6.2

2.6K 189 19
                                    

Een rilling trekt over mijn rug als ik me realiseer dat zijn laatste adem nu ergens door de arena moet zwerven. Arthur voelt het en trekt me iets dichter tegen zich aan. Met mijn hoofd op zijn schouder kijk ik naar het lichaam dat aan de eerste galg hangt. Emilian Adler is er niet meer.

Toshe is als volgende aan de beurt. Tranen stromen onafgebroken uit haar ooghoeken. Zachtjes snikkend plaatst ze de strop om haar nek. Zo breekbaar heb ik haar nog nooit gezien.

Aeneas kijkt haar aan en wacht op het teken dat iedereen verplicht is te geven. Ze knikt vaag en springt dan van het krukje af. Daar hangt ze. Haar benen spartelen nog even in het luchtledige voordat ze zich voorgoed stil houdt. Weer een lichaam op de groeiende berg doden. Maar ook weer iemand die mij dichter bij de overwinning brengt. En iemand die we voor altijd zullen missen en waaraan de herinneringen steeds minder scherp zullen worden. Tot ze uiteindelijk zullen vervagen als golven op het strand, die eerst een natte plek achterlaten en na een tijdje helemaal verdwenen zijn.

"Nu komt Glynn," fluister ik naar Arthur. Ik heb geen idee waarom ik eigenlijk fluister. Ik heb ook geen idee waarom ik het uberhaupt zeg, want het hele land kan zien dat Glynn de volgende is die een einde aan haar leven gaat maken. In gedachten neem ik afscheid van haar, hopend dat dat kleine onzichtbare gebaar het net iets draaglijker maakt om haar te zien sterven.

Glynn is ook overstuur, net als Toshe, maar ze probeert het minder goed te laten merken. Haar gezicht staat in een verkrampte houding van het proberen in te houden van de tranen. Omdat ze zo klein van stuk is, moet ze op haar tenen staan om niet meteen haar luchtpijp dicht te knijpen.

Ik strek mijn vingers uit over de zandvlakte naast me. "Rust zacht, Glynn."

Dan springt ze. En breken de eerste tranen door mijn verdediging.

"Waar ze nu ook is, ze zal er een beter leven hebben dan hier."

Die gedachte vormt gek genoeg een soort van geruststelling. Omdat het waar is, vermoedelijk. Er kan onmogelijk een plek zijn waar het leven oneerlijker is dan hier. Zelfs als er nu niets meer is voor haar, als haar ziel gewoon is opgelost in een oneindige zwarte massa, dan is het nog beter dan leven in dit land. Als ik het zo bekijk, klinkt het helemaal niet zo verkeerd om dood te zijn. Maar dat kan ik niet maken. Ik heb het Vinny en Bodine beloofd om te blijven leven. En zelfs als ik dat niet gedaan had dan zou ik hen nog niet zoveel verdriet willen doen als door een einde aan mijn eigen leven te maken.

Ik probeer me een hemel voor te stellen. Daar heb ik nooit in geloofd, maar misschien is dit een goed moment om ermee te beginnen. Met gesloten ogen visualiseer ik de plek die de hemel zou moeten zijn. Een grasveld. Een groot, groen grasveld dat nooit dor wordt en dat nooit kraakt onder je voeten omdat het 's nachts gevroren heeft. In de hemel vriest het niet. Op een grote houten tafel staan schalen vol eten dat zo heerlijk ruikt dat ik het bijna echt kan ruiken. Mensen zitten met elkaar te praten en te lachen. Niemand voelt zich slecht of laat een traan; het is één en al vrolijkheid.

Ik weet dat deze wereld slechts een illusie is, dat er nooit zoiets zal bestaan als een hemel met eten in overvloed, maar het maakt het verlies van mijn leeftijdsgenoten wel een klein beetje draaglijker. Een klein beetje beter te ondergaan.

"Deianeira?" hoor ik Arthur zachtjes vragen. "Ben je in slaap gevallen?"

"Nee." Spontaan ontsnapt er een gaap uit mijn mond. Slapen zou eigenlijk helemaal geen gek idee zijn. Afgelopen nacht heb ik ook al geen oog dicht gedaan. Dat kwam door de vreemde omgeving. Thuis in mijn bed, met het warme lichaam van mijn zusje naast me, heb ik totaal geen moeite met het vatten van de slaap.

Arthur kijkt me in mijn ogen. "Ben je moe?"

"Ja. Ik heb slecht geslapen vannacht."

"Zenuwen?"

(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu