Jon

157 17 5
                                    

hoofdstuk 23

Ik laat het levenloze lichaam van mijn grote broer los. Van Clark. Ik voel me leeg, gevoelloos. Mijn honger naar wraak is niet gestilt, het enige wat het achterlaat is een groot, leeg, gapend gat. Vermoeiend laat ik me naast Clark op de grond vallen. Mijn broer, mijn grote lieve broer. Een traan rolt over mijn wang, en dan nog een, en nog een. Ik slaak een schreeuw uit van pijn, er is geen gevoel, alleen een grote leegte. Ik heb niemand meer, ik heb de enige levende ziel die misschien nog van me kon houden vermoord. Mijn enige familielid, mijn enige broer. Ik spring overeind, en schud Clarks lichaam heen en weer, eerst zachtjes en later ruw. 'Clark, wordt wakker, kom terug, kom terug!' Zijn helderblauwe ogen kijken me aan, geen sprankel geen levensteken. 'Het spijt me, het spijt me zo, kom terug, ik maak het goed, ik beloof het, echt waar.' Clark komt niet terug. Boos en gefrustreed gooi ik zijn lijk tegen de boom, de takken kraken. Het maakt niet meer uit, hij komt niet terug. Ik loop naar mijn paard, na vijf minuten heb ik het dier teruggevonden, uit de zadeltassen haal ik vuurstenen. De heldere vonkjes zijn het enige licht dat ik nog heb, maar na een paar minuten vatten een aantal takjes vlam. Ik leg ze tegen de geoliede takken aan, de boel vliegt binnen een paar seconde in de fik. De vlammen slokken Clarks lichaam op. Achter me hoor ik gekrijs, het gekrijs gaat door merg en been. Ik draai me om. Janice. Het lieve ontschuldige meisje staat met haar kindje in haar armen tegenover me. 'Wat heb je gedaan?' De tranen stromen over mijn wangen. 'Wat heb je met de echte Clark gedaan, jij gestoorde gek.' Ik slik, er vormt een brok in mijn keel en de woorden komen er niet uit. 'Ik... Ik heb hem vermoord.' Janice' ogen worden groot. 'Je hebt wat?!' Haar stem schiet een octaaf omhoog. 'Je bent een monster, hoor je dat Jon Williams, je bent een monster!' 

 Met een schreeuw schiet ik overeind. Totaal gedesoriënteerd. Badend in het zweet probeer ik mijn omgeving te ontdekken maar ik ben de draad volledig kwijt. Ik hijg en probeer mezelf te kalmeren, een enorme hoeveelheid beelden schiet door me heen. Tegenwoordige tijd, verleden tijd, de toekomst. Ik raak compleet in paniek. 'Rustig blijven ademen, rustig bljven.' Ik herhaal de woorden van mijn grootvader, die me altijd op tijd wekte bij nachtmerries. Na een tijdje ben ik rustig en heb ik tijd om na te denken. Waar ben ik? In bed. In bed?! Wild kijk ik om me heen, de plek naast me is leeg en koud. De duisternis in de kamer wordt langzaamaan al wat lichter, en ik besef dat het al ochtend moet zijn. Ik sta snel op uit het bed, te snel. Ik zie mijn beeld draaien en ik val om. Voorzichtig sta ik op, mijn hoofd barst van de hoofdpijn en ik voel me enorm misselijk. Ik verbijt het gevoel en trek me omhoog aan het bed. Met kleine stapjes loop ik naar het trapgat. Als een oude man daal ik de trap af, zwaar leunend aan de trap. Ik heb op dit moment maar één doel, where is Janice?

Ik loop voorzichtig naar het raam, en trek de gordijnen ervan weg. Ik knijp mijn ogen dicht tegen het felle licht. De zon staat hoog aan de hemel, de vogels fluiten. Ik had het dus mis, vroeg in de ochtend was het dus niet, eerder vroeg in de middag. Van deze enkele beweging ben ik al uitgeput. Wat is dit toch, waar heb ik last van?  Ik laat me in de brede bureaustoel zakken en sluit mijn ogen. Rustig aan. Na vijf minuten sta ik langzaam op, mijn beeld draait niet. De kamerjas zweeft lichtjes om me heen. Waar was ik ookalweer mee bezig? Ik sluit mijn ogen opnieuw en denk even na. Janice zoeken, juist dat was het. Ik loop richting de hal. Eerst maar eens bij James kijken. Ik loop de trap op, aan het einde daarvan de gang op. Ik hoor niks als ik mijn oor tegen de deur houd, en open de deur. Het kind ligt vredig met zijn ogen gesloten in het wiegje. Ik kijk rond in de kamer, geen Janice. Ik sluit de deur weer en besluit om naar beneden te lopen. Rustig aan loop ik de trap af, richting de woonkamer. Als ik de deur open is het eerste wat me opvalt het nog vers na smeulende vuur in de openhaard. Ik loop wat verder de kamer in. Janice ligt op de bank opgekruld, haar armen omklemmen een boek. Ik glimlach, zo vond ik Clark ook altijd, zijn armen om een boek geklemd. Mijn glimlach verdwijnt. Hij werd ook wakker met Amelia in zijn armen. Ik knars mijn tanden. Dan grijns ik weer. Clark wordt nu niet meer wakker. De leegte in me verdwijnt op slag. Het gat in me vanbinnen wordt gevuld met een ander soort honger. Een honger naar lust. Janice is mine.

Ik loop naar de bank toe en trek het boek uit haar handen, ik leg het op de tafel neer. Janice' ogen fladderen open, en ze glimlacht. Dan ziet ze mijn gezicht en haar glimlach verdwijnt. Haar gezicht trekt wit weg, haar ogen worden nog groter. 'Clark.' De woorden komen er aarzelend en angstig uit. Ze kijkt verschrikt om zich heen, haar ogen glijden naar het boek. Ik draai mijn hoofd scheef en volg haar blik. 'Heb je een eng boek gelezen?' Verschrikt kijkt ze op, ik zie haar adem versnellen. 'Zo zou je het kunnen noemen.' Ook deze woorden zijn vermengd met allerlei gevoelens. Negatieve gevoelens. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes. 'Waarom lag je op de bank te slapen?' Ik zie haar slikken. 'Ik... kon niet slapen, en ik wilde graag dat boek uit hebben, toen ben ik maar naar beneden gegaan, ik wilde je niet wakker maken.' Ik knik begrijpelijk, het klinkt logisch. Maar ik zou Jon Williams niet zijn als ik er niets achter zocht. 'Waar gaat het boek over?' Ze bijt op haar lip, de angst is van haar gezicht af te lezen. 'Iets over twee jongens die verliefd op hetzelfde meisje waren, ze heette Amelia volgens mij.' Nu is het mijn beurt om wit weg te trekken. Ik draai me om, en wil opstaan om het boek te pakken, maar Janice pakt mijn arm vast. De bleke kleur is van haar gezicht verdwenen. 'Ben je al bij James geweest?' Ik knipper met mijn ogen, wat... James, wie is... O. Ik herstel mezelf en knik. 'Ja, de jongen lag nog heerlijk te slapen. Hij zal zo wel wakker worden. Dat wiegje bevalt hem wel volgens mij.' Ik lach zachtjes. Janice knikt traag. Dan schiet ze overeind. 'Dan ga ik maar eens bij hem kijken.' Ze staat recht voor me en drukt een kus op mijn lippen.Ik sluit mijn ogen, even denk ik dat er meer komt,  maar als ik mijn ogen open doe zie ik dat ze wegloopt. Ik laat me op de bank vallen en denk goed na. Ik kijk de woonkamer rond, mijn oog valt op de tafel, het boek is verdwenen. Ik schiet overeind.

She knows.

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu