Amelia

185 15 1
                                    

HET KOSTTE ME BIJNA TWEE MAANDEN DUS IEDEREEN ZEG MAAR IK HOU VAN JE WANT HIER IS HET EINDE!!

Hoofdstuk 25

Ik hoor een harde piep, een keihard gepiep, alsof mijn wekker wil zeggen; 'Wakker worden nu, je hebt genoeg geslapen. Ik wil mijn arm optillen om de wekker uit te slaan, maar ik voel mijn lichaam niet. Waar ben ik? Is dit de hemel. Wie ben ik? Ik weet mijn naam niet meer. Rustig probeer ik mijn gedachtes weer in het gareel te krijgen. Ik moet nadenken, kalm nadenken. Oké, stap één, wat is er gebeurd? Ik graaf in mijn herinneringen, en er komen plaatjes in mijn hoofd, gezichten. Dan schrik ik, opeens stromen alle herinneringen terug. Het water, Clark, de indianen, James. De namen met beelden en gebeurtenissen flitsen aan me voorbij, alsof er een diashow op hoge snelheid voorbij schiet. Alleen het meisje waar het om draait, is één grote waas. Ze is er wel, maar niet zichtbaar. Geen gezicht, geen postuur, geen naam. Alleen een vage, wazige vlek die een deel van de beelden blokkeert. Ik hoor geen geluid, alleen die piep. Het is een regelmatige eentonige piep. Jon, ook hij komt voorbij geschoten, de diashow vertraagd en langzaam blijft hij bij de laatste beelden hangen. Jon springt, ik huil. Nu heb ik ook de neiging om te huilen. Waarom gebeurt dit. Wie is het meisje?

De beelden verdwijnen en het wordt weer zwart voor mijn ogen. Het is eerste wat ik hoor is een ander geluid dan de piep. Een stemgeluid. 'Amelia, hoor je me?' Is dat wie ik ben, Amelia? Dan schieten er nieuwe beelden voorbij. Clark, hij kust me. 'Amelia, alsjeblieft wordt wakker.' Weer die stem, wie is dat toch, waar ben ik, ik zie niks. Wacht. Wakker worden, betekent dat dat ik niet dood ben? Mijn hoofd vult zich opnieuw met vragen en ik probeer de belangrijkste eruit te halen. Ik ben niet dood, maar ik weet niet wat ik wel ben. Ik heb geen controle over mijn lichaam, maar ik hoor wel een stem. Ik weet niet wie de stem is. Ik weet ook niet waar ik ben. Als ik nu toch maar mijn ogen kon openen.

Ik probeer mijn lichaam te voelen, maar mijn geest verzet zich er enorm tegen. Alsof ik zweef tussen twee planeten en het magnetisch krachtveld me tegen wil houden. Het drukt ook enorm op me neer. Alsof er twee muren zijn die op me afkomen, en ik probeer wanhopig de twee muren uitelkaar te houden. Kom op Amelia, kracht zetten. Ik duw terug tegen de muur, en beetje bij beetje krijg ik hem verschoven. Ik voel tintelingen. Nog harder duwen Amelia. Ik voel mijn tenen en vingertoppen. Ik zie een hamer, en ik begin tegen de muur aan te slaan, na vijf minuten vertoont hij al wat barstjes. Ik voel nu mijn eigen ademhaling. Een gat, er is een gat in de muur! Ik wiebel voorzichtig met mijn tenen, dat gaat prima. Goed zo Amelia! Ik probeer mezelf te motiveren door te gaan. Ik span de spieren in mijn lichaam aan, ook dat krijg ik voor elkaar. De muur is verdwenen, en ik ben volledig bewust van mijn eigen lichaam.

