. ‘Wat… Wat maakt een boek nu weer uit, Clark doe normaal.’ Ik probeer me los te wurmen uit zijn greep, maar die verstrakt alleen maar. ‘Ik denk, darling, dat het heel veel uitmaakt, kijk maar wat het met je doet.’ Ik huiver.

Darling. Dat woord. Clark zou dat nooit zeggen. Alsof er een knop in mijn hoofd omgaat besef ik het. Alles, het verklaart alles. Ik voel mijn oude temperament omhoog komen, waarvan ik had verwacht dat het nooit meer terug zou komen. ‘Jij…’ Het is het enige wat ik uit mijn mond kan persen voordat ik hem een harde duw geef. Zijn greep verslapt en ik wurm me los. ‘Waar is Clark!’  Ik krijs het, en ik geef hem een vuistslag op zijn kaak. ‘Wat heb je met hem gedaan, wie ben jij!’ Ik schop hem, en hij zakt in elkaar, ik blijf schoppen en slaan en trekken. De tranen stromen over mijn wangen terwijl ik blijf schreeuwen. ‘Laat het me uitleggen, alsjeblieft, Janice geef me een kans.’ De woorden komen zwakjes uit zijn mond. Ik stop even met slaan, en hijg. ‘Wie ben jij?’ Ik zie hem me angstvallig aankijken. ‘Ik ben Jon, Clarks tweelingbroer.’ Hij zegt het met afgunst in zijn stem.  Ik heb het gevoel dat ik stik, een enorm brok ontstaat in mijn keel en ik krijg het niet weggeslikt. ‘Wie is Amelia.’ Ik ben gestopt met huilen terwijl een beklemmend gevoel in mijn borstkas ontstaat. ‘Ze was, ze…’ Jon stottert en agressief schop ik hem in zijn maag. ‘Kom op, praat!’ Jon kijkt me met een pijnlijk gezicht aan, maar ik voel niks meer voor hem.

‘Ze was Clarks verloofde, maar dat kon niet.’ Ik onderbreek hem. ‘Hoezo, dat kon niet?’ IK zie Jon woedend kijken. ‘Ze was van mij.’ Sist hij. Ik hap naar adem. ‘Jij, jij was het! Jij hebt haar vermoord!’ Jons blik staat op onweer. ‘Ik vergiftigde haar, elke dag in haar maaltijd, een paar paardenharen. Gewoon fijnsnijden, ze zou er niks van merken. Ze werd ziek, en zwak. Weet je dat haar niet verteerd, als je er teveel van krijgt ga je dood.’ Jon glimlacht. ‘Haar zicht werd slecht, toen ik op een dag binnenkwam dacht ze dat ik Clark was. Ik had haar bijna, bijna. Maar toen moest die verdomde broer binnenkomen. We vochten, hij probeerde me te wurgen. Amelia wilde hem tegenhouden, maar hij duwde haar van zich af. De arme meid was al zo ziek, ze stierf te plekke en die lieve Clark van jou vluchtte weg.’ Furious zo voel ik me, ik sta te trillen op mijn benen van ingehouden woede. ‘Ik heb hem gezocht, maanden lang. Ik kon nergens anders aan denken dan aan wraak. Mierzoete wraak. Ik wist waar ik moest zoeken. Overviel dat onschuldige indianendorpje, daar heb ik wat opperhoofden vermoord. Onderweg naar hier kwam ik hem tegen hoor. Jouw lieve Clark. Nog even overwoog ik om hem te sparen. Er was tenslotte a genoeg bloed vergoten en ik had maar één broer. Maar die opstandige pummel wilde jou ten koste van alles beschermen dus ik had geen keus. Even was ik aan de verliezende hand, maar broederlief had een zwak voor me. Dus toen ik halfdood op de grond lag kwam hij terug, de grootste fout die hij heeft gemaakt. Hij had me beter gelijk af moeten maken. Nu ligt zijn as over in het bos verstrooid.’ Een traan rolt over mijn wang, ik voel de hitte naar mijn wangen stijgen en ik bijt hard op de binnenkant van mijn wang om niet te gaan schreeuwen.

You burned him.’ Mijn stem trilt niet, ze is koud en kil. ‘Klootzak.’ Mijn toonhoogte schiet omhoog en ik begin weer op hem in te slaan. ‘Klootzak! Je hebt hem vermoord je hebt je eigen broer vermoord!’ De tranen stromen over mijn wangen en met elke klap stijgt mijn wilskracht. Dood moet de moordenaar van Clark, dood! Blijkbaar heeft Jon er genoeg van want met een schreeuw vliegt hij nu op me af. Hij valt bovenop me en we rollen over de gang. ‘Laat me los, laat me los!’ Ik krijs zo hard als ik kan. Jon stompt me in mijn maag en ik hap naar adem en rol bovenop Jon, met mijn handen klauw ik over zijn gezicht. Ik schreeuw niet meer, hijgend worstelen we met elkaar. Dan hoor ik het zachte gehuil van een baby. James. Ik draai mijn hoofd naar zijn kamer toe en ik zie dat Jon hetzelfde doet. Ik draai mijn hoofd terug naar zijn gezicht en kijk hem voor een korte halve seconde aan, maar ik weet genoeg. Ik spring overeind, om vervolgens aan mijn been op de grond getrokken te worden. Ik krabbel weer overeind en ik spring op Jons rug hij valt op de grond. Ik sla zijn hoofd tegen de grond, maar zijn handen pakken mijn armen beet, trekken me over hem heen en slaan me met een enorme kracht op de grond. Mijn adem wordt uit me geslagen en even lig ik op de grond. Met geen mogelijkheid kan ik mijn lichaam bewegen en zie ik Jon de babykamer binnengaan. Ik rol op mijn buik en kruip naar de deur.

Mijn beeld zwaait als een schip heen en weer en ik voel mijn hart kloppen in mijn keel. Ik trek me aan de deurpost overeind en stumble de kamer in. Jon staat met James in zijn armen, het kind huilt en krijst onophoudelijk. ‘Laat. Hem. Los.’ Het is een dreigement, maar erg indrukwekkend is het niet, ik heb bijna geen energie meer om overeind te blijven staan. Jon pakt met een hand een plank uit het nog losliggende parket en slaat het grote raam kapot. ‘Waarom Janice, we zijn toch al verloren.’ Angst. Het kruipt over me heen en laat koude rillingen achter. Ik kijk in Jons lege ogen, er is geen gevoel meer in te vinden. ‘Die keus ligt niet bij jou! Jij bent misschien verloren, maar dat is mijn kind. Hoor je! Clarks zoon, hij is niet van jou.’ Jon bindt James aan zijn borst vast met het deken. ‘Clark heeft alles, een vrouw, een kind, een huis. Alles!’ Ik loop rustig op Jon af. ‘Rustig Jon, hier ben ik, jou vrouw, in jou huis, geef James maar hier.’ Ik steek mijn handen uit en wil James pakken, maar Jon zet nog meer stappen achteruit en gaat in het raam kozijn staan. ‘Nee! Als ik hem niet mag, mag niemand hem!’ Jon kijkt me nog even aan, dan springt hij uit het raam. Ik hoor een doffe klap en James huilt niet meer.

Ik zak door mijn knieën en begin te huilen. Harde snikkende geluiden komen uit mijn mond. Ik trek aan mijn haren. ‘Nee, Clark, nee. He took James Clark, he just took him.’ Ik schreeuw het uit van de pijn. Ik ben mentaal gebroken, helemaal gebroken. Mijn huis lag in puin, mijn man was vermoord, en ons kind was met de moordenaar uit het raam gesprongen. Uitelkaar gespat, dood. Morsdood. Geen man, geen kind, geen indianendorp, helemaal alleen. Ik ga op de grond liggen en zie de zon ondergaan. Ik voel de koude wind over mijn lichaam gaan en mijn hartslag vertragen. Ik sluit mijn ogen, dit is een mooi moment om te sterven. Ik heb niemand meer om voor te blijven. Straks ben ik weer bij Clark en James. Mijn hartslag gaat nog langzamer. Ik glimlach. Mijn wereld word langzaam zwart.

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu