Hoofdstuk 3
Verschrikkelijk. Deze hele godvergeten uren durende tocht is verschrikkelijk. Een mooie ervaring was het, een lange wandeling in de bossen. Ja, dat zeggen ze, een mooie lange wandeling om je hoofd leeg te maken. Het enige wat deze omgeving met me doet is me herinneren aan Amelia, mijn mooie Amelia. Ik voel een brok in mijn keel, niet aan denken Clark, ze is dood. Verleden tijd. Klaar. Jij kon er ook niks aan doen dat die slet er met je broer vandoor ging? John, die is wel het laatse waar ik aan wil denken nu. Die verdomde, schijnheilige John. Ik spuug op de grond. I hate him.
Ik loop door, richting de rivier. De dorst heerst over mijn woede, voor het eerst en ik begin te sprinten. Hijgend, dwars door de struiken kom ik bij het open veld. Mijn haar voor mijn gezicht wapperend, kijk ik uit over de rivier, een prachtig uitzicht. Met mijn ogen speur ik de rivier af. What's that?! Wat bungelend daar hulpeloos aan een omgevallen boom! Jesus. Het is een meisje, een meisje met vreemde kleren welliswaar maar wel een meisje. De stroming is daar veel te sterk voor het zwakke kind. Ik gooi mijn rugzak van me af, mijn handen beginnen te jeuken en ik sprint naar de oever. Met een snoekduik duik ik het water in en zwem zo snel als ik kan naar de boom. Als ik daar kom, is het meisje al verdwenen, en bezig met naar de bodem te zinken. Ik hap weer naar adem en zwem naar het bewegingloze lichaam in het water. Met al mijn kracht trappel ik naar boven met haar lichaam in mijn armen, voordat ik geen lucht meer over heb.
Als ik proestend mezelf op de oever gooi en het meisje daarmee dus ook, zie ik dat ze geen adem meer haalt. Damn it! Kom op Clark, doe iets, sta daar niet te lapswanzen! Ik begin met alle macht haar kleren uit te trekken en ren naar mijn rugzak. warmte heeft ze nodig, of nee lucht. Ik loop weer terug, gooi mijn rugzak naast haar lichaam neer en probeer haar lichaam te voorzien van lucht, zoals ik gezien heb bij de indianen. Mond open, en lucht in haar mond blazen, dat is het enige wat ik me nog herrinner.
Ik voel haar borstkas omhoog gaan, ik hoor haar keel rommelen. Snel duw ik haar overeind, net op tijd. Ze geeft over, en niet zo zachtjes ook. Haar rug kromt en trilt van de kou en pijn. Snel pak ik uit de rugzak een wollen deken, en houd ik haar stevig beet. Ik ben doorweekt, maar de kou deert me niet. Ze heeft warmte nodig als ze wilt overleven. Ik luister naar haar nauwelijks hoorbare adem, zacht is het zeker, maar ze ademt weer. Gelukkig.
Na een tijdje sta ik op, het wordt tijd om naar huis te gaan, het wordt straks donker en dan daalt de temperatuur flink. Bedenkelijk bijt ik op mijn lip, wat doe ik met het meisje? Slapend ligt ze opgekruld in de deken tegen me aan. Alleen achter blijven kan ze niet, en in de wijde omgeving zijn geen huizen te vinden. Ik sta op, doe mijn rugzak op mijn rug en loop weer terug naar meisje. Met deken en al, pak ik haar voorzichtig op, dit wordt nog een lange tocht.
Het lopen naar mijn oude boshuisje viel voor mij opzich mee, maar nu viel het vies tegen. Mijn conditie was optimaal en in nog geen kwartier zou ik normaal teruggelopen zijn. Jammer dat ik nu niets aan mijn snelheid had, aangezien ik een rugzak, en een meisje met me mee droeg. Dus na een dik halfuur, zie ik de vage vormen van het huis, of nou, alleen de toren steekt over de dikke bebossing uit. Finally, denk ik opgelucht, ook ik was uitgeput, het meisje was helemaal niet zwaar, maar haar tussen de beplanting dragen. Dat was een ander, meer uitputtender ook, verhaal.
Ik trapte de deur open, ik heb mezelf de moeite bespaard en de deur niet eens op slot gedaan. In een straal van 10 kilometer is hier niemand te bekennen. Wat me aan het denken zet, want wat doet dat meisje dan hier? Ik wist het niet, het antwoord was verborgen achter die mooie lippen, haar mooie gesloten lippen. Man wat wilde ik die graag voelen op mijn lippen, een warm gevoel bekroop me. Misschien kon ze blijven? Clark Williams! Wat denk je wel niet! Ben je Amelia nu al vergeten, zo veel beter ben je dus niet als zij, zegt een duivelse stem vanuit mijn binnenste. Amelia is dood, grom ik tegen de stem. En ik loop door, richting de woonkamer, waar ik het meisje op de bank neerleg.
Gesloopt gooi ik de rugzak van me af en plof op de bank tegenover haar. Ik wrijf met mijn handen tegen mijn voorhoofd, een barstende hoofdpijn zet op, en ik kreun. Niet weer. Elke discussie met mezelf leidde tot een barstende hoofdpijn waar ik niks aan kon doen, er was geen medicijn waar ik van af wist. Het was verschrikkelijk, normaal kom ik ervan af door te gaan slapen, maar de laatste tijd komt het erger terug. Ik hoor een zachte kreun en kijk op, het meisje ligt te bibberen van de kou en ze trekt het deken nog strakker om zich heen. Ik voel mezelf ook rillen, en zie het kippenvel op mijn huid. Het wordt tijd voor wat warmers, ik zucht, en sta op, de hoofdpijn negerend.
Ik pak haar verkleumde lichaam op, en loop richting de toren. De deur staat op een kier, en met mijn voet duw ik hem open. Ik loop door, naar de trap, en voorzichtig loop ik de trap op. Eenmaal boven laat ik het meisje op het bed zakken. Ik loop naar de rechterkant van de kamer, naar Amelia's klerenkast, rijkelijk gevuld met de zachte nachtjaponnen, ik slik. Zo te zien hebben de meisjes de zelfde maat kledij en ik pak een random nachtjapon, lichtblauw is het. Ik trek de deken van het meisje af, en trek de japon bij haar aan, wat nog een rotklusje is ook, aangezien ze zo slap als een lappenpop is. Na veel moeite, ligt het meisje warm en wel onder de zachte dikke dekens van mijn hemelbed.
Ik trek mijn natte kleding uit, gooi het argeloos op de grond, en ga opzoek naar een broek. Het liefst slaap ik naakt, maar ik wil het meisje niet afschrikken. Ik zucht, na veel graven in de bende, die ik kast noem, vind ik een broek van een zachte stof, ook lichtblauw. Ik grinnik, wat toevallig zeg, het meisje zal zich rot schrikken. Jammer dan.
Ik ben gesloopt als ik naast het meisje in bed kruip, voorzichtig draai ik het olielampje uit. Ik voel aan haar lichaam, nog steeds ijskoud, ik zucht opnieuw. Wat moet dat moet, en ik sla mijn armen om haar heen. Shivers down her spine. Maar na even nestelt ze zich in mijn armen en slaakt een zucht uit, een vreemd woord met rare klanken rolt uit haar mond, weltrusten, zoiets is het. Ik weet niet wat het betekend, maar ik maak me er niet druk meer om. Ik zie het morgen wel. Onbewust plant ik een kus op haar hoofd. IDIOT! Hoe kan ik? Ik ben een monster, en met die gedachte val ik in slaap.
JE LEEST
Amelia (Voltooid)
Ficción históricaJanice, is een meisje dat erg op zichzelf is, alles in haar leven gaat prima totdat haar moeder overlijd aan kanker, een zware slopende ziekte. Ze verhuist naar een ander continent, en voelt zich eenzaam en alleen. Losgesneden van wat ooit haar thui...