Een hygiënische, bijna chemische lucht dringt mijn neusgaten binnen. Ziekenhuislucht. Oké, bijna alle problemen zijn opgelost, er zijn nog maar twee problemen die me onrustig maken en als ik mijn ogen kan openen zijn ze beide opgelost. Eerst ga ik opzoek naar mijn ogen, ik hoor weer die stem. 'Amelia, kom alsjeblieft terug.' Ik hoor de wanhoop in de stem. Ik kom! Wil ik schreeuwen maar er komt geen geluid uit mijn mond. Nog niet. Ik dwing mijn oogleden om open te gaan en ineens schieten ze open. Gelijk knijp ik ze weer dicht tegen het felle licht. Ik hoor iemand opgelucht adem halen. De stem, ik kan er nu achter komen wie het is! Ik open mijn ogen deze keer wat voorzichtiger, en laat ze aan het licht wennen. Als ik rondkijk zie ik allemaal ziekenhuisapparatuur, ben ik dan weer terug in mijn eigen tijd? Dan voel ik een paar warme handen mijn hand omsluiten, ik draai mijn hoofd in de richting van mijn rechterhand. Ik hap naar adem. Daar zit hij, Clark. Hij knijpt zachtjes in mijn hand, met grote ogen kijk ik hem aan. Met een hoop moeite vind ik mijn stem terug, hij klinkt krakerig en rauw. 'Ben... Ben ik dood?' Ik kijk hem nu met bange ogen aan, wat is dit voor zieke grap.

'Je was bijna dood.' Ik krijg een brok in mijn keel en zie de trieste blik in zijn ogen. 'Hoe, hoe bedoel je?' Mijn keel doet zeer van het praten, ook al is het maar weinig dat ik zeg. 'We waren onderweg naar je vader, hij lag in het ziekenhuis omdat hij net een hartaanval had gehad. James bleef thuis met Zitkala.' Ik onderbreek hem. 'Wie is Zitkala?' Ik zie hem pijnlijk glimlachen. 'De oppas van James, ze is a native American van origine, haar naam betekent vogel of zoiets.' Vrije Vogel leefde nog, Clark ook en James ook?! 'Dus we waren onderweg, maar we moesten eerst een stuk door het bos rijden, en toen kwam er een andere auto vanaf de weg toen we erop wilde gaan en ik reed veel te hard, ik probeerde uit te wijken...' Een traan rolt over zijn wang. 'We knalde tegen de andere auto aan met volle snelheid en jij werd de door de voorruit uit de auto geslingerd. Je hebt drie maanden in coma gelegen. Amelia ik dacht dat ik je kwijt was.' Nog meer tranen rollen over zijn wangen, ook bij mij branden de tranen achter mijn ogen. Het was allemaal niet waar, er was geen kwaadaardige tweelingbroer. Geen moord. Gewoon een ongeluk. De beelden komen langzaam weer terug. Ik hoor het geluid van de telefoon weer. De gierende banden, het geluid van brekend glas en schurend metaal.

'Clark...' Hij kijkt me aan. 'Mijn vader, is hij... je weet wel, ik bedoel.' Ik krijg de woorden nauwelijks over mijn lippen. 'Is hij dood?' Bedroefd laat Clark zijn hoofd zakken. 'Ja.' Stamelt hij met een stem dik van verdriet. Ik laat de tranen in de vrije loop. 'Clark, alsjeblieft, hou me vast.' Hij kijkt me aan, staat op en slaat de dekens van het ziekenhuisbed naar achteren, ik schuif wat op. Het valt me nu pas op aan hoeveel apparaten ik gekoppeld ben. De hartmonitor was de vervelende eentonige piep. Clark klimt het bed in en slaat zijn armen om me heen, ik leun tegen zijn borst. 'Het komt allemaal goed love.' Dat ene woordje, ik had het zo gemist. Ik voel mijn oogleden zwaar worden, en met veel moeite hou ik ze open. Ik kijk rond, op de bijzettafel ligt een boek, op de voorkant staat de naam ''Janice''. Ik schiet overeind, en mijn hoofd tolt.

'Wat is er Amelia?' Clarks stem klinkt bezorgd maar dat interesseert me even niet. 'Dat boek...' Ik kijk weg van het boek en kijk naar Clark, hij glimlacht. 'Dat is je lievelingsboek, ik heb het je voorgelezen. Weet je nog waar het over gaat?' Ik schud vertwijfelt mijn hoofd. 'Het gaat over twee broers die verliefd worden op hetzelfde meisje. Het speelt zich af rond 1800 en het meisje heet Janice, ook komen er indianen in voor.' Clark kijkt me hoopvol aan. 'Ik droomde al zoiets, het verklaart zoveel.' murmel ik. Clark knikt. 'De dokters zeiden al dat je een coma droom kon hebben. Soms was je aan het huilen toen ik bepaalde bladzijdes voorlas.' Ik voel een steek in mijn hart, betekend dat dan dat het grote huis niet bestaat? Was alles nep, gewoon een verdraaiing van mijn lievelingsverhaal. Had mijn onderbewustzijn alles verzonnen? 'Is alles dan niet echt?' Ik hoor de wanhoop in mijn eigen stem. 'Ik weet niet waarover je droom ging Amelia.'

En zo spendeerden we de hele week. Pratend over mijn droom, en Clark die me alles uitlegde. Het huis was echt, het had alleen een hek, en een gerenoveerde tuin met een parkeerplaats. Jon was niet echt, Clark had geen broers of zussen. Mijn moeders dood was echt, net zo echt als mijn vader die ook overleden was. Vrije Vogel was echt, ze had alleen een totaal andere rol gekregen. Nog steeds was ze de trotse Indiase vrouw van een stam, alleen hadden ze daarvoor nu een reservaat, en hoorde ze bij een cultureel erfgoed. Ook James was echt, alleen was het jongetje geen baby meer maar een stralende kleuter van drie. Clark was echt, ook al hadden alle personen in het boek een andere naam, ik associeerde ze met mijn eigen familie. Ook was ik geen zeventien maar zevenentwintig. Clark was ook geen rijke handelaar, maar een hardwerkende leraar op een basisschool, die toevallig een rijke grootvader had. Clarks vader bleek de liefste opa ooit te zijn, geen vader die zijn kind mishandelt. Mijn verhuizing was het begin van het verhaal, waardoor alles zo echt en kloppend leek. Al met al was het een vermoeiende tijd geweest en was ik blij dat ik na een week naar huis mocht van de dokters. Nu lig ik thuis in mijn bed op de torenkamer, mijn week te overdenken.

'Waar denk je aan?' Clark stapt het bed in en ik kruip tegen hem aan. 'Aan mijn week.' Hij slaat zijn arm om me heen en drukt me stevig tegen zich aan. 'Ik heb je gemist love ik kan eindelijk weer rustig slapen.' Ik knik en druk een kus op zijn wang, vlinders fladderen wild door mijn buik. Clark geeft me een kus op mijn mond en op het moment dat we passioneel willen gaan kussen hoor ik voetstappen op de trap. Ik schiet overeind, en doe mijn nachtlampje aan. James komt de trap opgelopen met zijn duim in zijn mond en zijn beer in de andere hand. 'Mag ik bij jullie slapen, ik heb mama zo gemist.' Ik voel de tranen achter mijn ogen branden. James, mijn kleine baby James. Hij is echt levensecht. 'Natuurlijk jongen.' Clark staat op uit het bed en tilt James erin. Hij kruipt tegen me aan en ik knip het nachtlampje uit. Clark komt tegenover me liggen met James tussen ons in. 'I love you mum.' Ik glimlach en aai hem over zijn bolletje. 'Ik hou ook van jou.' zeg ik in het Nederlands. Na vijf minuten valt zijn duim uit zijn mond en is James in slaap gevallen. Clark buigt over hem heen en drukt een kus op mijn voorhoofd. 'Ik hou van je.' Ik schiet bijna in de lach als ik zijn slechte Nederlandse accent hoor maar even serieus zeg ik terug: 'Ik hou ook van jou.' Dan sluit ik mijn ogen en val ik als een blok in slaap.

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu