Hoofdstuk 32

4.1K 245 43
                                    

Langzaam drink uit m'n beker, die op het kastje naast me staat. Het bezoek uur is voorbij, en daarom is Leon weg.

Ik moet nog een weekje in het ziekenhuis blijven, omdat ik hard te recht ben gekomen. Ik krijg nog een operatie aan m'n been, toen ik tegen de boom reed werd m'n been geplet tussen de voorkant van de auto en de stoel. Ik denk na over het ongeluk.. Waar zijn Dennis zijn? Ik besluit om niet direct op onderzoek uit te gaan, alles doet nog te zeer om iets actiefs te doen. Ik klik de tv aan, staar naar het scherm. Ik word verstoort door de deur die opengaat, er komt een kaal meisje binnen. Ik doe de tv uit, en kijk naar de verpleegster die het meisje ondersteunt richting het bed. De verpleegster zet een rolstoel bij haar bed, en loopt dan de kamer weer uit. Het meisje pakt een roze koffertje dat op het rolstoel ligt, en begin met uitpakken. Ik zie kleren, speelgoed maar vooral veel kaarten. Ik kijk naar het meisje zelf, ze ziet bleek en heel zwak. Ik krijg medelijden, dus besluit tegen het meisje te praten.

'Hey' zeg ik schor.

Het meisje draait zich om, en begroet me met een glimlach.

'Hoi, wie ben jij?' vraagt ze nieuwsierig.

'Stacey, en wie ben jij?' vraag ik.

'Saar' antwoordt ze.

'Wat doe je hier?' vraagt ze, terwijl ze me onderzoekend aankijkt.

'Ik heb een ongeluk gehad' probeer ik zo normaal mogelijk te zeggen.

'En jij?' vraag ik zacht.

'Ik heb kanker' zucht het meisje, terwijl ze me verdrietig aankijkt.

Ik bijt op m'n onderlip,

'Mag ik vragen waar je kanker heb?' vraag ik voorzichtig.

'Hier' antwoordt ze, terwijl ze naar haar hart wijst.

Ik knik, terwijl ik me op m'n zij draai.

'Hoe oud ben je?' vraag ik.

'9'

'Hoelang heb je het al?'

'We ontdekte het toen ik 7 was'

Ik knik, even valt er een ongemakkelijke stilte.

'Je hebt mooie ogen' glimlacht ze naar me.

'Dankjewel' zeg ik.

Saar slaakt een vermoeide zucht, terwijl ze onder de dekens gaat liggen. Ze sluit haar ogen, en enkele minuten later hoor ik zacht gesnurk. Ik sluit ook m'n ogen, en val langzaam in slaap.

- De droom.

'Nee Stacey die bloem is lelijk!' schreeuwt Sunny terwijl ze door het weiland rent. Ik laat met een zucht de bloem in het hoge gras vallen, en ren achter haar aan. We lachen, we praten, we rollen door het gras, alles lijkt zo perfect. Totdat ik opeens een zwarte schim zie, ik zie hoe Stefan uit de struiken komt met een pistool gericht op Sunny. 'Nee!' schreeuw ik, ik wil in actie komen maar ik kan opeens niet bewegen. Ik hoor een knal, en zie hoe Sunny levenloos achteruit valt. Ik schreeuw en huil maar niets helpt. Dan richt hij het pistool op mij, ik slik en er komt geen geluid meer uit m'n strot.
Dit was het dan. Ik hoor een schot..

- einde droom

Ik schrik wakker. Ik zit rechtop, en mijn hart bonst in m'n keel.

Het was een droom..
Stefan is er niet meer, Sunny is er niet meer, ik leef nog. Langzaam word m'n ademhaling weer normaal, en ik laat me voorzichtig achterover op het kussen vallen.

Het word inmiddels alweer wat lichter, maar ik durf niet meer te gaan slapen. Ik ben te bang dat de droom zich herhaalt.

'Hey' hoor ik opeens naast me.

Ik draai m'n hoofd een kwartslag, en kijk recht in het gezicht van Saar. Ze ziet bleker dan gisteren, haar ogen staan somber maar toch glimlacht ze.

'Lekker geslapen?' vraagt ze.

Ik knik, omdat ik totaal geen zin heb om haar alles te vertellen.

'En jij?' vraag ik.

ze schudt haar hoofd, terwijl haar ogen groot worden.

'Nee'  zegt ze daarna.

'Ze kwamen me halen'

Ik kijk haar niet-begrijpend aan.

'Wie bedoel je met ze?' vraag ik nieuwsierig.

'Mannen.. Ze rende rond met pistolen, door dit gebouw op zoek naar.. Mij'

Haar ogen vullen zich met tranen, ik besluit uit m'n bed te klimmen. Ik hinkel naar haar toe, terwijl alles zeer doet maar dat maakt me niets uit.

Ik ga voorzichtig op haar bed zitten.

'Wat gebeurde er in je droom?' vraag ik.

'Ze zochten niet alleen mij..'

Ze stopt even met praten.

'Ze waren ook op zoek naar jou Stacey, ze riepen luid je naam. Ze wisten dat je hier was, was allemaal zo eng' snikt ze, terwijl er enkele tranen over haar witte gezichtje wangen rollen.

'Shhh, het was een droom oké? Er zullen hier nooit zulke mannen komen, niemand kan jou wat aan doen hier'
Zeg ik, terwijl ik haar hand vastpak.

Ze knikt, en veegt haar tranen weg.

'Één ding wat je zei is niet waar' zegt ze.

Ik kijk haar vragend aan,

'God kan me wel wat aandoen, door dit te stoppen' zegt ze, terwijl ze naar haar hart wijst.

Even ben ik sprakeloos, door haar wijze woorden.

'Weetje? God doet dan heel veel mensen pijn, niet alleen mij maar ook papa en mama' ratelt ze.

Ik kijk haar aan,

'Niet alles kan gaan zoals je hoopt Saar'

Helaas bepaald je lot dat, en eenmaal wanneer het is gebeurt kun je het niet meer omdraaien..

OpgeslotenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu