Vrije Vogel

220 19 1
                                    

Hoofdstuk 19

Ik raap mijn laatste spullen bijeen, met pijn in mijn hart trek ik het touw van mijn knapzak dicht. Grote Beer stapt de tipi binnen, ik ga snel rechtop staan. ‘Ben je klaar voor je reis lieveling?’ Ik knik, een traan glijdt over mijn wang. ‘Huil je nu, Vrije Vogel?’ Weer knik ik, en snel veeg ik de traan van mijn wang. ‘In de zestig lentes dat ik met jou gehuwd ben, is dit de eerste traan die ik om je gelaten heb Grote Beer.’ Mijn man slaat zijn armen om me heen, zoals altijd voelt  het beschermd en vertrouwd. ‘Mijn lot is al bezegeld lieveling, net zoals het jouwe.’ Zijn ruwe hand streelt mijn wang en ik pak zijn hand vast. ‘Ik weet het, maar afscheid nemen is moeilijk, en ik wil je niet laten gaan.’ De woorden komen er gebroken uit.  Grote Beer drukt me nog steviger tegen zich aan, en ik kijk omhoog. ‘Je bent nog steeds zo klein als op het moment dat ik je voor het eerst zag.’ Ook zijn stem is vervormd door verdriet, ik glimlach. ‘Jij blijft altijd groots.’ Ik voel een vederlichte kus op mijn lippen en ik sluit mijn ogen, ik hoor hoorngeschal. ‘Het is tijd, ga mijn lieveling, en redt wat er nog over is van mijn nalatenschap.’ Grote Beer laat me los en ik pak snel mijn tas, ik loop naar het luik van de tipi en draai me nog een keer om. ‘Ik hou van je.’ Grote beer zit al in het midden van de tipi met zijn ogen gesloten. Zijn oogleden trillen. ‘Ik hou ook van jou, ga nu, mijn lieveling.’ Ik zie een laatste traan uit de hoek van zijn oog over zijn wang biggelen.

Ik kijk niet achterom als ik even later het eerste gekrijs van de stam hoor. Vastberaden rijd ik door op mijn paard, naar het landhuis van Clark en Janice. De lucht staat aan de beginfase van haar schemering. Ik spring van mijn paard en laat het voor de voordeur staan, het dier is me altijd trouw gebleven en ik weet dat het nooit ver zal weglopen en dat ze altijd terugkomt. Ik ren het huis binnen en begin gelijk met schreeuwen. ‘Janice, where are you?’ Het zijn de weinige woorden die ik van Grote Beer geleerd had om nu te gebruiken. Ik hoor een ijselijk geschreeuw en ik ren op het geluid af.  Het geschreeuw gaat door en binnen een paar minuten ben ik bij een hoog reikend gedeelte van het huis uitgekomen. Ik zie een draaiende vorm in de hoek van de kamer en blijkbaar komt het geschreeuw daar vandaan. ‘Janice?!’ Ik hoor hoe het geschreeuw abrupt stopt. ‘Clark?!’ De wanhoop in haar stem weerklinkt. ‘No, Vrije Vogel.’ Aarzelend zet ik mijn voet op de eerste plank van het wentel ding. De moed zakt me in de schoenen, dan denk ik aan mijn belofte aan Grote Beer en ren ik haastig het wentel ding op, om vervolgens in een kamer te belanden. Veel tijd om me erover te verwonderen heb ik niet, Janice ziet er slecht uit en het is een enorme chaos.

Help you I am here.’ Janice kijkt op en ze knikt. Ik loop naar het bed toe en leg mijn knapzak aan het einde, daarna loop ik door naar Janice. Ik streel wat haren uit haar gezicht weg. ‘Going to be okay it is.’ Zeg ik geruststellend en Janice knikt opgelucht, haar handen glijden naar haar buik en haar gezicht vertrekt van de pijn. ‘Do whatever you must do.’ De boodschap is duidelijk en ik trek de onderjurk omhoog. Ik weet wat ik moet doen en ik kijk naar waar ik moet kijken, het hoofdje is al te zien. Ik veer weer omhoog en maak duidelijk aan Janice dat ze haar onderjurk uit moet doen. Ze knikt begrijpelijk en ik help haar de jurk uit te doen. ‘Where is Clark?’ Ik bijt op mijn lip. ‘I don’t know, he must be o n his way back here.’ Weer knikt ze maar dan hapt ze naar adem, een zweetdruppel glijdt langs haar hals. Ik pak het doek en dep het in de kom met water, verrast dat het er staat, en leg het op Janice’ hoofd. ‘Don’t scream, it is time for you to give birth.’ Met die woorden begint de bevalling pas echt en kan ik zeggen dat Janice een goede, sterke moeder zal worden.

Ik pak een doek en wrijf het bebloede lichaam van de pasgeborene schoon, waardoor ik gelijk het geslacht zie. Een prachtig, stralend kind, met de heldere groene ogen van zijn moeder en de rossige teint is nu al in zijn haar terug te vinden. Glimlachend geef ik het kind aan de jonge moeder. ‘A boy it is.’ Het gezicht van Janice straalt en ze drukt het kleine baby lijfje dicht tegen zich aan, verteerd door de liefde voor haar eerstgeborene. ‘What is the name?’ Het meisje kijkt glimlachend op en aait het kind over zijn hoofd. ‘James, James Williams.’ Ik knik goedkeurend, denkend aan de beste vriend van Grote Beer, er gaat een steek door mijn hart. Grote Beer, hij zal bij James zijn nu, mijn dochters en zonen, wat zal er van hen gekomen zijn? Ik besluit dat ik Janice tijd moet geven met haar zoon, dus dat ik net zo goed kan gaan kijken hoe het met mijn paard is. ik loop naar buiten.

Als ik naar buiten stap voel ik de frisse avond lucht en is de zon compleet verdwenen. Ik fluit een keer zachtjes, dan hoor ik het zachte getrappel van mijn paard en niet veel later zie ik het op een drafje op me aflopen. ‘Veer, mijn mooie ros.’ Ik streel het dier over zijn hoofd, en haal het zadel van haar af. Als ik het zadel op de grond zet hoor ik Veer onrustig hinniken, en ik kijk op. Ik zie niks, dus ik ga ervan uit dat het paard een wolf of een ander dier gehoord heeft. Ik kijk weer naar het zadel. Dan hoor ik paardengetrappel, mijn hoofd schiet overeind, maar Veer staat onbewegelijk stil. Ik grijp naar mijn dolk. Niet veel later zie ik een wit paard uit de duisternis doemen, met een bekende ruiter. ‘Thank the gods, Clark, where is hurricane?’ Clark springt van zijn paard en loopt op me af. Ik blijf maar tegen hem praten, vragend naar het vreemde paard dat niet het zijne was, en naar Grote Beer, mijn man. Hij verschijnt in het zwakke licht van een eenzaam olielampje en ik schrik. Zwaar verwond en met een half dichtgeknepen oog kijkt hij me aan. ‘Grote Beer died, you must be his wife, nice to meet you, I’m Jon Williams.’ De man kijkt me met een grijns aan en steekt zijn hand uit. Verstijfd kijk ik naar de uitgestoken hand. Grote Beer, dood, mijn hand voelt verkrampt om het lemmet van mij dolk.  ‘Lost your tongue, you are not as tuff as your daughters are, they fought really hard.’ Dat was de druppel die de emmer doet overlopen en met een soort van oerkracht in mijn oude botten vlieg ik op de man af. Ik vecht als een woeste leeuw maar mijn lichaam is zwak en oud. Na een stevig gevecht voel ik een mes in mijn onderbuik. Ik kijk mijn moordenaar aan, zijn ogen staan leeg. ‘See the good in it, you can see your family again.’ Ik voel hoe het mes uit me wordt getrokken en ik zak met mijn knieën op de grond. Mijn laatste gedachten zijn bij Janice, en hoe ze geen idee heeft met wat voor monster ze straks te maken krijgt. 

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu