Hoofdstuk 20

48 3 0
                                    

De eerste zonnestralen priemen door een kiertje in de wand van de grote, koele grot. Sam's wimpers trillen en langzaam opent hij zijn ogen. 'Goeiemorgen!' Zeg ik opgewekt tegen hem. Als antwoord keert hij zijn rug naar me toe, en slaapt weer verder. Gisteravond begon het flink te onweren, en toen zijn we gaan schuilen in deze grot. Het noodweer heeft tot diep in de nacht aangehouden, maar nu schijnt de zon weer. Ik wist dat het niet bepaald veilig is om tijdens een onweersbui in de bergen te zijn, dus heb ik vrijwel niet geslapen. Het kleinste geitje ligt dicht tegen mijn buik aan genesteld, wat ik heel fijn vind, omdat de stenen grond waarop wij leggen ijskoud is, en het kleine geitje is lekker warm. Nadenkend strijk ik door zijn zachte kleine haartjes. Het onweer is niet de enige reden, waarom ik niet heb geslapen. Waar zou Angin Puyuh zijn? Zou hij net als wij hebben geschuilt in een grot? Of is hij helemaal niet in de bergen, en heeft hij een onderkomen in het dorp gevonden? Heel veel vragen en geen antwoord. Om gek van te worden! Voorzichtig sta ik op, zonder dat het geitje en Sam wakker schrikken, en loop naar buiten. Het is fris maar de lucht is helderblauw en de zon schijnt. Het belooft een mooie dag te worden!

Ongeveer een kwartiertje later is Sam wakker. 'Goeiemorgen!' Zeg ik voor de tweede keer deze ochtend tegen hem. 'Hoi.' Antwoord hij. 'Ik ga ontbijt maken. Let jij even op de geiten? Ben zo terug!' Ik knik, opgelucht dat ik hem kan helpen. 'Tot zo!' Ik ga op de grond zitten in kleermakerszit en wrijf over mijn pijnlijke voeten. Ik ben het niet gewend om over allemaal kleine scherpe steentjes te lopen. In mijn voeten zitten een paar sneeën en mijn voetzool is knalrood. Sam draagt een soort zakken over zijn voeten heen. Zodra hij terug is vraag ik hoe hij die gemaakt heeft, want zo kan ik niet verder.

Loom bungel ik met mijn benen over de rand van de berg heen. Ik kijk naar het prachtige uitzicht. Plots hoor ik de geiten luid en onrustig mekkeren. Paniekerig rennen ze door elkaar heen. Zo vlug als ik kan loop ik naar ze toe. Ik probeer te zien wat er aan de hand is, maar zie het niet. Totdat ik een zacht, iel gemekker hoor van ergens beneden ons. Het kleinste geitje staat meters onder ons op een uitstekent rotspunt. En hij dreigt te vallen....

SamiraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu