Hoofdstuk 25

31 2 0
                                    

Ik loop zo zacht als ik kan de houte, krakende trap af. Ik sluip door de keuken naar de achterdeur en Heel voorzichtig open ik de deur. Het is gelukt! Ik ben buiten! Ik adem de heerlijke frisse lucht in en loop vol goede moed verder. Ik weet niet waar ik heenga, als ik maar buiten ben. Ik wil nooit meer opgesloten zitten. Net als toen in weeshuis Smiths... In die enge jast waar een rat inzat... ik schud mijn hoofd om de nare gedachte te verdrijven. Ik loop en loop totdat er blaren op mijn voeten zitten, en ik steken in mijn zij krijg. Dan plots zie ik in de verte een rookpluim. Om het rook heen staan een soort puntige tenten. Opgelucht loop ik er zo snel als ik kan heen.

Ik schud mijn hoofd en kijk recht in de bezorgde ogen van Samanta. 'Gaat het wel? Je blik werd ineens heel wazig en je staarde zo vreemd voor je uit. Ik heb dat eerder gezien: Ik ben lerares op school, en er zat ooit een meisje in mijn klas die heel vaak zo'n wazige blik kreeg en voor zich uit staarde. Als je dan wat tegen haar zei, dan hoorde ze het niet. Na schooltijd ben ik met haar gaan praten en het bleek dat ze werd geslagen door haar ex-stiefvader en daar een trauma aan over had gehouden. Ze had steeds een soort flash backs. Ik heb zo'n vermoeden dat jij daar ook last van hebt. Wat is er toch allemaal met je gebeurd?' Ik kijk peinzend naar het dekbed. 'Dat herinner ik me pas net. Ik kom dus uit weeshuis Smith's. Meneer en mevrouw Smith's hadden een hekel aan de weeskinderen. We sliepen op bedden gevuld met stro, en kussens of dekens hadden we niet. We kregen per dag een bordje pap, drie glaasjes water, en een aardappel. Maar meneer en mevrouw Smith's hadden altijd een heel uitgebreid diner. Soms gingen we stiekem naar de keuken, en dan stopten de koks ons wat eten toe. Als meneer en mevrouw Smith's daar achter kwamen, kreeg je eerst vijf stokslagen op iedere hand en daarna moest je twee uur in de kast. Daar werd je vastgebonden zodat je niet kon ontsnappen, maar het ergste was dat er een heel grote rat in zat, die altijd op je haren knabbelde en over je heen kroop. Als je eindelijk uit de kast werd gehaald, moest je gaan afwassen. En ze werden heel kwaad als er dan nog een vlekje op het servies zat. Dan kreeg je opnieuw straf.' Samanta kijkt me geschokt aan. Ongelovig schud ze haar hoofd. Maar dan fronst ze haar wenkbrauwen. 'Maar waarom ben je daarna bij ons weggelopen?' Ik draai mijn donkere haar om mijn vingers heen. 'Ik vond het vreselijk om binnen te zijn. Ik voelde me opgesloten, en ik dacht dat jullie mij ook zouden gaan slaan en opsluiten in een kast. Dus ik liep weg, en ik kwam uiteindelijk bij een indianenstam. Daar werd ik met open armen verwelkomt door de stamleider. Hij vroeg aan mijn vader... Of nee, ik bedoel...... Ik noem hem maar even mijn vader. Hij vroeg dus aan mijn vader of hij voor me wilde zorgen, en dat deed hij. Hij heeft me altijd net zo behandeld als mijn broer.' Samanta knikte begrijpend. 'En mis je ze? Wil je.... wil je terug?' Ik haalde mijn schouders op. 'Ik heb geen idee.'

SamiraWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu