In mijn eentje kijk ik naar de Vrijwillige Verlossing. Ik zou wel bij Hera kunnen gaan zitten, maar met haar zou het toch niet hetzelfde zijn als met Arthur. Dat zal het met niemand zijn.
Het is zwaar om toe te zien hoe iemand zichzelf van het leven berooft. Soms flitst de gedachte door mijn hoofd om het zelf ook te doen, maar dan denk ik daar weer meteen achteraan dat ik tenminste nog mensen heb om voor te vechten. Sommige anderen hier hebben dat niet. Die worden alleen geboren omdat het moet en hun ouders voeden ze op met in hun achterhoofd de gedachte dat ze hen waarschijnlijk toch weer kwijtraken als ze zestien zijn. Bij Vinny en mij ging het gelukkig niet zo.
Pap beweert dat wij geboren zijn uit liefde. Een behoorlijk opmerkelijke bewering gezien het feit dat mijn ouders helemaal niet van elkaar houden. Toch heeft hij ergens wel gelijk. We zijn dan misschien niet geboren uit hun liefde voor elkaar, maar wel uit hun liefde voor ons. Mijn vader heeft me verteld dat zodra mijn moeder me in haar buik voelde bewegen ze van me hield. Om dat geluk nog eens te ervaren, kregen ze drie jaar later nog een kindje. Dat is wat mij altijd verteld is.
De eerste keer dat ik dit hoorde, toen ik een jaar of zes was, vroeg ik aan mijn vader of mam dan misschien niet zoveel van Vinny hield omdat ze na haar geen kinderen meer hadden gekregen. Wat natuurlijk onzin is, want Vinny is altijd al mams lievelingetje geweest. Toen kreeg ik voor het eerst te horen dat mijn moeder onvruchtbaar is. Heel vaag herinner ik me dat ze na de geboorte van Vinny nog wel een keer zwanger is geweest, maar volgens mijn ouders heeft die baby het niet overleefd. Wat ontzettend tragisch is natuurlijk, maar ik ben toch blij met ons gezin zoals dat nu is.
Nog steeds even eenzaam word ik na de Vrijwillige Verlossing weer door een bewaker opgesloten in mijn cel. Ik besluit maar gewoon mijn deken te pakken en te proberen in slaap te vallen nu het nog niet helemaal pikdonker is buiten.
Als ik de deken uit de hoek pak, valt mijn oog weer op het kaasje dat eronder ligt. Maar er ligt nog iets anders. Voorzichtig raap ik het op. Het is een briefje. Nieuwsgierig vouw ik het papier open. Een slordig handschrift dat eruitziet alsof het van een man is, komt me tegemoet.
Dit was gewoon een kwestie van geluk, neem ik aan. Of wilde je zeggen dat je dit deed om indruk op Deianeira te maken? Jongen, dat meisje is je niet waard. Verspil je aandacht nou niet aan haar als je iets kunt krijgen dat zoveel beter is.
De komende dagen heb je de mogelijkheid om te bewijzen dat je echt geen slappeling bent. Ik zal me aan mijn belofte houden, maar zul jij dat ook? Zorg dat ik trots op je kan zijn. Het is voor je eigen bestwil.
Uiteraard betreur ik het nog steeds hoe afstandelijk je tegen Arachne doet. Je gedraagt je zo ongelofelijk ondankbaar. Ik geef jou de kans om te trouwen met het mooiste, leukste meisje van het land, maar meneer moet weer zijn eigen zin doordrammen omwille van de eerste de beste boerentrien die voorbij wandelt. Je zou een mooi leven met Arachne kunnen hebben. Denk er nog maar eens over na of je dat echt weg wilt gooien. Ik zou het begrijpen als je terugkomt op je eerdere besluit. Als je maar weet dat jullie kinderen nooit de arena in zouden hoeven.
Die sinaasappel is trouwens van Kyara. Ze stond erop die aan jou te geven. Het kind weet ook nog niet beter.
Mijn hersenen draaien op volle toeren om al deze informatie te verwerken. Dit moet het briefje zijn dat in de zak met Arthurs lunch zat toen hij voor het eerst iets te eten kreeg. Toen kreeg hij de sinaasappel van zijn nichtje.
Nestor wist dus inderdaad al van Arthurs gevoelens voor mij, even in aanmerking genomen dat ik de boerentrien ben waarover hij het heeft. Ik vraag me af hoe hij daar achter is gekomen. Het lijkt me niet dat die twee 's avonds voor het slapengaan gezellige gesprekken voeren waarin ze hun diepste gevoelens aan elkaar blootleggen.
Maar wat ik me nog het meest afvraag is wat Nestor bedoelt met het gedeelte over de beloftes. Wat heeft hij Arthur beloofd, bijvoorbeeld? Dat hij uit de arena gehaald zal worden als hij een aantal proeven doorstaat? Dat moet het gewoon wel zijn, gezien die opmerking over zichzelf bewijzen. Dan wist Arthur dus al van tevoren dat hij niet tot het einde van het spel in de arena zou blijven. Waarom heeft hij mij dan laten geloven dat we tot het laatste moment samen zouden vechten?
Peinzend laat ik het stukje kaas over mijn hand rollen. Wat heeft dit allemaal te betekenen? Waarom heeft Arthur me dit briefje gegeven? Heeft hij dat wel gedaan of was het iemand anders? Arachne misschien, om me te pesten? Zoveel vragen die ik niet kan beantwoorden.
Ik ga op het matrasje zitten en haal het kaasje uit het dunne papier. Zorgvuldig breek ik een klein stukje af, waarna ik het papier weer om het resterende deel van de kaas heen wikkel. Het stukje in papier gewikkelde kaas leg ik weer in hetzelfde hoekje van mijn cel; het andere deel eet ik op.
Zodra ik de kaas na lang kauwen – om er zoveel mogelijk van te genieten – doorslik, vlei ik mezelf neer op het matras. Ik kan er maar beter voor zorgen dat ik gauw in slaap val nu Arthur er niet meer is om mee te praten tot de vermoeidheid me vanzelf overmant.
Uiteraard lukt dat niet. Piekerend woel ik rond in de kleine deken. In gedachten ga ik alles na wat er de afgelopen dagen is gebeurd, op zoek naar aanwijzingen die me kunnen helpen het raadsel op te lossen dat zich zojuist voor mijn ogen heeft ontvouwen. Maar de vraag die alles domineert, blijft hetzelfde: waarom zou Arthur me op deze manier willen verraden? Dit is helemaal niets voor de lieve jongen waar ik de afgelopen dagen bevriend mee ben geraakt. En als hij er inderdaad op uit is om me pijn te doen, waarom wil hij dan dat ik dit briefje lees? Om het allemaal nog erger te maken? Ik begrijp er echt niets meer van.
"Deia?" klinkt het plotseling. Mijn hart maakt een sprongetje van vreugde, maar dan realiseer ik me dat het niet Arthur was die mijn naam noemde. Het was Hera vanaf haar kant van de muur. Ik kan een golf van teleurstelling niet onderdrukken.
"Hera? Wat is er?"
"Ik vroeg me gewoon af of alles goed is met je. Omdat je normaal gesproken altijd nog met Arthur ligt te praten en dat nu natuurlijk niet meer kan."
"Alles is goed," lieg ik. Alsof het haar echt iets kan schelen als het niet zo is. Ik vraag me af of ze ooit iets opgevangen heeft van de ellenlange gesprekken die Arthur en ik tot diep in de nacht met elkaar voerden. Dat moet bijna wel, maar ik hoop met heel mijn hart dat het niet zo is. Wie weet wat ze allemaal gehoord zou kunnen hebben. Stom van ons om daar niet meteen aan te denken. In het pikdonker lijkt het gewoon alsof de rest van de wereld niet meer bestaat.
Was de regel er maar niet dat uitverkorenen in aparte kamers mogen slapen. Dan had Arthur nu gewoon nog naast me gelegen en had ik hem de vragen kunnen stellen die mij nu uit mijn slaap houden. Al betwijfel ik of hij me dat briefje dan wel gegeven zou hebben.
Ik weet nog dat hij begon te blozen toen ik hem die dag vroeg wat er in het briefje stond. Toen schaamde hij zich er blijkbaar voor en wilde hij duidelijk niet dat ik het las. Of was dat plaatsvervangende schaamte voor zijn vader, omdat die schrijft dat Arthur zijn aandacht niet aan een boerentrien zoals ik moet verspillen? Dan nog kan ik niet begrijpen waarom ik dit briefje moest hebben. Wilde hij me op deze manier terugpakken voor zijn gebroken hart? Nee, dat is gewoon niets voor hem. Mensen pijn doen is meer mijn ding.
Arthur wil me geen pijn doen. Als iemand dat wil dan is het zijn vader. Als ik logisch nadenk, weet ik dat er maar één reden kan zijn dat Nestor de op één na beste leerling van de school als vrouw voor zijn zoon wil. Omdat hij bang is dat ik slimmer ben dan hij.
JE LEEST
(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)
Science-FictionIn het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bewijzen dat ze hun positie als inwoner van het land verdienen. Er is maar één manier om er zeker van te zijn dat je het overleeft: uitverkoren...