Clark

160 16 1
                                    

Hoofdstuk 22

Ik voel hoe de touwen tegen mijn huid schuren, mijn hoofd bonkt en het kost me grote moeite om mijn hoofd op te tillen. Ik zie een grijnzend spiegelbeeld en ik knijp met mijn ogen om het beeld in de duisternis van deze bossen meer helder te krijgen. Ik kijk om me heen. Ik zit vastgebonden aan een boom, dat is duidelijk, wat voor knopen zijn dit? Niemand kan zulk stevige knopen maken als, als... Jon! Ik kijk met een ruk op als ik iemand ziekkelijk hoor grinniken.Mijn beeld vervaagd en stelt langzaam aan weer scherp. Jons gezicht kijkt me vuil aan. 'Vertel me eens grote broer, waar is mijn lieftallige schoonzusje?' De dreigende ondertoon in Jons stem was niet te missen, en ik klemde mijn kaken op elkaar. Janice is in gevaar, en ik moet dit slim spelen.  'Die is dood, weet je nog?' Ik probeer onschuldig te klinken maar ik pers met moeite de woorden uit mijn mond. Ik voel aan de touwen om mijn handen, de sterke knopen zijn onmogelijk om binnen een paar seconden los te krijgen. Ik moet dit zien te rekken.

Jon kijkt me met een zelfingenomen blik aan, dan slaat hij zijn hand tegen zijn voorhoofd. 'O, wat dom van me, je dacht dat ik je verloofde bedoelde.' Nee, nee, je mag het niet weten, schiet er door mijn hoofd. De adrenaline pompt door mijn aderen, en ik voel hoe mijn hart als een razende tekeer gaat. 'Ik had het over je vrouw, trouwringen liegen niet Clark. Mooi vakmanschap.' Nonchalant loopt hij op me af en plukt mijn trouwring van mijn rechterringvinger, met gemak schuift hij hem om zijn eigen ringvinger. Ik knars mijn tanden, ik bedenk minstens tien manieren hoe ik hem zou kunnen uitschelden, maar ik houd me in. Ik ken Jon, hij kan niet tegen opmerkingen, dan barst hij uit, hij is enorm impulsief, en dat moet ik nu ten goede proberen te benutten. 'Ik ga mijn schoonzusje maar eens met een bezoekje vereren.' Dat is de druppel. Ik heb al een grote liefde verloren. Ik heb mijn geduld verloren, met een enorme wilskracht begin ik aan de touwen te trekken. 'Je laat haar met rust hoor je!' Ik bijt op mijn tong, jezus, dat had ik niet moeten zeggen. Ik zie Jons gezicht verduisteren en ik weet dat het te laat is, Jons laatste beetje zelfrespect verdwijnt bij mijn woorden. Zijn normaal helder blauwe ogen, verkleuren naar heel diep blauw, bijna zwart, het lijkt wel magie. Burn.

O mijn god. Nee, hij weet niet meer wat hij aan het doen is, waar is zijn verstand. 'Jon, wat doe je. Denk nou eens na.' De olie stinkt en druipt over mijn voorhoofd, ik wil het uit mijn gezicht vegen voordat het in mijn ogen druipt. Jon veegt de druppels uit mijn ogen. Hij kijkt me aan zijn ogen zijn inktzwart. 'Wat denk je dat ik aan het doen ben.' HIj staat overeind. 'Jon, je bent jezelf niet, waar is de lieve zorgzame kant gebleven?' Mijn stem is rauw van de emotie, ik wil niet doodgaan door de impulsieve acties van mijn broer. 'HIer praat je je niet onderuit zwakkeling.' Ik krimp ineen, zijn houding, zijn ogen, zijn stem, zijn woorden, alles een compleet evenbeeld van mijn vader. 'Waar is de oude Jon, degene waar ik alles aan kon vertellen?' Jon knielt voor me neer en leunt met zijn hoofd heel dicht bij het mijne, ik kan zijn adem in mijn gezicht voelen. 'Die stierf met de dood van Amelia.' MIjn doodsangst verdwijnt en maakt plaats voor een moordende woede. Ik geef Jon een kopstoot met alle opgekropte woede die ik bezit, en hij valt naar achteren, ik zie zijn ogen wegdraaien. Dit is mijn kans om te ontsnappen. Ik ruk aan de knopen, maar met kracht kom ik er niet vanaf. Ik kijk naar de knopen om mijn handen, het touw moet los. Ik kijk nu pas echt goed om me heen, mijn overlevingsinstinct neemt het over. Een steen, een steen met een scherpe punt, hij ligt gewoon pal naast me. Ik wil mezelf voor mijn kop slaan omdat ik het niet eerder heb gezien, maar daar heb ik geen tijd voor. Ik probeer erbij te komen, maar ik kan er niet bij. Het touw om mijn middel houdt me tegen, het zit strak om mijn torso, maar de olie maakt het wat losser. Met veel pijn en moeite draai ik de achterkant van het touw naar me toe, en knoop ik het zo snel mogelijk los. De olie zorgt ervoor dat het spul makkelijker glijdt, maar het maakt het ook moeilijker om er een goede houvast aan te krijgen. Het touw schiet los, en ik heb de neiging om een vreugdedansje te doen. Doe normaal Clark! Houd je kop erbij, overleven!

De steen snijdt het touw los, maar veel te langzaam naar mijn zin. Na wat een eeuwigheid lijkt te duren is ook het touw om mijn handen los. Ik reik naar de touwen om mijn voeten, natuurlijk is deze knoop het moeilijkst en grijp ik weer naar de steen. Ik hak met een enorme snelheid in op mijn voeten om het touw los te krijgen, daarmee krijg ik het ook los maar snij ik ook in mijn eigen enkel. Ik schreeuw. Heel even duizelt het om me heen en is het enige wat ik kan zien bloed. Ik knipper met mijn ogen, kom op Clark, doorgaan, dit is je enige kans. Ik sta op, en mijn enkel protesteert, net zoals mijn hele lichaam, maar mijn gedachten schreeuwen, wegwezen! Ik wil het op een lopen gaan zetten, als ik een pijnlijk geschreeuwhoor. Jon. Ik draai me om, hij ligt nog steeds op de grond, er stroomt bloed uit zijn neus. Met tegenzin loop ik verder. 'Clark...' Het is een zwak geluid, maar het is genoeg om me te laten omdraaien en me terug te laten rennen naar mijn broer. Ik hurk op de grond voor hem neer. Zijn gezicht is beurs, en een oog is opgezwollen, met zijn halfdichtgeknepen oog kijkt hij me aan. 'Ga ik dood Clark?' Ik strijk de haren uit zijn gezicht, de tranen stromen over mijn wangen. 'Nee Jon, klein broertje van me, alles komt goed, rustig maar.' Zijn hand gaat omhoog en strijkt langs mijn wang. 'Je hebt gelijk Clark, ik ga niet dood.' Zijn handen omsluiten mijn gezicht en ik leun naar voren om hem beter te verstaan. Wat hij zegt is slechts een fluistering. 'Maar jij wel.' Ik voel zijn handen om mijn keel sluiten en voor ik nog een tegenslag kan geven knijpen zijn handen al de lucht uit mijn keel.

Ik val, en Jon rolt bovenop me, mijn hoofd klapt met een harde bonk op de aarde. Mijn beeld draait en de lucht die mijn longen wanhopig willen komt niet. Ik kijk recht omhoog in het gezicht van Jon. Ik weet dat ik geen overlevingskans meer heb maar ik zal strijden tot ik sterf. Al is dat maar door recht in mijn broertjes ogen te kijken zo lang ik nog kan. Mijn beeld begint te vervagen, zwarte vlekken bederven mijn beeld, en mijn keel doet pijn. Ik vecht tegen de onderdrukking maar een tekort aan lucht helpt daar niet bij. Mijn beeld is volledig zwart nu, en mijn hart heeft nog nooit zo hard gepompt in een verwoede poging om te blijven leven, maar tevergeefs. Mijn oriëntatiegevoel verdwijnt langzaam en ik voel mijn bewustzijn langzaam wegzakken. Mijn hartslag vertraagt, ik hoor nog vaag een stem. 'Vader had gelijk grote broer, je bent een zwakkeling.' Mijn beeld is weg, mijn lucht is op, en ik hoor nog even een korte ruis. Ik voel mijn hart heel traag bonken, mijn laatste gedachtes zijn maar bij een persoon. Amelia.

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu