H15: Een Stervende Man

109 15 0
                                    

Ik knipperde met mijn ogen en keek naar de verticale houten steunbalken van het plafond, die helemaal vol zaten met kleine gaatjes. Waarschijnlijk veroorzaakt door oorwurmen, dacht ik slaperig terwijl ik mijn ogen opnieuw sloot.
Opeens realiseerde ik me weer waar ik was. Ik sperde mijn ogen wijd open. Parijs. Marat. De afscheidsbrieven.
Vandaag was het zo ver. 12 juli 1793 was de dag waarop ik geschiedenis zou schrijven.

Ik strekte mijn stijve ledematen, sloeg de dunne deken van me af en kleedde me om.
Toen ik uit het raam boven mijn bed keek zag ik dat de harde stemmen afkomstig waren van koopmannen die vlak voor de ingang van het Palais Royal hun koopwaar aanprijsden. Ik wierp een kritische blik op mijn eigen kleding. Met name het motief op mijn groene hoedje wekte de indruk dat ik uit Normandië kwam. Aangezien Caen op dit moment werd beschouwd als de plek waar Girondijnen zich verborgen hielden zou mijn verschijning argwaan op kunnen wekken bij de radicaliserende Parijzenaren.

Nog voor ik had ontbeten haastte ik me richting de markt vlakbij het Palais Royal.
Het Palais Royal was ooit een imposant paleis geweest dat toe had behoord aan Kardinaal de Richelieu.
Nu had het echter eerder iets weg van een marktplein op de binnenplaats van een majesteus gebouw, vol met cafétjes, winkeltjes en marktkraampjes.
De heerlijke geur van vers gebakken brood deed mijn maag rommelen. De geur was afkomstig uit een groot pand in de hoek van de binnenplaats, waar zich een lange rij vrouwen en dienstmeisjes had gevormd. In een ander leven, mijn leven in Caen, had ik ook dag in dag uit in zo'n rij moeten staan. Maar mijn leven had een doel, een taak die ik vandaag uit zou gaan voeren, in tegenstelling tot die vrouwen.

Een moment bleef ik midden op de grote binnenplaats staan om het Palais Royal te bewonderen. Gefascineerd keek ik naar de rijkelijk gedecoreerde zandkleurige frontons en ik herkende zelfs een aantal motieven op het gebouw waar de Griekse architect Vitruvius ooit over had geschreven.
Mijn blik viel op een enorm smeedijzeren hek dat wagenwijd open stond. Als kleine mieren liepen de Parijzenaars door een enorme rijkelijk gedecoreerde boog die het smeedijzeren hek overspande en diende als ingang van het paleis. Achter de ingang bevond zich een drukke weg waar een constante stroom van paarden en rijtuigen over leek te gaan.

Parijs bruiste van leven en dynamiek in elk opzicht.

Aan de overkant van de drukke weg stond een ander paleis. De façade was reusachtig net zoals die van het Palays Royal. Het leek wel alsof het was gebouwd voor reuzen in plaats van mensen.
Ik kneep mijn ogen tot spleetjes om te zien of de naam van het paleis op de gevel was geplaatst, maar dit bleek niet het geval te zijn.
Het felle zonlicht zorgde ervoor dat het donkerbruine water van de Seine begon te schitteren.

'Au!'

Ik werd uit mijn gedachten gestoord door een jonge vrouw die mij een gemene por in mijn ribben verkocht.

'Loop door burger! Jij houdt iedereen op!' riep ze boos, terwijl ze haar kind bij de hand pakte en zich haastig uit de voeten maakte.

Mijn blik verplaatste zich naar de markt, zoekend naar een hoedenverkoper. Mijn blik viel op een klein, maar toch opvallend winkeltje, waarvan de facade schuil ging achter ontelbaar veel hoedjes in verschillende kleuren en maten, die stuk voor stuk op een kapstokje hingen en bijna de gehele voorkant van de winkel bedekten.

'Ik heb keus genoeg zo te zien,' zei ik tegen de verkoper, met een schuin hoofdknikje in de richting van zijn winkelgevel.

Toepasselijk genoeg droeg hij zelf een zwarte hoed met een opbollende rand, die overeenstemde met zijn dunne zwarte snor.
'Dat heeft u goed gezien madame,' zei hij breed glimlachend, waarna hij zijn hoed af nam en een reverence voor mij maakte. De man had een zwaar accent en toen ik vroeg waar hij vandaan kwam antwoordde hij dat hij uit Spanje kwam.

'U zult geen betere hoedenverkoper in Parijs vinden madame!' verzekerde hij mij met een knipoog.
'Naar wat voor hoed bent u op zoek? En geen zorgen, als de juiste hoed er niet tussen zit kan ik er een speciaal voor u op maat maken,' ratelde hij verder. 'Het zal enkele dagen duren, maar het...'

'Nee, dankuwel,' onderbrak ik de man op een vriendelijke toon. 'Deze graag,' gebood ik. Mijn vinger wees naar een simpel, kanten hoedje, nog op geen armlengte van mij verwijderd.

De verkoper stond perplex. 'Eh.. Weet u dat zeker madame? Ik heb nog betere met fraai geborduurde randjes of patronen in de stof geweven,' zei hij weifelend.

Ik wuifde zijn aanbod weg en pakte mijn beursje om de man te betalen.
'Ik heb trouwens nog wel één vraag.' De man boog zich geïnteresseerd naar voren, met zijn dunne donkere wenkbrauwen opgetrokken.

'Weet u de naam van het paleis aan de overkant?'

De teleurstelling viel van zijn gezicht af te lezen. 'Ja, madame,' zei hij. 'Dat is het Palais du Louvre.'

Het Palais du Louvre, dacht ik peinzend, toen ik me niet veel later een weg baande door de mensenmassa, om terug te keren naar het hotel. De groene luifeltjes waren in de verte al zichtbaar.
Zover ik wist was twee jaar geleden besloten om van het paleis een museum te maken om kunstschatten te kunnen conserveren voor het nageslacht. Het was een goed iniatief, maar ik betwijfelde of het plan ooit gerealiseerd zou worden. Door de tussenkomst van de revolutie was er zo veel veranderd en de toekomst van de mensen zag er onzeker uit, dus ook die van de kunstschatten.

De deur van het hotel kraakte toen ik de deur opende. Ik nam plaats in de gelagkamer en bestelde een paar pasteitjes en een gebakken ei, bij een vrouw die het oudere evenbeeld was van het meisje dat me gisteren mijn kamer had gewezen. Beiden hadden ze hetzelfde ronde gezicht en de vriendelijke bruine ogen, dus ik wist zeker dat ze familie waren. Waarschijnlijk moeder en dochter, dacht ik terwijl er een steek door mijn hart ging. Ik was pas dertien toen mijn moeder was overleden en ik had niet meer dan een paar vage herinneringen aan haar.
Vader was nooit meer de oude geworden na haar dood. Vroeger gaf hij om ons, maar na de dood van moeder bande hij zowel mij als Marie uit zijn leven omdat het verdriet hem te groot was geworden. Hij was veranderd in een verbitterde oude man, vervuld met pijn en verdriet.
Nadat ik mijn beker wijn helemaal leeg had gedronken stond ik resoluut op. Met mijn nieuwe hoedje op mijn hoofd en een klein mesje met een gekromd lemmet, ter grootte van mijn duim verborgen in de plooien van mijn rok, maakte ik aanstalten om de herberg te verlaten.

'Mademoiselle!' Klonk een verontwaardige stem achter me. De bruine ogen van de waardin hadden al hun vriendelijkheid verloren en haar ronde gezicht keek me aan met een woedende uitdrukking.
'Wat denkt u wel niet?' reageerde ze boos. 'U heeft niet betaald!'

In alle opwinding was ik helemaal vergeten om te betalen.
'Het spijt me madame,' zei ik, waarna ik het juiste bedrag betaalde met een royale fooi er bovenop.

'Als iedereen zou vergeten om te betalen zouden we binnen de kortste keren onze tent kunnen sluiten hé, Antoinette?' zei ze, maar deze keer een stuk vriendelijker en met een zweem van humor door haar stem.

Ik glimlachte naar het meisje dat sprekend op haar moeder leek. Ze was achter de toonbank bezig met op oppoetsen van glazen en keek haar moeder met grote, verlegen ogen aan.
Ik glimlachte een keer kort en wilde me excuseren, maar de vrouw legde een mollige hand op mijn arm.

'Was u van plan om ergens naartoe te gaan?' vroeg ze onschuldig.
Natuurlijk was deze vrouw bang dat ik ook zou vergeten om te betalen voor mijn kamer, schoot het door mij heen.

'De Nationale Conventie,' antwoordde ik naar waarheid. 'Om Marat te horen spreken.'
De ogen van de vrouw werden groot en ze sloeg haar hand voor haar mond.

'Het spijt me heel erg dat ik u teleur zal moeten stellen..' zei ze zacht.

Paniek welde in me op. Had iemand anders Marat al vermoord? Nee, dat kon niet! Ik was uitverkoren om deze taak op me te nemen! Niemand zou dat van me af kunnen pakken.
'Mademoiselle, zei ze langzaam. 'Tot mijn grote spijt moet ik u mededelen dat monsieur Marat volgens de laatste geruchten stervende is.'

Het Corday ComplotWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu