×× 18 ××

2 0 0
                                    

Lino Leicil

"Mama? Mama, waar ben je? Mama!?"

Ik stond midden in een massa mensen. Boven me viel de regen met tonnen uit de lucht. Auto's toeterde, mensen bewogen om me heen, maar ik stond stil. Stil op het zebrapad, ten midden van een kruispunt.

"Mama, Waar ben je?"

Ik drukte de knuffel in mijn handen dichter tegen mijn borst aan.
Was ze weg?
Had ze me achtergelaten?

Ik merkte dat er een einde aan de mensenstroom was gekomen die rond me heen bewoog. Lichten sprongen op groen, autobanden gierden over asfalt waarna ik gevangen werd in het licht van diverse koplampen.

Bang sloot ik mijn ogen, mijn handen omklemde de beer nog steeds. Ik hoorde remmen piepen, metaal over steen schuren, een paar schreeuwende stemmen, daarna stilte...

Ik werd wakker in de goot naast de weg waar ik eerder was. Voetstappen liepen rond me heen. Regen viel met bakken uit de lucht en doorweekte mijn dunne kleren volledig. Ik rilde en sloeg mijn armen om me heen.

Mijn beer was weg...

Verderop op het zebrapad zag ik stukken pluis en wol liggen. Nat en verzwolgen door de autobanden.

Ik kreunde. Een donkere auto stopte naast de plek waar ik lag. Het portier ging open en een paar glimmende zwarte schoenen stapte de regen in. De benen hurkte neer en twee armen tilde me op, wikkelde me in een warme zachte deken. Ineens was de regen gestopt, uit het niets. We zaten in de auto merkte ik ineens, en we reden.

Ik kwam voorzichtig overeind van de achterbank en keek door het raam naar buiten. Overal om ons heen waren bomen, hangend onder het gewicht van de regen. Het schemerde terwijl we een onverharde weg opdraaide. Putten waar de auto overheen reed lieten het gevaarte schudden waardoor ik omviel en klem kwam te zitten tussen de zetel en de stoel voor me.

Uit het niets stopte de auto. Een portier ging open en dicht, daarna opende het portier bij mijn hoofd. Twee warme armen namen me op als een bundeltje in een deken, dwars door de regen richting een huis dat langs één kant volledig met klimop is overgroeid.

Ik werd naar binnen gedragen en op de bank gezet. De man die me had meegenomen, hielp me mijn natte kleding uit te trekken, wikkelde me opnieuw in de deken en hing mijn kleding voor de openhaard te drogen die hij aanstak.

Het vuur knetterde warm en uitnodigend. Voorzichtig kroop ik dichterbij met enkel de deken om me heen om mijn blote lichaam te bedekken. Ik bleef voor het vuur staan en sloot mijn ogen, genietend van de warmte op mijn huid.

Ik opende mijn opnieuw en merkte dat ik ergens totaal anders was. Ik lag op een soort tafel in een fel verlichte kamer waar de wanden uit tegels bestonden. Langs boven kwam de man van eerder in mijn gezichtsveld, hij droeg deze keer een verplegerspak en een mondmasker voor zijn gezicht.

Het zelfde soort kleren als waarin in...
Nee, daar wouw ik niet aan denken...
Ik kneep mijn ogen dicht tegen de tranen.

"Waar denk je aan?", De stem van de man was zacht en vriendelijk.
"Mama.", fluisterde ik.
Het laatste woord wat ik ooit nog zou zeggen...



the monster cannibalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu