Hoofdstuk 2
Met een knallende hoofdpijn wordt ik wakker en ik rek me uit. Ik kijk om me heen, het dekbed ligt verfromfraaid op het bed en mijn schoenen liggen uitgetrapt op de vloer. Ik zucht, vandaag mag ik al mijn zooi gaan uitpakken. Motivatie ontbreekt me hier, en ik besluit om op zoek te gaan naar het basisprincipe, voedsel en kleding. Ik strompel vermoeid mijn bed uit, en sta op de ijskoude vloer. Het is nog donker en ik grijp naar mijn broekzak. 4.56 geeft mijn Ipod aan, lekker dan. Van slapen gaat niks meer komen vandaag. Voor de tweede keer kijk ik om me heen, links van me staat een olielampje, en ik draai hem aan. Ik knipper tegen het licht, en ril. Het is flink koud hier, en ik zoek naar een vest. Er valt hier boven niks te vinden, dus traag loop ik de trap af met de lamp in mijn hand.
Op mijn blote voeten sta ik in de kamer die ooit netjes en opgeruimd was. Nu staat hij volgepropt met dozen en ik voelde woede opborrelen. Kan die man nooit eens nadenken en de dozen gewoon netjes, en vooral ingepakt, in één hoek van de kamer kunnen neerzetten?! Bastard, dat is het enige woord wat ik op dit moment kan bedenken. Ik zucht, zet de lamp neer, en ga naar de eerste doos die er in mijn weg naar buiten staat. Kleren, wat een toeval, een doos met kleren, halelluja. Ik grabbel in de doos, een simpel zwart hemdje is het eerste wat ik eruit trek. Na nog wat gegrabbel vind ik mijn versleten leger broek. Een broek met duizenden zakken, riemen en gespen, iets wat ik nevernaar school zou dragen. Maar ik voel me er veilig in, netzoals ik me prettig voel in mijn kisten. Waar zijn die ondingen by the way?
Met een beter gevoel schuif ik de dozen opzij, en loop ik naar de deur. Eindelijk een uitgang, ik sprint terug naar mijm lampje en trek mijn lievelingskleren aan. De schoenen zijn nog steeds verdwenen en een vleugje irritatie vliegt voorbij. Ik pak mijn hardloopschoenen en stop mijn Ipod in een van de vele broekzakken. De irritatie valt niet meer te negeren en begint zich om te zetten in woede. Niet denkend aan het feit dat ik geen idee heb hoe en wat mijn omgeving is ren ik naar de voordeur. Ik ga rennen, alles moet eruit gesprint worden, is mijn enige gedachte. Ik gooi de voordeur open en stap naar buiten. met een klap gooi ik hem dicht en ik ga rennen. Dopjes in mijn oren, die keihard de muziek van de RedHotChilipeppersafspelen. Loop ik gedachteloos een kant op.
De bomen vliegen voorbij als ik er voorbij raas, mijn stappen zijn vast en zeker. Ik adem zwaar en mijn longen branden. Ik leun met mijn handen op mijn knieeën, het zweet loopt in straaltjes langs mijn rug. Ik lik mijn lippen, ze zijn kurkdroog, lekker bezig Janice. Zoals gewoonlijk ben ik vergeten sleutels, of überaupt drinken mee te nemen. Mijn oortjes vallen uit mijn oren en bungelen hulpeloos uit mijn shirt. Ik zak naar beneden en ga zitten op de zachte bosgrond tegen een boom. Ik kijk om me heen. Er is geen schemering te zien, de zon staat hoog aan de hemel, en ik haal mijn Ipod uit mijn zak. 11.32, Wat?! Heb ik zo lang gelopen? Onmogelijk. Janice, je hebt de helft van je zooi uit die dozen gegooit, denk nou eens na. Ik sla mezelf tegen mijn hoofd. Stupid.
Mijn maag knort, en ik kijk zoekend om me heen. De bomen staan hier best ver uitelkaar, als ik wat verder doorloop, kom ik vast uit bij een rivier. Vermoeid sta ik op, nu ik even gezeten heb voel ik de slaap, en het slaat in als een bom. Ik knijp een paar keer met mijn ogen en begin met lopen. In een slakkentempo sukkel ik vooruit, en let totaal niet op het pad onder me. En ja, daar ga ik, keihard op mijn gezicht. Het viel te verwachten en met een schreeuw lig ik op de grond.
Ik weet niet wat erger is, de klap op mijn hoofd of de pijn in mijn enkel. Alles duizeld en ik probeer overeind te komen. De misselijkheid slaat toe en ik geef herhaaldelijk over. Uitgeput val ik op mijn rug, en ik doe een poging mijn enkel te bewegen. De tranen schieten in mijn ogen en ik slik, getup Janice, zeg ik tegen mezelf. Ik hijs mezelf omhoog. Prioriteiten stellen Janice, kleine taken verzinnen, zo krijg je meer gedaan. Prioriteit één, drinken, of in ieder geval water. Om aan water te komen, moet ik toch naar die verdomde rivier lopen. Daar gaan we dan.
Na voor mijn gevoel uren te lopen hoor ik een stromend geluid. Maar er staan overal bosjes en prikkelende beplating. Ik zucht, dit gaat niet leuk worden, ik lik aan mijn lippen, ze zijn droog en gebarsten. Youcandothis Janice, ik zucht voor de zoveelste keer vandaag en baan me een weg door de beplanting. Ik struikel over de planten en val weer naar voren, met mijn neus voor de rivier, eindelijk.
Ik steek mijn handen in het water en het is heerlijk verkoelend, ik kruip verder naar voren en steek mijn hoofd in het water. Heerlijk. Ik kom naar boven en hap naar adem, gulzig drink ik het water, de nare bijsmaak negerend. Niet veel later laat ik me vallen op mijn rug in het gras, en ik sluit mijn ogen. Dan voel ik een golf van misselijkheid, en ik geef weer over. Klote water. De wonden van de takken branden, en mijn enkel klopt als een bezetene. De tranen glijden over mijn wangen, en de energie in mijn lichaam is op. Wat heeft het nog voor zin? Waarom zou ik verder gaan, het is niet dat mijn vader me mist. Vrienden heb ik niet, geen familie, helemaal niemand. Waarom zou ik blijven, ik ga zwemmen. Genieten van het koele water en de vrijheid om gewichtloos te zijn.
Ik sleep mezelf het water weer in, de stroming is veel sterker dan ik verwacht had, en voor ik het weet word ik onder water gesleurd. Als een speelbal van het water word ik tegen gesteente geslagen, en daarmee verdwijnt mijn lucht. Ik trappel zo hard als ik kan naar het water oppervlak, en even hap ik naar adem. Ik schud mijn hoofd heen en weer, ik moet mezelf ergens aan vast kunnen houden. Daar! een tak, als ik maar even op adem kan komen. De stroming sleurt me langs de tak, en ik klem me uit alle macht vast.
Daar hang ik dan, zeiknat en gewond aan een krakkemikkig takje. Alles gaat weer buitengewoon perfect zoals gewoonlijk. Ik kijk naar beneden, het water in. De kleuren van het water zijn onbeschrijfelijk mooi en intens. Ik ril, ik ben verkleumd tot op het bot en mijn spieren beginnen te protesteren. Één been geeft al op en mijn schoenen zijn verloren. Ik voel de spieren branden en schreeuwen om zuurstof, die ik maar net heb om te functioneren. Mijn andere been slipt weg en ik bungel hulpeloos aan de tak, die gevaarlijk kraakt. Shitshitshit! Ik kan niks meer doen, ik ga gewoon dood nu. Jezus, wat thefuck moet ik hier aan doen. Paniek alleen maar paniek.
Dan breekt de tak zuchtend af en voel ik het koude water weer. Ik probeer omhoog te komen maar het lukt bijna niet meer. Als ik er bijna ben heb ik geen lucht meer over, en ik wil adem halen. Een hap water komt naar binnen en ik wil het uit hoesten, maar hoe meer ik dat probeer hoe meer water er in mijn lucht wegen komt. Ik zie de zwarte vlekken al, ik voel mijn longen branden. Ik dacht ooit dat de verdrinkingsdood vredig was maar nu weet ik wel zeker van niet. Ik kan niet eens meer huilen, ik kan niks meer. Ik voel mijn lichaam wegzweven en ik verlies ook lamgzaam maar zeker de controle over mijn brein.
Dan voel ik hoe ik naar de oppervlakte getrokken word, en voel ik eindelijk vaste grond onder mijn lichaam. Lucht ontbreekt me nog steedst maar ik voel dat iemand probeert de lucht naar binnen te persen. Ik voel het water in mijn keel opkomen en ik word gelukkig overeind geduwd. Ik geef over, en eindelijk. Ik voel weer lucht door mijn longen stromen. Doodmoe val ik dan eindelijk neer, bewusteloos of slapend. Ik weet het niet.
JE LEEST
Amelia (Voltooid)
Historical FictionJanice, is een meisje dat erg op zichzelf is, alles in haar leven gaat prima totdat haar moeder overlijd aan kanker, een zware slopende ziekte. Ze verhuist naar een ander continent, en voelt zich eenzaam en alleen. Losgesneden van wat ooit haar thui...