14.1

2.5K 197 12
                                    

De hele nacht spoken Arthurs woorden door mijn hoofd. Dat doen ze nog steeds als ik de volgende morgen wakker worden. Desondanks heb ik tegen die tijd de conclusie getrokken dat het een belachelijk idee is. Natuurlijk is Nestor niet net zo bang voor mij als ik voor hem. Hij heeft veel meer macht. Hij hoeft maar met zijn vingers te knippen om mij om te laten leggen. Daar verandert toch niets aan, hoeveel geheime netwerken ik ook nog ontdek. Er is dus geen enkele reden voor hem om bang voor mij te zijn.

Mijn ontbijt bestaat vandaag weer uit de inmiddels gebruikelijke hoeveelheid. Mijn familie zorgt nog altijd goed voor me. Waren alle families maar zo. "Arthur, heb jij eten?"

Er klinkt gelach aan de andere kant van de muur. Niet op een sarcastische manier, maar blij gelach. "Of ik eten heb? Deia, je zou dit eens moeten zien. Ik heb geen idee waar dit allemaal vandaan komt, maar ik hoe vandaag geen honger te lijden. Dit is ongelofelijk."

Nu word ik nieuwsgierig. Helaas kan ik niet even zijn cel in gluren om de hoeveelheid voedsel te zien. Kon ik maar een gat in de muur maken, dan konden we elkaar tenminste zien in plaats van alleen maar horen en buiten de tralies elkaars hand vastpakken. "Ik heb ook genoeg. Mijn familie steunt me blijkbaar nog altijd."

"Ik had ook niet anders verwacht van ze, maar ik weet zeker dat mijn eten niet van mijn familie komt. Daar is het sowieso veel te veel voor. Wil je iets hebben?"

"Nee, ik heb voldoende. Eet het maar lekker zelf op. Jij hebt al de hele week nauwelijks wat gekregen. Je kunt het vast beter gebruiken dan ik." Het enige dat hij gegeten heeft, is wat ik met hem deelde en de kleine beetjes die Kyara voor hem wist te bewaren. Hoeveelheden waar zelfs een doorgewinterde hongerlijder als ik niet van kan leven.

"Ik heb een beter idee," klinkt het uit de aangrenzende cel. "We bewaren wat voor vanavond. Je weet natuurlijk nooit wat we de rest van de dag nog krijgen en zo hebben we zeker iets te eten."

"Dat zouden we wel kunnen doen, ja." Mijn familie heeft tot nu toe iedere keer nog iets voor me bewaard en ik ben dus ook niet bang dat ze me vanavond in de steek zullen laten, maar er bestaat een kans dat de familie van Arthur hun gulheid slechts beperkt tot deze ene keer. Als ik nu wat voedsel van hem aanneem om te bewaren, kan ik het vanavond altijd nog aan hem teruggeven.

"Steek je hand eens uit."

Gewillig laat ik mijn arm tussen de tralies aan de voorkant van de cel door glijden. Ik voel hoe er iets in mijn hand geduwd wordt. Stevig omklem ik het ding met mijn vingers. Als ik mijn hand weer terugtrek en mijn vingers openvouw, zie ik iets dat in een stuk wit vloeipapier gewikkeld is.

Voorzichtig trek ik een punt van het papier aan de kant om te zien wat het verborgen houdt. Het blijkt om een stukje kaas te gaan. Tranen springen in mijn ogen. "Kaas?"

"Ja. Lust je dat niet?"

"Arthur, doe niet zo belachelijk. Alsof ik in de positie ben om kieskeurig te zijn over eten. Ik hou van kaas, maar we hebben het thuis bijna nooit. Mijn familie heeft alleen maar een paard en de melk daarvan drinken we gewoon op. Kaas maken of kopen is er niet bij." Een traan rolt over mijn wang, zo blij ben ik met dit kleine, gele bolletje. Wie had kunnen bedenken dat deze jongen me nog eens zou ontroeren met een stukje kaas?

"Deia, huil je?"

"Ja."

"Dat klinkt alsof je wel een knuffel kunt gebruiken."

"Ik kan dit niet aannemen, Arthur."

"Jawel, dat kun je wel. Sterker nog, je hebt het al gedaan. Je moest eens weten wat ik hier allemaal heb. Het paste niet eens in één keer door dat kleine schijtluikje, zo veel is het. Dat ene kaasje mis ik echt niet."

(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu