Als ik helemaal klaar ben voor de feestelijkheden van vanavond, word ik door een bewaker naar mijn cel voor de komende dagen gebracht. Elke niet-uitverkorene krijgt zijn of haar eigen cel. Het is een hokje waar slechts een dun matrasje in past, dat op de vloer ligt. Mijn bed. Verder zijn er twee deuren: één met een luikje erin en een nummer erop die uitkomt op de gang waar ik nu doorheen loop en één die volledig uit tralies bestaat en die morgen mijn toegangspoort tot het strijdtoneel zal zijn, gezien deze deur uitkomt in de arena.
Bij cel nummer acht staat de bewaker stil. Hij maakt de deur open en gebaart zwijgend dat ik naar binnen moet gaan. Zonder aarzelen doe ik dat. Het is niet alsof ik een keus heb. Weigeren zou sowieso mijn dood betekenen.
Moedeloos laat ik mezelf tegen de muur zakken. Het kan me niets schelen of de jurk nu verkreukelt. Het ding is toch niet van mij. Niets is meer van mij. Gisteren was ik nog een vrij normaal meisje met de droom om journalist te worden. Vandaag ben ik het zoveelste slachtoffer van de meest gruwelijke traditie van dit land.
Vanaf de gang klinkt het geluid van de celdeur die op slot wordt gedraaid, een geluid dat ik hierna nog maar één keer in mijn leven zal horen. Dat is één van de weinige zekerheden die ik nu nog heb. Naast die dat ik pas weer uit deze cel zal komen als het eten klaarstaat.
-
Zodra er een ronddraaiende sleutel in het slot klinkt, kom ik overeind. De deur zwaait open en dezelfde bewaker als vanmiddag staat voor mijn neus. Omdat vrijwel iedereen elkaar kent, weet ik wie hij is. Normaal gesproken is het zijn werk om ervoor te zorgen dat er voldoende papier gemaakt wordt om de krant op te drukken en om schrijfmateriaal voor op school van te maken. Ik zie hem wel eens op de markt, als ik mijn zelfgekweekte tomaten inlever bij de belastinginspecteur terwijl hij lunchpauze heeft, of in het kantoor van Servius als ik daar wat rondhang terwijl hij stapels nieuwe kranten aflevert.
Achter de bewaker aan loop ik door de gang. Hoewel ik in principe overal heen zou kunnen lopen nu, is een ontsnappingspoging uitgesloten. Ten eerste is er de metalen armband en ten tweede is er de bewaker. In theorie zou hij me kunnen helpen, maar als hij dat doet wordt hij voor de ogen van het hele volk geëxecuteerd. Er is dus geen bewaker die zich zoiets in zijn hoofd haalt.
Om bij de eetzaal te komen hoeven we alleen maar alsmaar rechtdoor. Aan de rechterkant bestaat de wand uit deuren van cellen. Aan de linkerkant zitten juist helemaal geen deuren. Die muur is één grote zee van bakstenen.
Na een tijdje kruist de gang een andere, donkere gang. Voetstappen verraden dat daar ook iemand loopt. Als we de kruising bereiken en ik zie wie het is, staat mijn hart even stil. Nestor. Zijn blik kruist de mijne, en ik kan vertellen dat er in zijn ogen niet veel vrolijks te lezen valt. Ze kijken dwars door me heen, alsof ik niet besta. Wat ik voor hem waarschijnlijk ook niet doe. Voor hem ben ik blijkbaar iemand die een potentiële crimineel zou kunnen zijn en daarom opgesloten wordt in een arena met meer dan honderd leeftijdsgenoten, inclusief zijn bloedeigen zoon, om letterlijk te vechten voor mijn leven.
Maar er is nog iets dat ik zie in zijn blik. Wraakzucht. Ik zal moeten boeten voor de scène die mijn zusje vanmiddag geschopt heeft. En niet alleen voor dat.
Ik merk pas dat ik mijn adem ingehouden heb als we de deur naar de eetzaal bereiken en ik snak naar wat verse lucht. Ik haal dan ook eerst diep adem voordat ik mijn entree maak. Er zijn al enkele feestgangers in de ruimte aanwezig. Allemaal tieners in kleren die zo mooi zijn dat ze die normaal gesproken nooit zouden kunnen betalen, de meisjes mooi opgemaakt en met kralen, veren of bloemen in hun haren. Het is bijna lachwekkend, zo krankzinnig is deze hele vertoning.
Zo mogelijk nog belachelijker is de buitensporige hoeveelheid eten die op tegen de wand geplaatste tafels uitgestald staat. In een land waar honger geleden wordt is het al iets zeer ongebruikelijks om een feestmaaltijd te organiseren, maar dit is gewoon absurd. Een ander woord kan ik er niet voor bedenken. Hoe komt de organisatie aan al dit eten? Dit kan niet zomaar in één nacht spontaan in de tuin van het paleis zijn gegroeid. Wil dat zeggen dat al die keren dat ik in bed honger heb liggen lijden er gewoon ergens in dit land een heleboel voedsel verstopt lag?
JE LEEST
(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)
Science FictionIn het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bewijzen dat ze hun positie als inwoner van het land verdienen. Er is maar één manier om er zeker van te zijn dat je het overleeft: uitverkoren...