H6: Een afschrikwekkend voorbeeld

162 14 0
                                    

Met het pamflet stevig in mijn hand geklemd duwde ik met mijn andere hand de deur open. Een bedwelmende warmte verwelkomde mij en van alle kanten werd ik begroet door dorpelingen. Opvallend genoeg waren er meer mensen aanwezig dan de vorige keer. Ik vermoedde dat dit verband hield met de verspreiding van het pamflet. Ik glimlachte onwillekeurig. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. En hoe meer steun voor de Girondijnen, des te sneller er een opstand zou komen.
'Abbé Fauchet.' Ik maakte een lichte reverence naar de bisschop van Caen toen hij mij in het oog kreeg. Hij wierp vanaf een donkere hoek in het vertrek af en toe een onopvallende blik naar de deur wanneer iemand binnen kwam. Deze bijeenkomst vond wederom plaatst in zijn huis, dus ik kon me voorstellen dat hij graag een oogje in het zeil hield wie zijn domein betrad. Bovendien kon hij dit later met gemak doorspelen aan de gevluchte afgevaardigden om te onthouden wie de bijeenkomsten allemaal bijwoonden, was mijn redenatie.
Bijna alle gezichten kende ik. Zo zag ik de robuuste gestalte van de zoon van de slager, de bakker en zijn ietwat mollige vrouw, de vader van Jehanne en nog een aantal anderen. Mijn ogen zochten de menigte af naar Jehanne, maar ik zag haar nergens. Dat betekende dat ze vanavond toch terecht kon bij haar verloofde.
Ik baande me een weg door de mensen om wat dichterbij te kunnen staan zodat ik beter kon horen wat er werd gezegd. De aanzienlijke gestalte van de vrouw van de bakker stond echter in de weg waardoor ik niet kon zien of Barbaroux en Brissot al aanwezig waren. Jehanne en ik dachten zeker te weten dat de bakker een geheime voorraad voedsel in zijn huis had. Dat moest haast wel, want hij en zeker zijn vrouw zagen er goed doorvoed uit in tegenstelling tot veel anderen die onderdeel uitmaakten van de maatschappelijke bovenlaag van Caen.
Gezien het ruime voedseltekort was het niet helemaal op zijn plaats dat die vrouw van hem geen kilo afgevallen leek te zijn sinds het begin van de revolutie in 1789.
Als de bakker zijn voorraad met de rest van Caen had gedeeld was die vrouw van hem niet zo gezet, waardoor ik verder vooruit zou kunnen kijken, dacht ik geërgerd.
Opeens ving ik een glimp op van een knielende gestalte in gerafelde kleding. Nu pas kreeg ik door dat de gesprekken vooraan in de menigte helemaal stil waren gevallen.
Ik ging op mijn tenen staan zodat ik kon zien wat er aan de hand was. Met een beetje geluk kon ik net over het hoofd van de vrouw voor mij kijken.
'Beste inwoners van Caen.' De krachtige stem van Jacques Brissot schalde door het vertrek. 'Ik aanschouw jullie de waarheid. Dit, beste mensen, is hoe het er in Parijs aan toe gaat.'
Hij stak zijn hand uit en wees met zijn wijsvinger naar de gebogen gestalte, die ondertussen overeind was gekrabbeld waardoor iedereen hem beter kon bekijken. Er steeg een verontwaardigd gemompel op vanuit de menigte. 'Hij heeft medische verzorging nodig!' riep een vrouw tussendoor. Ergens vooraan in de menigte snelden een aantal vrouwen naar voren om de verwondingen van de man beter te kunnen bekijken.
De leeftijd van de man was lastig in te schatten, want zijn gezicht was zwaar gehavend. Zijn gezicht was bont en blauw geslagen, en zat onder recente verwondingen die nog lang niet waren genezen. Een oog zat dichtgeknepen, omdat de huid rondom het oog helemaal gezwollen was, en het andere oog keek naar een punt in de verte. Het leek alsof de man zich niet bewust was van alle aanwezigen in het vertrek. De woorden van Brissot leken amper tot hem door te dringen. Zijn korte bruine haar piekte alle kanten op en door de gaten in zijn kleding heen waren blauwe plekken en kneuzingen duidelijk zichtbaar. Het kostte de man duidelijk moeite om overeind te blijven staan.
'Dit is Pierre.' Charles Barbaroux deed een stap naar voren en legde voorzichtig een hand op de schouder van de man. Zijn blik stond ernstig. Het gemompel in de menigte stopte abrupt.
'Pierre is een paar dagen geleden vanuit Parijs hier naartoe gevlucht. Hij verkondigde de idealen van de Girondijnen aan de bevolking van Parijs, waarna hij werd mishandeld in naam van de Jakobijnen voor het verspreiden van laster.' Deze woorden waren afkomstig van een andere revolutionair van wie ik de naam niet wist. 'Hoort u dat? Laster! Dat zijn de Girondijnen volgens de Jakobijnen!'

Volgens omstanders waren er vannacht nog meer vluchtelingen aangekomen om de opstand te steunen, dus dat betekende dat de boodschap zich als een lopend vuurtje aan het verspreiden was.
Vlug verplaatste ik mijn aandacht naar het schouwspel op de voorgrond om geen woord te hoeven missen.
'Deze man,' vervolgde Brissot, 'heeft juist gehandeld. Het zijn de Jakobijnen die hem hebben gestraft. En ziet u hoe ze deze man hebben behandeld? Het is onmenselijk! Parijs is een dictatuur geworden! Als de Jakobijnen het niet met u eens zijn slaan ze je kapot! Aanschouw het met uw eigen ogen!' Brissot legde nogmaals zijn hand op de schouder van de man om zijn woorden kracht bij te zetten.
Een aantal mensen sloegen geschrokken een kreet, terwijl het geroezemoes aanzwol. Nog steeds zocht ik de menigte af naar Jehanne, want ik wist zeker dat ze dit wilde zien. Maar wederom kon ik haar niet vinden.
Een revolutionair met een opvallend tenger postuur nam het woord. 'Wat denken jullie wat er zal gebeuren wanneer wij niets doen? Ze zullen hier komen. Ze zullen eens laten zien wie de baas is! Maar, inwoners van Caen en omstreken, dat laten wij niet gebeuren!'
Vanuit de menigte klonken instemmende kreten. 'Natuurlijk niet!' klonk van alle kanten. 'Wij laten ons niet klein maken!'
'Een opstand is zeker op zijn plaats!' riep een hoge vrouwenstem ergens achter mij. Het instemmend gemompel werd steeds luider.
'Wij laten ons niet gebeuren wat die arme jongen is overkomen!'
Op dat moment zag ik dat Barbaroux, Brissot en de andere revolutionairen kleine houten bakjes met een gleuf in het midden rond lieten gaan. Een opstand kostte uiteraard geld.
De geluiden in het vertrek mengden zich met het luide gerinkel van geldstukken. Ik had nog een paar deniers in de zak van mijn japon zitten dus ook ik zou een bijdrage leveren. Naast het vullen van magen van revolutionairen zou ik alsnog een financiële bijdrage kunnen leveren, dacht ik trots.
Eindelijk kreeg ik het gevoel alsof ik iets kon betekenen voor de revolutie. Elke denier telde, dus met een brede glimlach op mijn gezicht liet ik de muntstukken één voor één door de gleuf vallen.
In het voorbijgaan wierp ik nog een blik op de gehavende jongen. Hij zat voorovergebogen aan tafel terwijl een paar vrouwen met medelijdende blikken hem wat soep aan het voeren waren. Elke keer wanneer hij een slok nam vertrok zijn gezicht van de pijn. Met kleine passen liep ik richting de tafel.
'Het is vreselijk wat ze je hebben aangedaan,' reageerde een meisje terwijl ze met een nat doekje zijn bezwete gezicht depte. Hij was er slecht aan toe, want als er niet snel iets zou veranderen zou hij kunnen overlijden aan koorts, die op dit moment overduidelijk op de loer lag. 'Ben je vannacht aangekomen?' De jongen knikte.
'Ik heb net op tijd kunnen ontsnappen.' Zijn stem klonk zwak. 'Anders hadden ze me naar de guillotine gebracht.'
De guillotine. Ondanks de aangename warmte in het vertrek huiverde ik, waarna ik met mijn hand langs mijn nek streek. Dus dat zouden ze doen met Girondijnen. Hen in elkaar slaan en vervolgens naar de guillotine brengen. Diep in mijn hart had ik dat al die tijd al geweten, maar ik had nog nooit met mijn eigen ogen gezien hoe het er werkelijk aan toe ging. De enige informatie die ik kreeg waren geruchten, maar de man die recht voor mij zat was een levend bewijsstuk van de gruwelen in Parijs.
Een gevoel van razernij maakte zich meester over me. Hoe durfden de Jakobijnen hun medemens zo te behandelen! Ze zouden wel anders piepen wanneer zij onder de guillotine zouden eindigen! Met mijn blik zocht ik de menigte af, op zoek naar een van de revolutionairen uit Parijs. Toen ik Charles Barbaroux in het oog kreeg liep ik vastberaden ik op hem af.
'Monsieur Barbaroux?' vroeg ik beleefd.
'Mademoiselle Corday,' groette hij vriendelijk terug. 'Wat kan ik voor u doen?'
Ik had niet door dat ik het pamflet in mijn linkerhand uit frustratie had verfrommeld. Ik streek het papier glad en liet mijn wijsvinger rusten op de beeltenis van Marat als een minotaurus.
'Ik vroeg me af of dit een getrouwe beeltenis van Marat is,' vroeg ik luchtig. De dunne wenkbrauwen van Charles schoten omhoog uit nieuwsgierigheid, of verbazing.
'Waarom wilt u dat weten mademoiselle?'
Nadat ook Jehanne mij deze vraag eerder vanmiddag had gesteld had ik thuis een wat passender antwoord bedacht. 'Dan weten we tenminste wie we moeten hebben als we Parijs hebben ingenomen,' grijnsde ik. Even leek Charles Barbaroux te aarzelen, maar schoot toen in de lach. Het was geen spottende lach, het had eerder een triomfantelijk karakter.
'Zo mag ik het horen mademoiselle Corday!' Charles Barbaroux grinnikte. 'Om je vraag te beantwoorden; een beetje. Jacques en ik hebben bepaalde karaktertrekken overgenomen, zoals de kleur ogen, de grote neus en de uitgezakte jukbeenderen.'
Ik wierp een blik op het pamflet, wat me in staat stelde om een redelijk getrouwe inschatting te maken van het uiterlijk van Marat.
'Dankuwel monsieur.' Ik maakte een reverence om kenbaar te maken dat ik het gesprek wilde beëindigen. Op dat moment stelde een andere revolutionair een vraag aan Charles Barbaroux waardoor ik de kans kreeg om weg te komen. Ik wist toch genoeg.

Het Corday ComplotWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu