"Geen sprake van." Geïrriteerd trekt Wallis me overeind en geeft me een duwtje in de richting van het doolhof. "Opschieten, jij. Laat me niet voor niks sterven. Ik zweer het je, als er iets is na de dood dan kom ik je daar helemaal kapot maken."
Ze foetert te snel voor mijn hersens om de woorden te begrijpen, maar iets in haar stem brengt mijn voeten in beweging. Ik spurt naar het houten bouwwerk dat het doolhof moet voorstellen. Achter me klinkt een knal als Wallis ontploft, maar ik kijk niet achterom. In plaats daarvan sjees ik als een gek door een smalle gang waarvan ik hoop dat het de goede is.
Het blijkt in mijn voordeel te werken dat ik als laatste in het doolhof ben beland. Het zit namelijk vol dodelijke obstakels waar degenen voor me al in zijn gelopen. Door het geschreeuw van degenen die vechten voor hun leven weet ik de juiste weg te vinden. Met alle kracht die ik nog in me heb, sprint ik naar de uitgang, ondertussen een mank lopende Abel aan de kant duwend.
Na het doolhof is het tijd om de som op te lossen. Eindelijk is er weer een onderdeel waarbij ik mijn hersens kan gebruiken. Het nadeel is wel dat ik geneigd ben in de haast fouten te maken, dus daar moet ik voor uitkijken.
Met mijn sleutel maak ik een houten kastje open, waardoor er een scherm tevoorschijn komt met daarop de som. Ik tuur even naar het scherm en voer het getal in waarvan ik denkt dat het de juiste uitkomst is. Blijkbaar is het goed, want het scherm wordt groen. Het liefst zou ik me meteen uitgeput op de grond laten vallen, maar dat kan niet. Ik moet hier weg voordat er weer iets ontploft. Je weet maar nooit.
"Deia!"
Ik hoor hem eerder dan dat ik hem zie. Arthur. Hier, bij de schermen met de sommen, terwijl hij eigenlijk op zijn stoel bij de andere uitverkorenen zou moeten zitten. Hoeft hij niet meer Arachnes hand vast te houden en haar te kussen? "Arthur?"
"Wat heb je bij je aan wapens?"
"Ik?" Er flitsen zoveel gedachten tegelijk door me heen dat ik even vergeten lijk te zijn hoe ik moet praten. Waarom wil hij weten welke wapens ik heb? "Ik was misschien dom genoeg om in jouw praatjes te trappen, maar ik ben echt niet zo dom dat ik mijn wapens aan je geef zodat je me kunt vermoorden."
Niet-begrijpend kijkt hij me aan. "Alsof ik dat zou doen. Kom op, we hebben geen tijd te verliezen. Ik haal je hier nog voor middernacht uit. Geef me die rugzak."
Terwijl ik richting bos ren, haal ik de katapult uit mijn rugzak. Steentjes liggen hier gelukkig genoeg, dus ik hoef maar even te bukken om een handvol ervan op te rapen. Zonder aarzelen plaats ik een steentje op het elastiek en richt.
"Niet schieten!" Arthur duikt in elkaar op de grond. "Hemel, Deia, waar heb jij last van? Geef dat ding hier. Heb je niks dodelijkers dan die stenen?"
Nee, dat heb ik niet. Paniekerig kijk ik om me heen, op hetzelfde moment dat de geur van verschroeid hout mijn neusgaten bereikt. Een meter of vijftig verder staat het doolhof in de fik.
Razendsnel bedenk ik een plan. Als ik Arthur naar het doolhof toe lok, kan ik hem in vlammen laten opgaan voordat hij mij omlegt. Het is niet mijn favoriete optie, maar iets beters weet ik nu niet en daarom loop ik recht op de vlammen af.
"Nog een voorkeur voor wie ik uit moet schakelen?"
Abrupt draai ik me om, nog zo'n dertig meter van mijn doel verwijderd. "Wat?"
"Je dacht echt dat ik jou wilde vermoorden, hè?"
"Wat kom je hier anders doen? Je voert toch alleen maar een opdracht van je vader uit?"
"Nee, gek." Lachend schudt hij zijn hoofd. "Ik ben hier juist om jou te beschermen. Echt, ik dood wie er maar voor nodig is om jou hieruit te krijgen."
"Dat denk ik niet, vriend." Achter Arthur duikt Aeneas op, een pistool in zijn handen. Hetzelfde pistool als waarmee hij bij elke proef het startschot geeft. Zijn vingers zitten strak om de kolf gespannen. "Ga nu mee terug naar binnen, broertje."
"Nee," antwoordt Arthur. "Het kan me niet schelen wat jij of pa ervan denken, ik blijf hier om Deia te beschermen."
"Moet ik schieten of ga je zo mee?"
Verlamd van schrik kijk ik toe. Met mijn steentjes kan ik nooit tegen het pistool van Aeneas op. In stilte bid ik daarom dat er precies op dit moment nog maar vierentwintig overlevenden zijn, dat de sirene af zal gaan die het einde van het spel aankondigt, maar natuurlijk gebeurt dat niet.
Arthur pakt mijn hand vast, schijnbaar ongevoelig voor het vuurwapen van zijn broer. "Laten we hier weggaan."
"Verzet één stap richting dat bos en ik schiet je neer," blaft Aeneas. Zijn toon verraadt dat hij niet zal aarzelen om het daadwerkelijk te doen. Is dit dan het einde? Gaat Aeneas ons gewoon allebei doodschieten om van ons af te komen? Daar komt hij toch nooit mee weg?
Koppig als Arthur is, trekt hij me mee terug naar het bos. Ik weet niet of hij hiermee wil bewijzen dat hij geen watje is, maar hij ziet er zelfverzekerder uit dan ik hem ooit heb gezien.
Op het moment dat het schot klinkt, maak ik me zo snel mogelijk uit de voeten. Hoe egoïstisch het ook is om Arthur achter te laten, ik ren en ren tot ik het halve eiland over ben en hijgend in een boom klim om uit te rusten. Hier vinden Aeneas en zijn pistool me vast niet. Hopelijk.
Wat ik nog meer hoop, is dat Arthur niet dood is. Zou Aeneas daar echt toe in staat zijn? Hoe verstoord hun relatie ook is, het zijn wel broers. Ik geloof niet dat ik ooit een familielid dood zou kunnen schieten, zelfs al zou ik diegene haten uit de grond van mijn hart.
Een nieuwe gedachte flitst door me heen. Als Arthur dood is dan is het mijn schuld. Zonder mij had hij zich niet in het finalegeweld gestort. Dan was hij bij Arachne gebleven om met haar een ongelukkig maar veilig leven op te bouwen. Ik heb hem vermoord. Laat het alsjeblieft niet zo zijn.
Met mijn voorhoofd tegen de stam geleund probeer ik te bedenken wat ik nu moet doen. Hier blijven wachten tot de volgende tussenproef? Als die er tenminste komt, want volgens mij zijn er vanavond behoorlijk wat slachtoffers gevallen.
"Deia! Deia, ben jij dat?" Het is de stem van Hera die steeds dichterbij komt totdat ze zich onder me bevindt. "Gelukkig, je leeft nog. Ik was zo bang. Wallis is dood en ik-"
"Aeneas heeft Arthur neergeschoten." Mijn stem klinkt als die van een robot. Althans, zoals ik me die van een robot voorstel, want ik heb nog nooit een echte robot horen praten. Het is de enige gedachte die momenteel in mijn hoofd rondzweeft. Aeneas heeft Arthur neergeschoten en als hij dood is dan is het mijn schuld.
"O."
Ik sta op het punt om mijn hoofd uit frustratie tegen de boomstam te bonken als een pijnscheut via mijn enkel door mijn lichaam schiet. Een parasiet. Ik verlies mijn evenwicht en val uit de boom. Het laatste wat ik hoor, is de sirene. Dan wordt alles zwart.
- - -
A/N Volgende week laatste hoofdstuk en dan begint op 6 mei het volgende deel. In het extra boek zal ik volgende week ook nog een epiloog zetten. Die schreef ik meer voor de lol en hoort niet echt bij het verhaal. See you!
JE LEEST
(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)
Science FictionIn het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bewijzen dat ze hun positie als inwoner van het land verdienen. Er is maar één manier om er zeker van te zijn dat je het overleeft: uitverkoren...