Toen ik net op het matras lag, ben ik even weggedoezeld, maar nu ben ik weer klaarwakker. De donkere arena benauwt me, nog meer dan dat hij dat overdag al doet. Ik lig met mijn handen tegen de beide zijmuren van mijn cel, waarvoor ik mijn armen niet zo heel ver uit elkaar hoef te spreiden. Het voelt veiliger zo, ook al helpt het niet daadwerkelijk bij het weer in slaap proberen te vallen.
Beelden van de afgelopen dag schieten door mijn hoofd. Weer zie ik hoe Bodine wordt uitgekozen voor de voedselproef. De herinnering aan Zilla zorgt zelfs voor krampen in mijn maag. Toen het tot haar doordrong welke keuze ze uit paniek had gemaakt, wist ze vast al dat ze het niet zou overleven. Het moet verschrikkelijk zijn geweest om dat aparte, blauwe geval dan alsnog op te moeten eten. Waar zou het naar gesmaakt hebben? In ieder geval naar iets smerigs, zoveel was wel van haar gezicht af te lezen. Ze begon zelfs bijna over te geven. Aan de symptomen van haar vergiftiging te zien moet ze behoorlijk veel pijn hebben geleden.
Zelf ben ik gelukkig nog nergens voor uitgekozen. Arthur had dus toch gelijk toen hij zij dat wij bij de eerste proeven nog niet aan de beurt zouden komen. Maar hoe kon hij dat weten? Heeft hij dan toch ergens lijstjes met namen zien liggen? Dat zou natuurlijk goed kunnen. Of misschien speelt hij toch onder één hoedje met zijn vader en is dit een afleidingsmanoeuvre. En vanmiddag, toen de molen werd gebruikt en de uitverkorenen mochten kiezen, was het een kwestie van geluk. Voor Arthur en mij dan, niet voor Bodine. Of zouden de balletjes gemanipuleerd worden? Ik sta inmiddels nergens meer van te kijken.
Al piekerend staar ik naar het plafond. Zou het kunnen dat er iets niet klopt in dit spel of gebeurt echt alles op basis van toeval? Nee, dat laatste is sowieso geen optie. Daarvoor hebben de uitverkorenen een veel te grote invloed op alles. En als Nestor weet dat Arachne een hekel aan mij heeft – wat me erg aannemelijk lijkt gezien hun goede verstandhouding – is dat voor hem een reden te meer om haar uit te verkoren en mij niet. Het kan nooit lang duren voordat die trut mij uitkiest voor deelname aan een proef.
Mijn vader zou waarschijnlijk tegen me gezegd hebben dat ik niet altijd het slechtste van mensen moet denken. Zelfs niet in een gruwelijke bedoening als dit. Morgen zal duidelijk worden of ik echt het slechtste van mensen denk of dat ik me weer eens veel te veel in mijn hoofd haal.
Ik besluit me op mijn buik te draaien om ook een keer in een andere houding te liggen. Dat ligt echter niet erg fijn. Mijn zij dan misschien? Ik schuif mijn lichaam met de rug helemaal tegen de muur aan terwijl ik mijn armen uitstrek naar de andere kant van de cel. Mijn vingers spreid ik plat uit over de koude stenen van de muur. De muur waarachter Arthur ligt.
"Deianeira?"
Als je aan de duivel denkt... "Arthur?"
"Jij bent dus ook nog wakker."
"Ja." Plotseling is het donker veel minder beangstigend. Ik verplaats mijn lichaam naar de muur rechts van me. "Jij dus ook."
"Ik kan niet slapen."
"Ik ook niet." Zou hij soms ook bang zijn in het donker? Nee, vast niet. Arthur mag dan niet net als zijn broer het imago van een hele stoere jongen hebben, maar ik geloof ook niet dat hij net zo'n watje is als ik.
Stilte vult de ruimte tussen ons. De opluchting die ik voelde toen ik zijn stem hoorde, ebt langzaam weg. Het donker komt weer tussen ons in te staan.
Ik wil iets zeggen. Hem aan de praat houden totdat ik in slaap val zodat ik me niet meer zo alleen voel. "Arthur?" vraag ik daarom. "Vertel eens iets over jouw leven."
"Wat precies wil je horen?"
"Dat maakt me niet uit. Gewoon iets. Een grappig verhaal over vroeger. Een mooie herinnering. Of juist een slechte, net wat jij wilt."
JE LEEST
(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)
Science FictionIn het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bewijzen dat ze hun positie als inwoner van het land verdienen. Er is maar één manier om er zeker van te zijn dat je het overleeft: uitverkoren...