De nacht heeft mijn gemis nauwelijks draaglijker gemaakt. Integendeel, het is hartverscheurend om wakker te worden en te weten dat dit de eerste volledige dag zonder Bodine is. Als ik tussen Arthur en Hera op de tribune plaatsneem, ben ik dan ook niet meer dan een hoopje ellende.
"Sorry voor vannacht," verontschuldig ik me meteen tegen Hera als ik op de tribune neerzak. "Het was niet onze bedoeling om je wakker te maken."
Ze wuift mijn excuses weg. "Het geeft al niet meer, als jullie er in het vervolg maar rekening mee houden dat jullie niet de enigen hier zijn. Ergens is het wel fijn om te zien dat jullie tenminste steun aan elkaar hebben. Dat er hier niet alleen maar slechte dingen gebeuren."
Dat is inderdaad een fijne gedachte. Vanuit mijn ooghoek gluur ik naar Arthur, die op zijn beurt weer naar mij zit te kijken. Overdag voel ik me nog ongemakkelijker onder de aanblik van zijn waterige blauwe ogen, zijn krullerige blonde haar en die eeuwige glimlach om zijn mondhoeken. Door het volledig ontbreken van baardgroei ziet hij er zelfs schattig uit. Het zorgt ervoor dat ik me vreselijk voel over mezelf. Ik heb hem zo bot afgewezen vannacht dat ik hem niet meer goed aan durf te kijken.
Blijkbaar ziet hij dat, want hij bekijkt me hoofdschuddend. "Wie ben jij in vredesnaam? Waarom doe je ineens zo verlegen? Waar is de Deia gebleven die me vannacht nog stoer noemde en alles tegen me durfde te zeggen?"
"Die bestaat niet." Het is het meest ongeloofwaardige antwoord dat ik kan bedenken, maar wel het enige dat over mijn lippen komt.
Arthur fronst. "Oh, dan heb ik dus met een geest gepraat?"
"Arthur!," roep ik geschokt uit. "Dit is geen goed moment om grapjes over geesten te maken."
"Mee eens," bemoeit Hera zich ermee. Het levert haar een boze blik van mij op. Dit is iets tussen hem en mij.
Arthur laat zijn hand over het verweerde hout van de bank glijden en pakt de mijne vast. "Lieve Deia, de toepassing van humor is puur een overlevingstactiek. Bovendien is lachen gezond en ik zou graag zien dat jij nog heel lang gezond blijft."
Misschien kan hij dan stoppen met me lieve Deia te noemen, maar dat durf ik niet hardop te zeggen. Dan doe ik hem vast alleen nog maar meer pijn. Ik weet gewoon niet hoe ik met hem om moet gaan. Ik vind het fijn dat hij er is en dat hij me steunt, maar een arena als deze is niet geschikt voor enige romantische verwikkelingen. Ik ben nog niet eens van de schrik bekomen dat er zowaar een jongen is die interesse in me toont, laat staan van het feit dat ik hem zo hard heb afgewezen.
"Hé, wat is er nou? Heb ik iets verkeerds gezegd? In dat geval spijt het me. Ik zal geen flauwe grappen meer maken."
"Nee, dat is het niet." Ik knipper met mijn ogen, maar er weet toch een traan te ontsnappen. Snel veeg ik de druppel van mijn wang. Tevergeefs, want de volgende is alweer onderweg. En daarna nog één. Ze blijven maar komen.
Arthur knijpt in mijn hand. "Het is al goed. Je hoeft niets te zeggen. Ik ben bij je."
"Ik wilde dat Bodine hier was," snik ik. Met haar zou ik ongetwijfeld over de ongemakkelijke situatie met Arthur kunnen praten. Eerlijk is eerlijk, zij zou me waarschijnlijk allemaal idiote adviezen geven die ik nooit zou opvolgen, maar dan kon ik er in ieder geval met iemand anders dan hem zelf over praten.
Maar ik zal nooit meer met haar kunnen praten. Geen ellenlange gesprekken meer tussen de olijfbomen. Ik zal mijn jongensproblemen zelf moeten oplossen. Het leven is zo oneerlijk. Tot drie dagen geleden had ik niet eens kunnen vermoeden dat ik jongensproblemen zou krijgen. En zie me nu eens zitten, eersteklas lafaard die jongens geen valse signalen wil geven, maar ze ook geen pijn wil doen.
JE LEEST
(Uitverkoren) - De hoofdprijs (Wattys 2016 winnaar)
Ciencia FicciónIn het land waar Deia woont, moeten alle zestienjarigen in een gruwelijk spel tegen elkaar strijden om te bewijzen dat ze hun positie als inwoner van het land verdienen. Er is maar één manier om er zeker van te zijn dat je het overleeft: uitverkoren...