H13: monsieur en madame Buron

118 14 1
                                    

'Voelt u zich wel goed, madame Buron?' vroeg ik bezorgd. Het arme mens trilde over haar hele lichaam en haar ogen schoten schichtig alle kanten op, alsof ze bang was dat we elk moment konden worden overvallen. Monsieur Bouton wilde gisterenavond niks los laten over de andere gasten, maar de situatie werd er alsmaar vreemder op toen ik vanochtend voor werd gesteld aan monsieur en madame Buron. Ik had geen idee wie ze waren, maar uit hun deftige kleding en hun gereserveerde houding kon ik opmaken dat het burgers waren uit een goed sociaal milieu.
Kleine zweetdruppeltjes parelden over het voorhoofd van madame Buron, waardoor de dikke laag wit poeder op haar gezicht steeds dunner werd. Ze hield haar dunne rode lippen stijf op elkaar geklemd en knikte slechts zwakjes.
'Ik denk dat het komt door de hitte,' zei ze met trillende stem. Het was behoorlijk benauwd in het rijtuig vanwege de felle zon en de strakblauwe lucht die geen enkele weerstand bood tegen de zonnestralen. In geen velden of wegen was een wolk te bekennen en de groeven aan weerszijden van het zandpad markeerden de sporen van rijtuigen en karren die dagelijks deze route aflegden. Het droge zand van het wegdek was gebarsten door de lange blootstelling aan fel zonlicht, waardoor het iets weghad van een mozaiek of een perfect passende legpuzzel.
In haar rechterhand omklemde madame Buron krampachtig een klein kanten zakdoekje, waarmee ze af en toe haar gezicht depte.
Haar bepoederde gezicht was niet in staat om haar leeftijd te verhullen. Ik schatte zowel monsieur als madame Buron beiden rond de vijftig.
Monsieur Buron zat ontspannen en lichtelijk onderuit gezakt in het rijtuig, in tegenstelling tot madame Buron, die elke verandering in haar ongeving gadesloeg als een bedreiging. Haar kleine donkerbruine ogen schoten zenuwachtig in het rond en ze tikte onophoudelijk met haar schoentje tegen de houten bodem van het rijtuig.
Ik zat tegenover het echtpaar en naast mij zat een zekere monsieur Leroy die af en toe een vergeefse poging deed om de gespannen stilte te verbreken door anekdotes te vertellen die helemaal niet grappig waren, of door een terloopse opmerking te maken over het landschap.
Monsieur Leroy was een energieke jongeman van een jaar of twintig met lang blond haar dat keurig was opgebonden tot een dun en lang vlechtje, en zijn prominente rechte neus gaf hem een enigzins aristocrate uitstraling. Hij was afkomstig uit een laag adelijke familie en naar eigen zeggen ging hij op bezoek bij zijn zus in Parijs die in geen maanden iets van zichzelf had laten horen. De man leek erg opgewekt, maar ik wist vrijwel zeker dat zijn stemming om zou slaan wanneer hij erachter zou komen wat er met zijn zus was gebeurd. Volgens de geruchten was het grootste deel van de Franse adel met koninklijke sympathiën ter dood gebracht door de guillotine.
Madame en monsieur Buron zaten stilzwijgend de rit naar Parijs uit zonder acht te slaan op de toenaderingspogingen van monsieur Leroy, terwijl ik het af en toe nog wel even over mijn hart kon verkrijgen om kort te glimlachen om een van zijn opmerkingen. 
Maar de stilzwijgende houding van het echtpaar veranderde echter op slag toen monsieur Leroy een opmerking maakte over Jean Paul Marat.
'Dan is dat krantje van Marat toch nog ergens goed voor,' zei hij grinnikend. 'De vriend van het volk!' voegde hij daar spottend aan toe, terwijl hij de nadruk legde op elk woord.
Monsieur Leroy wapperde met het krantje de vriend van het volk, dat werd uitgegeven door Marat, tegen de bedwelmende hitte in het rijtuig, dat op dit moment fungeerde als waaier, wat hij bij toeval had gevonden onder het bankje van het rijtuig.
Mijn greep rondom de waaier verstijfde toen ik zag dat madame haar donkere wenkbrauwen fronste en haar bruine ogen tot spleetjes kneep.
De dikke onderkin van monsieur Buron schudde toen hij zijn aanzienlijke gestalte een paar centimeter omhoog rees.
Hij opende zijn dikke oogleden half, waardoor hij wel iets weghad van een zeug die net ontwaakte van een middagslaapje.
Monsieur Leroy had echter niet door dat zijn opmerking niet in goede aard viel bij het echtpaar.
'Niemand leest deze troep,' snoof hij. 'Marat beweert dat hij de vriend van het volk is, terwijl hij in werkelijkheid verantwoordelijk is voor de dood van duizenden mensen!'
De sfeer was eerder vijandig dan gespannen. Monsieur en madame Buron keken monsieur Leroy aan met een mengeling van afschuw en walging. Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat het kanten doekje uit de trillende hand van madame Buron gleed.
Er begon mij iets te dagen. Onwillekeurig kreeg ik de indruk dat monsieur Leroy een Girondijnse volgeling was, in tegenstelling tot het echtpaar Buron die wel eens Jakobijnse sympathiën zouden kunnen hebben. Het was twee tegen twee, dus ik voelde me verplicht om een steentje bij te dragen. 
Net op het moment dat ik er nog een schepje bovenop wilde doen opende monsieur Buron zijn mond om iets te zeggen.
'Vele mensen vergeten dat hij een briljante en tevens zeer intelligente geleerde is,' klonk zijn zware baritonstem.
'Een briljant en inteligent man kan de afslachting van duizenden mensen onmogelijk goedpraten,' beet ik hem toe. De dikke wenkbrauwen van monsieur Buron schoten omhoog.
'U hebt wel een scherpe tong voor een jongedame,' reageerde hij afkeurend. Monsieur Leroy daarentegen, knikte goedkeurend en glimlachte mij bemoedigend toe. We stonden aan dezelfde kant. 'Mademoiselle Corday houdt er een goed gefundeerde mening op na, naar mijn mening althans.'
De puzzelstukjes leken op hun plaats te vallen. Deze mensen waren Jakobijnen! Het overgrote deel van het platteland was Girondijns, en aangezien de val van de Girondijnen grotendeels viel te wijten aan de Jakobijnen was het op dit moment voor een Jakobijn niet gunstig om alleen over het platteland te reizen. Dit verklaarde ook de vreemde houding van madame.
Instinctief schoof ik een paar centimeter naar achteren.
Alsof madame Buron mijn gedachten kon lezen deed zij ook een duit in het zakje.
'Jean Paul is een goede vriend van ons,' viel madame Buron haar man op een kribbige toon bij. Alhoewel ze er niet goed in slaagde om te voorkomen dat haar stem trilde. 'En ons petekind is een vooraanstaande man in zijn partij. Dus weet wie u tegenover u hebt, monsieur Leroy en mademoiselle Corday,' voegde ze daar op een waarschuwende toon aan toe, waarna ze ons beurtelings een blik toewierp.

Monsieur Buron wierp zijn vrouw een waarschuwende blik toe, maar dat had ze niet gezien, of ze deed alsof ze het niet zag.
'Het gehele platteland denkt hem te kennen als een soort monster, terwijl zij geen flauw benul hebben wie hij werkelijk is en wat hij voor de Fransen heeft gedaan!' vervolgde ze ferm.
Wat dacht deze madame Buron wel niet. Welk recht van spreken had zij als een vage kennis van Marat.
Het was monsieur Leroy die het woord nam.
'Wie is uw petekind als ik vragen mag madame?' vroeg hij beleefd.
Madame Buron had haar blik van ons afgewend en keek met samengevouwen armen demonstatief uit het raampje van het rijtuig. Terwijl monsieur Buron zijn blik op ons hield gevestigd.
'Jacques Louis David.' Uit de manier waarop hij die naam uitsprak kon ik afleiden dat het een befaamd man moest zijn.
'Die naam heb ik nog nooit gehoord, dus veel aanzien zal hij niet genieten,' reageerde monsieur Leroy onverschillig.
Het dikke, zeugachtige hoofd van monsieur Buron liep rood aan van woede en in zijn nek vormden zich rode plekken. Bij nader inzien had hij op dit moment toch wel wat meer weg van een opgefokte stier, zoals ik die wel eens op afbeeldingen had gezien.
Hij rees zijn reusachtige gestalte nog wat meer omhoog en stak zijn hoofd door het raampje van het rijtuig, waarbij hij bleef haken met zijn onderkin.
'Halt!'
Vrijwel direct stopte de koets en een moment later verscheen het verbaasde gezicht van monsieur Bouton voor het raampje aan de andere kant.
'Is er een probleem monsieur?' vroeg hij onschuldig, terwijl ik vrijwel zeker wist dat hij een groot gedeelte van de discussie mee had gekregen.
'Ik eis dat deze man onmiddelijk uit dit rijtuig wordt verbannen! Hij is ongemanierd en denkt het recht te hebben om ons petekind, niemand minder dan Jacques Louis David belachelijk te maken.'
'Zet mademoiselle Corday ook maar meteen uit het rijtuig als u toch bezig bent,' snauwde madame Buron ongeduldig.
Monsieur Leroy wilde protesteren, maar ik wierp hem een waarschuwende blik toe. Zijn groene ogen leken vuur te spuwen en ik zag dat hij met tegenzin zijn mond hield. Als hij nu met monsieur Buron in discussie zou gaan wist ik zeker dat hij zou verliezen. Wijselijk hield ik mijn mond.
Monsieur Bouton schraapte zijn keel. 'Het is nog maar een paar uur tot Parijs en spijtig genoeg,' hij wierp een afkeurende blik op monsieur Leroy, 'Kan ik hem op dit moment moeilijk uit het rijtuig zetten, omdat hij al heeft betaald.'
Ik wierp een blik om me heen en zag dat het rijtuig tot stilstand was gekomen op een verlaten weg. In de verte waren de contouren van een dorpje duidelijk zichtbaar, maar voor alsnog zou dat minstens een paar uur lopen zijn.
Monsieur Leroy bood nogmaals uitgebreid en overdreven zijn excuses aan voordat hij het rijtuig weer in beweging kwam.
De rest van de rit brachten we zwijgend door. Als vier blazende katten die elkaar elk moment in de haren konden vliegen.
Naarmate we dichter bij Parijs kwamen werd de omgeving drukker. Verschillende keren klampten uitgemergelde mensen zich vast aan het raamkozijn van het rijtuig, in de hoop dat wij hen geld toewierpen.
Monsieur Bouton wist vaak op tijd in te grijpen door zulke mensen een ferme tik te verkopen met zijn rijzweep zodat zij zich gedeisd hielden.
De dorpen werden steeds groter en tegelijkertijd luidruchtiger. Van alle kanten klonken de alledaagse geluiden en rook ik de geuren die ik herkende uit Caen. De harde stemmen van marktkoopmannen, het geblater van schapen, de geur van uitwerpselen vermengd met die van versgebakken brood. De witte kapjes van dienstmeisjes of koopvrouwen krioelden als witte bolletjes over het marktplein, op zoek naar de beste koopjes.
Ongeveer een uur later kwam het rijtuig met een schok tot stilstand. Het hoofd van monsieur Bouton verscheen voor het koetsraampje aan mijn kant. Hij lachte zijn rechte witte tanden bloot. 'We zijn er bijna monsieurs en madames. Als u een blik naar buiten werpt kunt u zien dat we zojuist zijn gearriveerd bij de stadpoort van Parijs!'

Het Corday ComplotWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu