H18: Moord op de Duivel

114 15 0
                                    

Mijn hele lichaam trilde van ingehouden zenuwen en mijn hart bonkte in mijn keel. Het had me een hele dag gekost, maar nu was het eindelijk zo ver.
De voetstappen van madame Simmone weerklonken hard op de uitgesleten marmeren treden van de centrale strap in de hal. Ze was duidelijk gefrustreerd over het feit dat haar man haar had bevolen om mij binnen te laten.
Voor de laatste keer controleerde ik of het langwerpige mes goed zat verborgen in het lijfje van mijn jurk, zodat ze het niet op zou kunnen merken.

'Monsieur Marat zal u nu ontvangen,' zei ze, nadat ze een aantal keren hard had geklopt op een zware deur op de tweede verdieping.
'U hebt tien minuten,' voegde ze daar niet bepaald vriendelijk aan toe.

Ik knikte zwakjes terwijl ik mijn blik hield gevestigd op de gesloten deur. Zonder haar reactie af te wachten greep ik het vergulde handvat.
'Ik denk dat uw zaken hier gedaan zijn,' reageerde ik ijzig, alvorens de deur te openen. In het voorbijgaan maakte ik met tegenzin een korte reverence.

Een walm van rotting, bloed en azijn bereikte mijn neusgaten, alsof er in dit vertrek het kadaver van een dood beest lag in plaats van een man.
Aan de grond genageld bleef ik staan. Ik bevond me in een studeerkamer dat omgebouwd leek te zijn in een soort badkamer. Er stond een enorm bureau, dat merkwaardig genoeg helemaal leeg was. De boekenplanken achter het bureau stonden vol met bijeengebonden manuscripten en wetenschappelijke publicaties, maar ook werken van antieke schrijvers en filosofen die in mijn boekenkast in Caen stonden.
Maar het meest opmerkelijke aan het vertrek was een soort badkuip die aan de linkerkant stond opgesteld tegen een muur, aan het zicht onttrokken van een breed openstaand raam dat zich schuin langs de badkuip bevond. Bij het raam stond een simpele eikenhouten stoel en door het openstaande raam klonken alledaagse straatgeluiden.
In de badkuip lag een uitgemergelde gestalte. Opmerkelijk genoeg had de badkuip qua vorm iets weg had van een enorme schoen. Op de bovenkant van het schoenvormige bad lag een groene katoenen deken gedrappeerd met daar bovenop een stapel perkament, en op een tafeltje naast de badkuip stond een potje inkt met een witte schrijfveer in een bijpassende houder. Ik vermoedde dat de schoenvorm was bedoelt om Marat wat privacy te geven. Zijn lichaam had meer weg van dat van een dode, vanwege alle verotte plekken vlees en de ongezonde groenachtige kleur op zijn armen en bovenlichaam, en dan nog maar te zwijgen over de rest van zijn lichaam dat gelukkig aan het zicht onttrokken was. Een katoenen lap was rondom zijn hoofd gewikkeld en zijn gezicht was vertrokken in een grimas. Het enige teken van leven waren zijn bloeddoorlopen ogen, die nu op mij waren gericht. Hij was echt de duivel, dacht ik vol afschuw. Niet alleen als persoon, maar ook lichamelijk! De revolutionairen hadden gelijk!
Ik moest de neiging onderdrukken om niet meteen het mes tevoorschijn te pakken en tussen zijn ribbenkast te steken, want tot mijn grote ontzetting kwam ik tot de ontdekking dat madame Simmone, zonder dat ik het door had gehad, langs mij af was geglipt. Met gekruisde armen en samengeknepen ogen leek ze de wacht te houden naast de deurpost, waardoor ze wel iets weg had van een bezitterige hond die haar baasje probeerde te beschermen tegen een indringer en elk moment aan kon vallen.

'Monsieur Marat,' groette ik koeltjes. Ik maakte een reverence en als reactie knikte hij lichtjes. 'Mademoiselle Corday,' klonk zijn raspende stem, al had het meer weg van een hese fluistering.

'Ik hoop dat ik u inlichtingen kon verschaffen over de verblijfplaatsen van Girondijnse revolutionaire in Normandië monsieur,' zei ik stijfjes. 'Ik weet de namen van gevluchte afgevaardigden uit de Nationale Conventie die zich nu bevinden in Caen.' Ik deed mijn best om zelfverzekerd over te komen, want alleen op die manier zou ik bij madame Simmone de indruk kunnen wekken dat ik geen kwaad in de zin had.
Marat boog zich naar voren en maakte aanstalten om een vel perkament in gereedheid te brengen.
'Gaat u zitten mademoiselle,' bood hij aan. Schoorvoetend liep ik naar de houten stoel en ging zitten. De geur van de dood vermengd met azijn en kruiden werd alsmaar sterker naarmate ik dichter bij het monster in de buurt kwam. Gelukkig stond het raam open, waardoor een warm zomerbriesje de geur enigzins werd verdreven.
Een opkomend gevoel van ergernis maakte zich meester over me toen ik een ongemakkelijke blik wierp op de onbeweeglijke gestalte van madame Simmone. Marat leek te merken dat haar aanwezigheid mij stoorde.
'Mijn liefste,' zei hij tegen zijn vrouw. 'Ik zou het zeer waarderen als iemand wat meer kruiden in dit warme water zou kunnen doen zodat mijn pijn verlicht,' zei hij, met een hand gebarend naar de schoenvormige badkuip. 'Geef maar door aan Laurent dat ik hem zal ontvangen zodra mademoiselle Corday weer vertrokken is.'
Madame Simmone sprong ogenblikkelijk overeind. 'Maar natuurlijk mijn lief,' zei ze gejaagd. Zonder mij nog een blik waardig te gunnen verliet ze haastig het vertrek, waarschijnlijk om zo snel mogelijk weer terug te keren.

Het Corday ComplotWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu