H2: De vergadering

326 24 4
                                    

'Bloed, dames en heren, de eens zo mooie stad Parijs is besmeurd met het bloed van onze geliefde partij en landgenoten!' De stem van abbé Claude Fauchet schalde door het vertrek. 'Weldra zal het bloed zich als een rivier een weg banen door de straten van Parijs, en iedereen met Girondijnse sympathieën meesleuren in deze kolkende massa, regelrecht naar de guillotine door toedoen van Marat, Danton en Robespierre, de drie leiders van de Jakobijnse factie!'
Hoewel de vergadering nog maar net was geopend in de sobere woonkamer van abbé Fauchet, een vooraanstaand revolutionair en tevens bisschop van Caen, waren de gemoederen al aardig verhit.
Veel dorpsgenoten, over het algemeen mannen, luisterden vol ontzag naar wat er werd verteld door de afgevaardigden uit de Nationale Conventie. De vastberaden blikken in hun ogen en de kreten die zij sloegen wanneer de revolutionairen aan het woord waren vertelden mij dat het vuur van de revolutie zich nog steeds verspreidde.
'De anarchisten die de Parijse samenleving overheersen en onteren. De stichters van wanorde die alles gelijk willen maken, eigendom, weelde, levensmiddelen prijzen en de verplichtingen tegenover de maatschappij!' Een man die ik herkende als Jacques Pierre Brissot sloeg op de tafel die in het midden van de ruimte stond, om zijn woorden kracht bij te zetten.
Brissot was een invloedrijk journalist en politicus uit Parijs. Hij was tot op een week geleden een belangrijke vertegenwoordiger van de Girondijnse factie in de Nationale Conventie, maar nadat de Girondijnse partij officieel was opgeheven werden bijna alle Girondijnse afgevaardigden gearessteerd. Slechts een handjevol had weten te ontsnappen uit Parijs en verborgen zich nu in Caen.
Ik was nooit verder dan een dag lopen van Caen geweest, dus deze mensen waren voor mij naast boeken een levende bron van informatie over de wereld buiten Caen, een wereld die voor mij zo goed als onbereikbaar was. Ondanks het verfomfaaide uiterlijk van de vijf mannen vanwege de oncomfortabele reis vanuit Parijs hadden ze van nature een autoritaire uitstraling waar ik vol bewondering naar bleef kijken. Deze mannen hadden zo ontzettend veel bereikt in hun leven, meer dan dat ik ooit zou bereiken. Ik was immers maar een vrouw, de mogelijkheden lagen voor mij niet voor het oprapen en bovendien was het voor vrouwen niet toegestaan om te studeren aan een universiteit. Men beschouwde het huwelijk en het moederschap als natuurlijke bestemmingen voor de vrouw. Dat viel onmogelijk te combineren met een studie.
Samen met Jehanne, de dochter van een handelaar uit Caen met wie ik vriendschap had gesloten gedurende mijn scholing in het klooster, luisterde ik daarom aandachtig naar wat de mannen te zeggen hadden.
'Hoe durven de Jakobijnse leiders zich zo tegen het volk te keren!' klonk een nasale stem door de ruimte. Vanuit de menigte steeg instemmend gemompel op.
'Hoe durft Marat zich nu nog de vriend van het volk te noemen!'
Vlak na de bestorming van de Bastille in 1789 bracht Marat zijn eigen krant uit waarin hij zijn opvattingen over de revolutie verkondigde. Deze krant heette: 'de vriend van het volk' genoemd, L'Ami du peuple. De vriend van het volk, dacht ik geërgerd, eerder de vijand van het volk! Het was de meest misplaatste naam van een krant die ik ooit had gehoord.
Opeens sprak een stem uit de menigte mijn gedachtes hardop uit. 'Hij is een vijand! Marat is geen vriend van het volk! Hij doet zich voor als een vriend, terwijl hij in werkelijkheid een wolf in schaapskleren is! De mensen geloven hem op zijn woord, dus laat u niet misleiden!'
Een knappe jongeman met een flinke bos krullen van ongeveer mijn leeftijd stapte naar voren uit de menigte. Ik wist niet wie deze man was, maar toen Jehanne mijn nadenkende blik zag legde ze uit wie hij was. 'Dat is Charles Barbaroux,' verklaarde ze op gedempte toon, 'hij wil een opstand voorbereiden.'
Een opstand! Mijn bloed begon sneller door mijn aderen te stromen bij de gedachte aan gerechtigheid. Parijs moest en zou worden verlost van het anarchistische monster dat zich de vriend van het volk durfde te noemen! De vrede zou terugkeren en Parijs zou weer in haar glorie worden hersteld. Voordat ik de kans kreeg om te reageren op de woorden van Jeanne begon Charles Barbaroux zijn betoog.
'De enige manier om dit monster van zijn troon in de Nationale Conventie te stoten is door de aanval in te zetten! Een opstand in naam van onze idealen!' De donkere ogen van Charles Barbaroux glommen van opwinding, 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap!'
Alle aanwezigen klapten in hun handen en herhaalden deze woorden voor elkaar en wellicht ook voor zichzelf. Ik deed ook mee, terwijl ik mijn blik op Charles Barbaroux hield gevestigd.
'Hebben we de juiste aantallen?' klonk een luide en diepe stem achterin het vertrek. Ik draaide mijn hoofd om te zien van wie deze vraag afkomstig was. Iedereen zweeg abrupt, want dit was natuurlijk de eerste praktische vraag die ten grondslag lag aan het voorbereiden van een opstand. Ik wendde mijn blik verwachtingsvol tot Charles Barbaroux.
Er verscheen een veelbetekenende glimlach op zijn gezicht, terwijl hij wees naar Jacques Brissot. 'Mijn vriend Jacques weet daar alles vanaf'
De blik van Charles ging door de menigte voordat hij begon te praten.
'Inwoners van Caen,' begon hij op een formele, maar warme toon. 'Ik presenteer jullie dit pamflet.' Hij ontvouwde het stuk papier in zijn handen en hield het de lucht in zodat iedereen het kon zien. Om zijn woorden kracht bij te zetten zweeg hij een moment, om vervolgens zijn uitleg te hervatten. 'Met behulp van abbé Fauchet zal dit pamflet worden verspreid over het platteland rondom Parijs. Daarnaast ga ik contact opnemen met mijn revolutionair gezinde vrienden en kennissen in Engeland om voldoende geld bij elkaar te krijgen.'

'Het zou kunnen werken,' merkte Jeahanne niet veel later na de vergadering bedenkelijk op. 'Naast de stad Calais is Caen de perfecte uitvalsbasis voor een bezoek aan Engeland.'
Ik sloeg mijn mantel nog wat strakker om me heen, want ondanks het invallen van de zomer kon het 's avonds behoorlijk snel afkoelen.
'Daar heb je gelijk in, want dat maakt het contact een stuk makkelijker.'
De rest van de tijd zwegen we, totdat Jehanne plots de stilte verbrak. 'Maar wat als een opstand niet de juiste manier is om de Jakobijnen te stoppen?' Opeens hield ze haar pas in en staarde nadenkend voor zich uit, zoals ze wel vaker deed wanneer ze ergens over piekerde. Tijdens ons verblijf in het klooster deed ze dat regelmatig in het midden van de gang tot grote ergernis van de nonnen. Ik glimlachte vluchtig bij de gedachte daaraan, terwijl ik nadacht over haar woorden.
'Hoezo zou een opstand niet de juiste manier zijn?' vroeg ik me hardop af.
Ze streek met haar handen een lange pluk blond haar voor haar ogen weg en slaakte een diepe zucht. 'Er zullen doden vallen Charlotte,' zei ze met een ernstige ondertoon in haar stem. De silhouetten van de bomen achter haar staken scherp af tegen de lucht.
Natuurlijk wist ik dat er doden zouden gaan vallen, maar degenen die hun leven zouden geven in deze opstand zouden dit doen in naam van de revolutie. Toen Jehanne mijn antwoord hoorde glimlachte ze mistroostig. 'Mannen denken dat alles op valt te lossen met geweld, terwijl ze vergeten te kijken naar de kern van het gevaar. En dat zijn niet alleen de burgers van Parijs.'
Ik wist dat Jehanne gelijk had. Aan de ene kant zou een opstand wellicht kunnen betekenen dat ons leven er beter op zou kunnen worden. Dat de hongersnood waarin Frankrijk nu was verwikkeld eindelijk voorbij zou kunnen zijn. Maar aan de andere kant besefte ik dat het offer heel groot was als de opstand zou mislukken. Ik dacht aan de vastberaden blikken in de ogen van mijn dorpsgenoten en realiseerde me dat zij tot alles bereid waren.
'Ze maken geen kans Charlotte.' Ondertussen vervolgde Jehanne haar betoog op een zachte toon, want het zou nog eens slecht uit kunnen pakken voor haar familie als iemand Jehanne zou horen.
'De soldaten in Parijs hebben een militaire opleiding gehad en zij weten hoe wapens gehanteerd moeten worden. De boeren op het platteland weten hooguit hoe ze een bijl moeten gebruiken als ze een boom om willen hakken. Daar houdt het op. Als het aankomt op wapens kunnen zij geen musketgeweer hanteren als zij daar nog nooit mee hebben geschoten.'
Diep in mijn hart wist ik dat Jehanne gelijk had, maar ik weigerde te geloven dat de opstandelingen geen enkele kans maakten. Ik dacht aan Charles Barbaroux en de vastberaden blikken in de ogen van de revolutionairen, de politici uit Parijs die uit het hol van de leeuw waren ontsnapt. Het hol was Parijs, maar de leeuw was Marat. Het was de taak van de opstandelingen om opnieuw het hol van de leeuw te betreden en om hem deze uit het hol te verdrijven, zodat er plaats gemaakt kon worden voor vrede.

Het Corday ComplotWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu