Janice

181 16 0
                                    

Hoofdstuk 20

Ik kijk naar twee graaiende handjes in de lucht en ik geef de zoekende handjes een vinger. Direct gaat mijn vinger naar zijn mond en begint hij er luidruchtig aan tee sabbelen. Ik glimlach, mijn kleine kindje, ons kleine kindje. Het kind begint te huilen, ik sus het en leg hem aan de borst. ‘Rustig maar, drink maar rustig, daddy komt straks.’ Zijn naam, James, zal Clark het mooi vinden? Ik hoop van wel. ‘James’ Ik spreek het langzaam uit en laat de naam over mijn tong rollen. Het kind maakt vrolijke geluidjes, dus zelf vind hij het wel wat. Ik glimlach weer, ik denk dat ik die glimlach niet van mijn gezicht ga krijgen de komende tijd. Ik hoor gestommel, een opengetrapte deur, ik verstijf. Ik pak het deken en leg het over mij en James heen. Haastige voetstappen, wacht, misschien is het Clark! Ik ga wat rechterop  zitten en ik druk James’ lijfje tegen me aan. Ik hoor de voetstappen in de toren, richting de trap. Waarom roept hij me niet gewoon? Geren op de trap, een hoofd verschijnt in het trapgat, ik houd mijn adem in. Ik zie Clarks bekende haarkleur en opgelucht adem ik uit. ‘Clark, waar bleef je?’ Hij kijkt niet op zijn ogen scannen de kamer, alsof hij hier nog nooit geweest is. ‘Clark’ Zeg ik nu wat harder, hij kijkt op, en ik hap naar adem. Zijn gezicht, vol met bloed, kleerscheuren, blauwe plekken. Wat is er gebeurd? ‘Clark…’ Hij loopt op me af, en laat zich op zijn knieën vallen, zijn hand streelt mijn gezicht. ‘Je bent zo mooi.’ Ik kijk hem vervreemd aan, wat is er met zijn stem gebeurd?

What happened?’ Zijn handen zijn ijskoud, zijn stem is vervormd, zijn gezicht is minder zacht, en zijn ogen, waar is de sprankel gebleven? Mijn hoofd vult zich met vragen, maar daar moet ik later tijd voor maken, James begint te huilen. Ik zie Clark verbaast kijken. Ik glimlach en sla de dekens een klein stukje terug, James trekt aan een plukje haar. Clark aait het kind zachtjes over het hoofd. ‘Hij heeft jou haarkleur, waar bleef je nou, je  zou hulp gaan halen, maar Vrije Vogel is je nooit tegen gekomen. En je gezicht, je stem alles is zo anders.’ Zijn hand verstijft. ‘Er was een aanval bij de indianen, het dorp werd in de brand gestoken, ik heb me met hart en ziel verdedigd maar het was te laat. Vrije Vogel is direct naar haar stam gegaan.’ Nu is het mijn beurt om te verstijven, het indianenkamp, aangevallen. Wie had zulke haat, de stam was een vredelievend volk, het had nooit oorlog, hield zich altijd onzijdig. Hoe was dat mogelijk? ‘Nee… Hoe kan dat, waarom, wie?’ Clark sust me en veegt een traan weg. ‘Het doet er nu niet toe, ik ben er nu, wie is dit kleine wonder heeft het al een naam?’ Ik glimlach, en druk een kus op het nu slapende kinderhoofdje. ‘Zijn naam is James, naar je grootvader, ik dacht dat je het wel mooi zou vinden, je had altijd zo’n goede band met je grootvader.’ Ik zie zijn gezicht, vol pijn, zijn vuisten zijn gebald. ‘Vind je… Vind je het niks?’ Clark heft zijn hoofd om me aan te kijken, hij trekt een enge grijns, die ik nog nooit heb gezien. ‘Het is prachtig darling.’ Dat zijn de woorden waarmee ik in slaap val.

‘Janice waar ben je?!’ Ik krimp ineen, is Clark dronken? Dat is ook iets nieuws, zijn drinkgedrag. Het zal wel aan mij liggen, verliefdheid maakt blind. Als het verliefde gevoel minder wordt en je gaat het partnerschap aan, merk je elkaars flaws op. Clark drinkt meer, gaat vaker weg, maar als dat het is, wat heb ik dan te klagen? Ik maak me zorgen om niks. Janice doe niet zo achterlijk, je bent getrouwd,  je hebt je kind, je moet  stoppen met klagen. ‘Hier ben je.’ Ik schrik op en draai me om in het bed, ik rek me uit. 'Hoi Clark, goedemorgen.' Clark glimlacht. 'Goodmorning darling.' Hij drukt een kus op mijn voorhoofd en ik glimlach. 'Hoe is het met je?' Clark trekt een wenkbrauw op en gaat naast me op het bed zitten. Ik schraap mijn keel. 'Het gaat wel, ik ben alleen heel erg moe.' Clark legt een hand op mijn been en lacht afstandelijk. 'Het komt wel goed.' Ik forceer een glimlach op mijn gezicht en ga rechtop zitten. Een zeurende pijn neemt het over in mijn hoofd en ik voel me enorm chagrijnig. 'Waar is James?' De glimlach op zijn gezicht verdwijnt, netzoals de mijne bij het zien van zijn ontevreden uitdrukking. 'Beneden, in de logeerkamer.' Ik wacht verdere woorden niet af en storm naar beneden, ren de hal in, en stamp de trap op. Ik wil de deur van de logeerkamer opengooien, maar ik bedenk me. Clarks kamer... Wat zou er te vinden zijn? Ik loop een deur verder, voorzichtig duw ik de deur op een kier.

De ravage is bijna niet te overzien, omgegooide stoelen, glasscherven, gescheurde gordijnen. Ik sluip langzaam de kamer in en doe de deur achter me dicht, ik draai hem op slot. Zachtjes loop ik verder de kamer in, overal kijkend behalve naar de grond. Een knappend geluid, ik sla een hand voor mijn mond en kijk naar beneden. Mijn voeten staan in een plas bloed, omringd door glasscherven. Voorzichtig til ik mijn voeten één voor één uit de scherven en ga op de buitenranden van mijn voeten staan. Een verloren stoel staat tegen het bureau aan, ik zet het op vier poten en laat me op de stoel zakken. Een kreun van verlichting verlaat mijn mond, met een pijnlijk gezicht kijk ik naar mijn voeten, stukjes glas glinsteren in de snedes. Ik kijk naar het bureau, een kist staat er bovenop, ik til het deksel op, het kraakt. Er zitten een aantal brieven in, tekenspullen, schetsen. Wacht, dit is de onbekende kist, die ik voor Clarks deur had gezet. Ik klap het deksel dicht, en sla weer een hand voor mijn mond. Wat denk ik wel niet, stiekem in zijn kamer, in zijn spullen neuzen. 'We zijn getrouwd, wat van hem is, is van mij.' Ik zeg het zonder erbij na te denken, maar het klopt toch? Mijn gedachte razen van de ene uithoek naar de ander. Dan hoor ik babygehuil, en ik spring overeind. Ik slaak een gil van pijn, ik ren de gang op, en sla de deur achter me dicht, ik draai hem op slot.

Snel loop ik door naar de logeerkamer, waar James ligt te woelen in het grote bed. Ik laat me op mijn knieën zakken, en sla de dekens terug. Ik kruip het bed in en druk het warme babylijfje tegen me, zachtjes wieg ik het lichaampje heen en weer. 'Stil maar liefje, stil maar, alles komt goed.' James strekt zijn handjes naar een uitstekend plukje haar en trekt er zachtjes aan. Ik glimlach, en streel het rode kinderwangetje. De oogjes van het kind vallen langzaam dicht, terwijl James hard probeert wakker te blijven. Het handje verliest zijn grip en zijn armpje valt naar beneden, zijn oogjes vallen dicht. Ik druk een kus op het voorhoofdje, en leg het weer terug in bed. 'Slaap lekker, lieveling.'

Amelia (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu