Clark

229 20 0
                                    

Hoofdstuk 16

Ik lig met open ogen in mijn bed, starend naar de leegte van het donker. ‘Opa, waarom is Jon altijd zo boos?’ Het was een onschuldige vraag die nog altijd door mijn hoofd spookt. Mijn grootvader had me ernstig aangekeken ‘Ik weet het niet jongen, je broer heeft het erg lastig met zichzelf.’ Ik was te jong om het te begrijpen, ik ging er vanuit dat het na verloop van tijd wel over zou gaan. Ik moet denken aan het moment dat ik samen met mijn broer sneeuwpoppen ging maken. En met die gedachte begin ik te denken aan mijn eigen verleden, voordat ik verloofd was met Amelia. Ik vecht tegen de slaap, maar het is een lange dag geweest. Ik geef het op en sluit mijn ogen.

‘Clark! Waar ben je, jij misbaksel, waar ben je, verstop je niet lafaard, kom tevoorschijn!’ Ik schiet wakker uit mijn slaap, enorm vermoeid strompel ik mijn bed uit, richting de kwaadaardige stem. ‘Schiet eens op luie hond!’ Ik pers mijn lippen op elkaar, geen woord Clark, dat overleef je niet. Dat waren de laatste woorden van mijn moeder.  Kermend van de pijn lag ze toen op de grond in een plas bloed. Ik dring het angstaanjagende beeld verder weg in mijn gedachte en loop door. Daar staat hij, de dronkaard, ik kijk naar de grond. ‘Ik zocht je al uilskuiken, waar bleef je?’ Ik haal diep adem. ‘Ik… Ik lag al in bed vader.’ Het komt er zacht en piepend uit. Tijd om op te kijken heb ik niet, de eerste slag wordt al geïncasseerd door mijn slaap. Automatisch trek ik mijn armen voor mijn gezicht, slechte keus. ‘Verstop je niet nietsnut, kom tevoorschijn, wees een man, vecht eens terug.’ Nog een slag. En nog een. Ik val op de grond. Niet weer, niet weer, alsjeblieft laat het ophouden. Ik verberg mijn gezicht niet langer, ik voel mijn lichaam warmer worden, ik voel de woede opborrelen. Ik kijk mijn vader recht in zijn gezicht aan. Maar het is mijn vader niet, het is Jon, en met een zelfgenoegzame grijns is hij aan het inschoppen op mij. Echte mannen huilen niet Clark, je bent geen echte man, je bent een zwakkeling, een mislukking, een schande voor de familie.’

Ik schiet wakker,  en kijk om me heen. Janice ligt rustig te slapen en ik probeer niet te hijgen. Zo zacht maar zo snel mogelijk, schiet ik in mijn badjas en loop de wenteltrap af. Ik loop direct door naar de tweede verdieping, naar mijn oude logeerkamer, waar ik gezworen had nooit meer te komen. Ik storm de kamer binnen en sla de deur dicht, in een beweging draai ik de deur op slot. Het is pik donker en ik weet precies waar ik mijn kaarsen kan vinden, voorzichtig steek ik ze aan. Dan barst ik lost. Ik gooi mezelf tegen de muur en trek de haren uit mijn hoofd. Ik sla mijn vuisten tegen de muur, en ik houd niet op als ik het bloed op mijn knokkels zie en mijn vingers beginnen te zwellen. Niet stoppen, zwakkeling. ‘I hate you I hate dad I hate myself!’ Ik blijf het schreeuwen. Het zal niet lang meer duren voordat Janice me zal horen, vliegt er even door mijn hoofd, maar het interesseert me niet. ‘Niemand pijn doen, niemand pijn doen.’

De stemmen in mijn hoofd overstemmen mijn rationeel denken, en ik trek een bureaula open. Ik ben doodstil. Ik pak de doek en de glazen uit de la en leg ze op het bureau. Janice mag me niet horen, ik moet doorgaan, voordat ik haar pijn doe. Ik ga op een houten stoel zitten en leg de glazen in de doek, ik vouw het dicht. Ik hoor het geknisper en gekraak van brekend glas. Ik vouw de doek open en kijk gebiologeerd naar de kleine glinsterende stukjes. Ik haal diep adem en duw mijn handpalmen in het glas, ik hoor het opnieuw kraken. Ik draai mijn handen om en druk opnieuw, en opnieuw. Ik moet een kreet van pijn onderdrukken. ‘Ik ben niet zwak, ik ben sterk, kijk hoe goed ik dit volhoud.’ zeg ik tegen mezelf. Ik zie niets meer, alleen een rode waas van pijn, woede, en verdriet.

Een zacht geklop op de deur. ‘Clark… kan ik… moet ik… wil je...’ Ik hoor haar stamelen, ik hoor haar twijfel. Waarom twijfelt ze, is ze bang voor me, houdt ze niet van me, wil ze weg? Vragen suizen door mijn hoofd en ik kijk wild om me heen. Ik zie dat het dag geworden is door de ramen.  ‘Er was een soort van kist bij de geschenken van de indianen, ik had het nooit eerder gezien dus ik heb het ook niet open gemaakt.’ Ik hoor hoe ze even stilvalt, ze denkt na. ‘Ik laat het hier voor de deur achter, als je wilt dat ik terugkom roep je maar, ik laat je verder met rust, I’m sorry.’ Ik hoor haar zachte voetstappen van de deur verwijderen, maar ik wacht nog minstens vijf minuten.

De kist gaat piepend open, ik kreun, mijn handen doen enorm veel pijn. Met tranen in mijn ogen zie ik mijn Opa’s tekenspullen, een paar schetsen en een brief. To Clark Williams, staat er in sierlijke letters opgeschreven. Ik open de brief met trillende handen, de brief geurt heerlijk, ik zie een verschrompeld takje rozemarijn in de envelop, ik glimlach.

My dearest Clark,
Mijn jongen, er komt een tijd dat het tussen jou en je broer misgaat. Een van jullie begaat een fout en ik zie het nu al uitlopen op een intens gevecht, van leven en dood. Ik wil dat je weet dat dit soort dingen niet jou schuld zijn, neither of Jon. Het was jullie verrotte vader. Ik weet dat je altijd zult vinden dat het aan jou ligt, maar alsjeblieft, doe jezelf geen pijn meer. Yes, I know everything. Ik weet van alles. Je bent volwassen nu, je bent verloofd, en ooit zal je vader worden. Bescherm dan je gezin, heb je vrouw lief, en love yourself. Ik ben ervan overtuigd dat Jon terugkomt, voor wat dan ook. Kijk in de bodem van de kist, en doe er wat moois mee. Ik laat alles wat ik bezit aan jou na, wetend dat je er verstandig mee omgaat, en omdat je met love and care voor mijn landhuis zal zorgen. Tot mijn grootste spijt, kan ik je dit niet meer zelf vertellen, maar ik weet dat je nu gelukkig bent, en je het te druk hebt met een dame het hof te maken. I love you and your brother. Vergeet niet wie je bent Clark. Een lieve, zachtaardige jongen met een goed, puur hart. Blijf trouw aan jezelf. Je moeder zou trots op je zijn geweest.
With love,

James Anderson.

Ik slik, mijn moeder, Catherine Williams, voorheen Anderson. Ze is dood, en ik had over haar gedroomd gisteravond. Ik stop de brief weer in de gescheurde envelop  en leg hem naast me op het bureau. Ik pak een mes, ja dat heb ik in mijn lades liggen, en wrik de bodem van de kist open. Dollars, duizenden briefjes met dollars, ik denk met wel een waarde van 200 duizend Amerikaanse dollars.

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu