30. Geen bereik

16.5K 1.1K 433
                                    

Hoofdstuk 30

Geen bereik

* * *

Ik word vrijdag fluitend wakker en borstel grijnzend mijn haar. Langer dan normaal blijf ik voor de spiegel staan, mijn gezicht bestuderend. Mijn ogen zijn helderder dan normaal. Sneller dan ooit fiets ik naar school. Ik glimlach zelfs naar de lerares als ik het lokaal binnenloop.

Raphael is er nog niet. Dat is weer minder. Ik pak mijn boeken uit mijn tas en klets met iemand die achter me zit. Als de bel gaat, is Raphael nog steeds niet aanwezig. Ik trek mijn wenkbrauwen op. Hopelijk voor hem weet hij de docente in te palmen.

De les begint en ik steun met mijn kin op mijn handpalmen. Minuten tikken voorbij. Misschien is hij wel ziek.

Aan het eind van het uur stuur ik hem een bericht: 9:12 Hé, ben je ziek? x A.

'Hé,' zeg Deirdre tijdens biologie. 'Hoe staat het ervoor met de liefde?' Ze wiebelt met haar wenkbrauwen.

Ik rol met mijn ogen. 'Hij was er net niet,' mopper ik. 'Maar ik heb hem ge-sms-t.'

'Wat romantisch, je kan nog geen minúút zonder hem!' kweelt Deirdre dramatisch.

'Eh, eigenlijk anderhalf lesuur,' antwoord ik geïrriteerd. 'En het is trouwens niet zo dat ik meteen suïcidaal word als ik hem even niet zie, ik vind het gewoon jammer. Net zoals ik het jammer vind als jij niet op school bent, Deir.' Hoewel, een Deirdre-loos dagje is soms heerlijk rustig.

'Hm.' Ze kijkt peinzend en krijgt dan een idee, wat ze aangeeft door met haar schouder tegen de mijne aan te beuken. 'Vraag het anders even aan één van zijn vrienden.'

Ik knik langzaam en staar naar het bord. 'Ja, dat is misschien wel een goed idee.'

*

Het is grappig hoe vanzelfsprekend Raphaels twee beste vrienden bij ons normaal zo kleine groepje komen zitten. Vroeger zaten Deirdre, Cam en ik altijd met z'n drieën in de pauze, toen kwamen Milan, Kevin en Raphael erbij, en nu – en om eerlijk te zijn begrijp ik nog steeds niet waarom – zijn er soms zelfs wat anderen die ons gezelschap komen houden. Dat zijn altijd vrienden van de jongens, uiteraard.

Kevin staat met een jongen genaamd Huub over een mobielschermpje gebogen. Ik tik hem op zijn schouder. Met gefronste wenkbrauwen kijkt Kevin me aan – niet per se boos of geërgerd, meer alsof hij me probeert te doorgronden. 'Weet jij waar Raphael is?' val ik met de deur in huis.

Hij trekt een wenkbrauw op. 'Geen idee. Hij is toch jóúw vriendje?'

'Maar ik ben niet zijn babysit,' vul ik aan. Ik haal mijn schouders op.

'Had jij niet net les met hem?' vraagt Kevin aan Huub.

Die denkt even na. 'Ja, nu je het zegt. Nee, hij was er niet.' Huub kijkt naar mij en grijnst. 'Je neemt je weddenschap wel serieus, zeg. Is hij niet gewoon ziek?'

Ik heb zin om een botte opmerking te maken, maar houd me in, want dat zou niet heel aardig zijn. 'Ik heb hem twee uur geleden een berichtje gestuurd, maar hij heeft nog niet geantwoord.'

Milan weet het ook niet als ik hem ernaar vraag. 'Meestal stuurt hij wel een sms als hij ziek is.' Hij grijnst opeens. 'Misschien heeft hij zijn telefoon wel in de wc laten vallen. Dat had hij vorig jaar gedaan.'

'O ja,' lacht Huub, die het zich klaarblijkelijk herinnert. Meteen beginnen ze een geanimeerd gesprek over hoe mobiele telefoons en toiletpotten niet samengaan.

Ik daag je uitWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu