Met de lunch krijgt Arthur bij lange na niet zoveel te eten als bij het ontbijt, maar ik ben blij dat hij in ieder geval iets krijgt. Ikzelf krijg wederom een stuk brood, een flesje water en een paar noten, een maaltijd waar ik meer dan tevreden mee ben.
Tijdens het eten praten we over de doden die er vandaag al zijn gevallen. Onder hen bevond zich Aaron Dahl, een jongen waarmee Arthur nog niet zo heel lang geleden een wiskundeproject heeft gemaakt. Dit heeft hem geraakt, ondanks het feit dat ze elkaar nauwelijks kenden.
Helaas duurt de pauze zoals altijd veel te kort. Het is dan wel een onderbreking van een uur, maar dat is absoluut niet genoeg tijd om bij te komen van alles wat we te verduren krijgen. Het is dan ook een tragedie op zich om Aeneas de bel te horen luiden die het einde van de lunch aankondigt.
Hij schraapt zijn keel en wacht tot het geroezemoes dat door de arena gonst volledig weggestorven is. "Voordat we verder gaan met de normale gang van zaken, hebben we een speciale aankondiging voor jullie. Mag ik een groot applaus voor de consuls?"
Met opgetrokken wenkbrauwen draai ik mijn hoofd richting Arthur. "Wat is dit?" Het is volstrekt ongebruikelijk voor de consuls om een doorsnee dag in de arena te onderbreken.
"Weet ik niet," antwoordt hij. "Maar maak je geen zorgen. Ze gaan vast niet bekendmaken dat ze ons nu ter plekke allebei gaan vermoorden. Het zal wel een aangepaste spelregel zijn of iets in die richting. Misschien gaan ze een activiteit vervangen." Aan zijn stem is te horen dat hij daar zelf ook niet van overtuigd is. Het komt vaker voor dat er gedurende het evenement een activiteit op het rad vervangen wordt door een andere, maar dit gebeurt altijd door de spelleider en nooit door de consuls.
Inmiddels hebben beide consuls het podium betreden. Wat ze te zeggen hebben moet belangrijk zijn, want beiden zien ze eruit alsof ze het vreselijk irritant vinden om het uitmoorden van zestienjarigen te moeten onderbreken.
Zoals gewoonlijk neemt Nestor het woord. Hij is nou eenmaal beter in het toespreken en afblaffen van het volk dan zijn broer. Met een serieuze blik in zijn ogen kijkt hij de deelnemerstribune op. "Zoals jullie weten is de Eliminatie bedoeld om ervoor te zorgen dat alleen de goede mensen in leven blijven. Helaas glipt er soms toch net iemand met kwade bedoelingen doorheen. Iemand die in zijn latere leven een misdaad begaat. Gelukkig hebben wij in dat geval de kans om deze criminelen de arena in te gooien in ruil voor één van de deelnemers."
Het is doodstil in de arena. Ik durf me niet eens te bewegen, laat staan iets te zeggen. Mijn hand ligt roerloos op die van Arthur terwijl mijn blik op Nestor gericht is. Wat is hij van plan?
Hera stoot me aan. "Hij gaat jou er vast uit halen. Misschien heeft hij wel een verkeerde versie van de lijst met uitverkorenen voorgelezen op de Zuivering en hoorde je er eigenlijk toch bij te zitten. Dat zou verklaren waarom ze Arachne wel hebben gekozen en jou niet."
Daar ben ik niet van overtuigd. Nestor is dan misschien gemeen, maar hij is niet dom. Als mijn naam op zijn lijstje hoorde te staan dan zou hij zich dat wel herinneren. Bovendien ken ik inmiddels de ware reden dat hij Arachne uitverkoren heeft en die heeft bar weinig met haar schoolprestaties te maken.
Op het podium spreekt Nestor verder. "Dit jaar hebben we besloten om deze kans te benutten. Wij als consuls van Latronis laten Jancho DiRava de arena betreden."
Een golf van herkenning trekt door de arena. Iedereen weet wie Jancho is. Natuurlijk, dat krijg je in een klein land als dit, maar hij was ook ontzettend populair. Dat wil zeggen tot bleek dat hij een oplichter was. Hij sjoemelde met het eten uit zijn tuin om zelf meer te hebben. Het gerucht gaat dat hij ook weleens wat gestolen heeft van de markt, maar daar heeft tot nu toe niemand bewijs voor kunnen achterhalen.
Alleen is het al zo'n twee jaar geleden dat Jancho de gevangenis in werd gegooid. Waarom hebben ze hem niet eerder ingezet? Waren de deelnemers van vorig jaar niet goed genoeg?
"In ruil voor Jancho zal één zestienjarige vroegtijdig de strijd verlaten. Iemand die ons de afgelopen dagen heeft overtuigd een waardige inwoner van dit land te zijn. Diegene is..." Een korte spanningspauze valt terwijl Nestor zijn blik nog eens over de banken met deelnemers laat glijden. "Arthur Corcoran."
Ik ben in shock. Dit is wel het laatste dat ik had verwacht. Alsof Nestor echt vindt dat Arthur een waardige inwoner van dit land is. Zou hij hem eruit halen om mij te pesten? Nee. Hij haalt hem eruit omdat hij mij dood wil hebben. Dat gaat niet als Arthur telkens mijn plek inneemt.
"Deia," klinkt een stem naast me. "Je doet me pijn."
Verward kijk ik omlaag, waar ik zie dat ik inderdaad onbewust Arthurs hand fijn aan het knijpen ben. Dan schiet mijn blik paniekerig omhoog naar zijn ogen. "Laat me niet alleen."
"Ik zal wel moeten. Dit keer kan ik mezelf niet opofferen voor jou. Als ik het kon dan had ik het gedaan, maar ik kan het niet."
"Het is zo oneerlijk." Ik klamp me aan hem vast voor een laatste knuffel. Het enige positieve aan deze situatie is dat ik nu in ieder geval niet zijn dood op mijn geweten zal hebben. Als er één van ons sterft dan ben ik dat en die kans lijkt me op dit moment vrij aannemelijk. Hoe moet ik ooit deze arena overleven als ik niet eens meer zijn gespierde armen om me heen kan voelen? Als hij me niet probeert te troosten, elke keer dat ik in tranen uitbarst vanwege Bodine? Als hij me niet meer door de donkere nachten heen kan slepen? Van die gedachten krijg ik meteen weer tranen in mijn ogen. "O Arthur, hoe moet dat nou 's nachts? Ik kom de nachten niet door zonder jou. Het is veel te donker hier."
"Denk maar aan mij. Doe maar alsof ik gewoon in de cel naast je lig. Meer kan ik nu niet voor je doen."
"Ik zal het proberen." Het zal niet makkelijk zijn, maar ik zal wel moeten. "Als je maar weet dat ik blij ben voor jou. Jij verdient het om te blijven leven."
"Blijf sterk. Je kunt dit aan." Dan wordt hij vastgegrepen door één van de bewakers. Het is tijd om hem mee te nemen naar de bank waar de andere uitverkorenen en de consuls zetelen.
"Zorg goed voor jezelf." Het is een nogal schamel afscheid, maar iets beters weet ik op dit moment niet te verzinnen.
"Zal ik doen." De bewakers sleuren hem mee de tribune af. Zijn blik blijft op mij gericht, tot het moment dat hij zijn aandacht even nodig heeft om een afstapje af te dalen. Als hij weer opkijkt, zoeken zijn ogen meteen weer naar de mijne en schreeuwt hij me een laatste boodschap toe. "Deianeira, wat er ook gebeurt, ik hou van je!"
- - -
A/N Goed, over het einde ben ik niet helemaal tevreden, maar ik doe wel alsof ik het niet zie. Hopelijk vinden jullie het wel leuk. We zijn inmiddels ruim over de helft van het verhaal (sterker nog, dit is zo ongeveer driekwart) en ik heb besloten om in juli deel drie drastisch te gaan herschrijven. Deel twee is al af en ik weet zeker dat jullie het leuk zullen vinden. Groetjes!
JE LEEST
(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)
SciencefictionIn het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bewijzen dat ze hun positie als inwoner van het land verdienen. Er is maar één manier om er zeker van te zijn dat je het overleeft: uitverkoren...