H4: De Rol van Theseus

213 17 1
                                    

De vlammen likten aan zwart geblakerde onderkant van de ketel. Kleine luchtbelletjes baanden zich een weg door het water richting het wateroppervlak totdat het water langzaam maar zeker omhoog borrelde met grove bubbels, als een onderaardse waterbron. Het water was aan de kook gebracht en het werd tijd dat ik de aardappels in de pan zou gaan stoppen. Eigenlijk was ik helemaal niet gewend om aardappels te eten, maar volgens tante hadden aardappels vele voordelen. In tegenstelling tot graan en tarwe konden aardappelen worden gekookt, gepureerd en gebakken.
Net op het moment dat ik de aardappels in de ketel wilde stoppen, stormde mijn zusje opgetogen de keuken in.
'Marie,' groette ik rustig, terwijl ik de aardappels een voor een in de pan liet vallen.
'Je gelooft nooit wat Pierre vandaag aan mij heeft gevraagd!'
Marie was met haar zeventien jaar de jongste van het gezin. Ze viel erg in de smaak bij de heren in Caen, want ze had de onweerstaanbare combinatie van lang blond haar en blauwe ogen geërfd van moeder. Het enige wat ik van moeder had geërfd was haar voornaam. Mijn kastanjebruine haar en grijze ogen had ik van mijn vader.
Zover ik wist was Pierre een jongen die de afgelopen maanden haar hart had veroverd. Alweer de zoveelste, maar gezien de zachte dromerige blik in de ogen van Marie was het deze keer echt raak. Pierre was de zoon van de havenmeester van Cabourg en hij was met regelmaat te vinden in Caen, omdat familieleden van hem daar woonden. Zodoende kwam hij in contact met Marie, en zover ik wist hadden ze al zeker een paar maanden contact. Wellicht al wel langer, want Marie was verstandig genoeg om niet iedereen met wie ze omging aan mij en tante voor te stellen. Dat bespaarde een hoop geroddel. Maar deze keer leek ze hier anders over te denken.
'Wat heeft hij gevraagd?' vroeg ik verwachtingsvol, terwijl de laatste aardappel met een plons in de ketel viel.
Marie liep op me af en pakte allebei mijn handen, terwijl ze me recht aankeek. 'Hij heeft me ten huwelijk gevraagd Charlotte,' fluisterde ze met trillende stem. Ze keek me recht aan. Het witte kapje dat ze droeg omlijstte haar jonge onschuldige gezichtje als een aureool van een engel, haar blauwe ogen straalden en twee lichtje blosjes sierden haar wangen. Mijn zusje zou regelrecht van een schilderij uit de Saint Etienne afkomstig kunnen zijn. Het verbaasde me overigens dat geen schilder haar ooit als model had gevraagd, maar misschien zou dat ooit nog gebeuren.
'Heeft vader jullie toestemming gegeven?'
'Natuurlijk.' Ze glimlachte stralend. 'Hoe kan hij mij iets weigeren?'
'Dat is goed nieuws zusje,' zei ik oprecht blij.
Daar zat wat in. Sinds het verlies van moeder wilde vader niets anders dan ons gelukkig zien. Bovendien was een huwelijk financieel gezien erg gunstig, want de erfenis van vader zou op die manier bij ons terecht komen in plaats van de verachtelijke neef van moeders kant. Hij was de enige mannelijke erfgenaam in de familie Corday, want mijn oom was een paar jaar geleden overleden. Onze neef Hubert was zo gierig als een krent en zijn aanzienlijke gestalte leek te suggereren dat hij een man was die van duur eten hield. Wanneer er ergens geld te halen viel was hij altijd van de partij. Twee straatarme nichtjes pasten alles behalve perfect in dat plaatje, dus op zijn steun konden we niet rekenen als vader wist te overlijden. In het begin maakte deze gedachte mij angstig, want dan zou het afhangen van onze tante wat er met ons zou gebeuren. Maar nu leken onze zorgen voorgoed verleden tijd.
'Ik stel me het gezicht van Hubert al voor wanneer hij van mijn verloving hoort,' grinnikte Marie. 'Onze neef zal niet weten wat hem overkomt wanneer hij hoort dat de erfenis naar ons gaat.'
Ik keek bedenkelijk. 'Zou hij er geen stokje voor proberen te steken? Daar zie ik hem wel voor aan, want jouw huwelijk zal ervoor zorgen dat hij een boel geld misloopt. En natuurlijk heeft hij wel geld nodig om zijn dure levensstijl te kunnen onderhouden.'
Marie schudde resoluut haar hoofd. 'Als hij dat ook maar probeert stuur ik mijn verloofde op hem af,' lachte ze.

De rest van de avond vierden we de verloving van Marie in gesloten kring. Mijn tante haalde de beste fles wijn uit de kelder en ik werd hals over de kop naar de slager gestuurd om het beste vlees te halen, ongeacht de prijs, want we hadden immers iets te vieren. De slager stond op het punt om zijn winkel te sluiten en uiteraard was hij nieuwsgierig naar de reden achter mijn aankoop, zodat hij dit uiteraard weer door kon vertellen aan anderen. Helaas kon ik daar niks over kwijt, want Marie wilde de verloving zo lang mogelijk stil houden om te voorkomen dat mensen zouden gaan roddelen. Gedeeltelijk omdat zij en Pierre nog even wilden genieten van hun tijd alleen, maar ik vermoedde ook dat ze wellicht wilde voorkomen dat Hubert ter ore zou komen dat hij zijn erfenis kwijt zou raken.
Met een diepe zucht klom ik op mijn paard, waarna ik de homp vlees voorzichtig in mijn zadeltas liet glijden. Wanneer zou de dag aanbreken dat ik in het huwelijk zou treden? Diep in mijn hart wist ik dat de kans reëel was dat ik zou eindigen als een oude vrijster, zoals een paar oude dames in Caen. Hun verweerde gezichten weerspiegelden het verdriet en de eenzaamheid die zij al die jaren hadden moeten doorstaan in hun smoezelige armzalige huisjes. Het enige gezelschap wat ze hadden was elkaar, dus ze zochten elkaar regelmatig op om op de hoogte te geraken van de laatste roddels, of om simpelweg niet in eenzaamheid hun dagen te hoeven slijten. Iets wat ik ergens wel begreep, maar ik hoopte niet dat ik me over enkele jaren uit wanhoop bij hen zou moeten voegen. Alleen al het idee joeg me angst aan, vanwege de knagende ambitie om iets van mijn leven te maken in plaats van het weg te gooien. Marie zou een liefdevol en avontuurlijk leven tegemoet gaan, iets waarvoor ik haar voor altijd zou blijven benijden, naast haar onberispelijke uiterlijk. Natuurlijk zou dat in haar voordeel hebben gewerkt. Desondanks was ik ontzettend blij voor haar. Ze was immers mijn zusje en net zoals vader wilde ik niets liever dan haar gelukkig zien.

De wijn smaakte goed. Eigenlijk te goed, want de volgende ochtend werd ik met lichte hoofdpijn wakker. Wijn zorgde ervoor dat ik mijn eigen problemen voor even kon vergeten en alleen maar kon denken aan het geluk van een ander. Het liet me vergeten wie ik was en gunde me een minder kritische blik op mijn eigen frustraties. Echter, de volgende ochtend had ik vaak spijt van dat laatste doorslaggevende glaasje.
Met een diepe zucht sloeg ik de dekens van me af. Ik wankelde richting mijn kledingkast en pakte bijna willekeurig wat bijpassende kledingsstukken bij eruit.
Ik waste mijn bezicht, bindde mijn haren vast tot op een nette knot en bevestigde vervolgens mijn witte kapje daar omheen.
Het was al redelijk laat in de ochtend, want de zon stond al best hoog aan de hemel vergeleken met andere ochtenden. Ach ja, dacht ik schouderophalend, voor een keer maakte dat niet veel uit.
Ik sloeg mijn zwarte mantel rondom mijn schouders en verliet het huis met de boodschappenmand aan mijn arm. Naast het zoeken naar werk, waar ik overigens niet erg fanatiek in was, had ik de verantwoordelijkheid over het dagelijks doen van inkopen.
Het marktplein bruistte vrijwel elk moment van de dag van levendigheid, uiteraard op de avonduren na. In de ochtend weerklonken de stemmen van kooplieden en de geluiden van rammelend metaal en krakend hout, die afkomstig waren van de lieden die bijna dagelijks hun koopwaar uitstalden in geïmproviseerde kraampjes. Naarmate de middag zijn intrede deed verschenen er steeds meer huisvrouwen of dienstmeisjes die inkomen kwamen doen en de stemmen kooplieden klonken steeds harder om klanten hun richting op te lokken.
Op sommige van dit soort alledaagse momenten leek het alsof Frankrijk helemaal niet in oorlog was. Het leven ging door, net zoals voor de revolutie, maar op sommige dagen was de invloed van de revolutie op het marktplein wel degelijk zichtbaar, zoals op de dagen dat er veel huisvrouwen met een lege mand naar huis terugkeerden, omdat er geen voedsel meer was.
De geur van vis, kruiden en rauw vlees drong mijn neusgaten binnen toen ik de markt naderde.
Vanuit de verte zag ik dat Jehanne mij in het oog had gekregen. Haar vader had net zoals andere kooplieden zijn winkel geopend. In tegenstelling tot armere kooplieden bezat hij een pand midden op de markt in Caen.
In haar andere hand hield Jehanne een stuk papier, wat me deed denken aan een pamflet. Zouden er weer nieuwe pamfletten zijn verspreid? Vlug versnelde ik mijn pas.

'Kijk!' Jehanne hield het stuk papier voor mijn neus, wat inderdaad een pamflet bleek te zijn. Een glimlach speelde rondom mijn lippen.
Het pamflet was afkomstig van Brissot en Barbaroux. Niet alleen omdat hun namen stonden vermeld tussen een aantal anderen, maar ook omdat ik het pamflet herkende. Ik had het namelijk eerder gezien in de abdijkerk van Caen gedurende mijn bezoek aan Brissot en Barbaroux.
Op het pamflet stond een minotaurus afgebeeld, in de gedaante van niemand minder dan Marat. De duivel in persoon! Boven de prent stond in grote letters de vraag wie de Theseus zou zijn die de Fransen van dit monster zou verlossen. Ik balde mijn vuisten. Diep van binnen wenste ik dat ik me aangesproken zou voelen om deze rol op me te nemen.
Jehanne lachte geamuseerd. 'Als ik het goed heb zou jij graag die rol van Theseus op je nemen hé Charlotte.'
'Wie niet?' wierp ik tegen. 'Ik neem aan dat iedereen in Caen, ongeacht geslacht, graag verantwoordelijk zou willen zijn voor de dood van Marat.'
'Sommige mensen willen misschien hier een toekomst opbouwen. Ze willen hier gelukkig worden en zien het niet als hun levenstaak om Frankrijk te verlossen van Marat.' Haar stem haperde, 'en het is een risicovolle onderneming. Als de dader wordt gepakt weet ik zeker dat ze hem dood zullen martelen vanwege die moord.' Jehanne wendde haar blik van me af.
Onwillekeurig kreeg ik de indruk alsof ze iets voor me achter hield.

Als er iets met Jehanne aan de hand was wist ik dat ze het me op dit moment niet zou kunnen vertellen. We stonden vlak voor het winkelpand van Jehanne's vader en het was redelijk druk op het marktplein. Er waren voldoende mensen aanwezig die flarden van ons gesprek op zouden kunnen vangen. Soms had ik wel eens het idee dat er zelfs oren in de muren zouden moeten zitten vanwege het grote aantal roddels dat wekelijks de ronde deed door het dorp.
Ik wierp nogmaals een blik op het pamflet. 'Kom je morgenavond ook naar de vergadering?'
Ze haalde afwezig haar schouders op. 'Misschien. Het ligt eraan hoe laat ik terug ben... Want ik moet weg.'
De ontspannen sfeer was omgeslagen. Er was duidelijk iets wat ze mij niet wilde vertellen. Ik onderdrukte mijn nieuwsgierigheid en excuseerde mezelf, omdat ik nog boodschappen moest doen.
Ik slenterde over de markt en kwam er al vrij snel achter dat andere huisvrouwen en dienstmeisjes mij te snel af waren geweest. De meeste verse waar was al op waardoor de restjes voor ons gezin overbleven. Tante was daar niet blij mee, maar ik hoopte dat ze het voor een keer door de vingers zou zien.




Het Corday ComplotWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu