Hoofdstuk 1

120 9 3
                                    

POV Silferina
Opgewekt loop ik door de lange gangen heen. Over een dag of twee zijn ik, Tony, Goldur, Will en Jenny alweer op weg naar Araluen. Natuurlijk ga ik het hier missen, maar ik ben ook blij weer naar Araluen te gaan, vooral omdat ik daar misschien een beetje rust kan krijgen en Madelyn weer zie. "Silferina! Wacht even!" Jenny komt naar me toe gerend, met een knalrood gezicht van inspanning. "Ik zoek je al de hele ochtend! Waar was je?" hijgt ze. "Gewoon." antwoord ik. "Overal en nergens. Ik kan mijn mantel niet vinden. Ruby droeg die laatst, weet je nog?" "Ja dat weet ik nog, ook al lag ik ziek in bed, ik herinner me goed wat je me verteld hebt." Ik grijns schaapachtig. "Wel, ik kan hem niet vinden. Dus was ik op weg naar de kerkers om haar te vragen waar ze mijn mantel gelaten heeft." Jenny verbleekt. "Ga je serieus naar die enge kerkers toe? Waar al die ratten en spinnen zitten?" Ik lach om Jenny's reactie, maar knik. "Ik ga serieus naar de kerkers toe." Jenny kijkt me boos aan. "Ha ha, heel grappig. Nou, als je het niet erg vindt ga ik dan maar weer naar Goldur toe." Jenny draait zich om en rent er weer vandoor. "Jij ook tot later!" roep ik haar na, maar volgend mij hoorde ze dat niet meer. Jenny en Goldur zijn steeds meer en meer een echt stelletje aan het worden. Eerst waren ze veel te verlegen om het toe te geven dat ze verliefd waren, daarna veel te verlegen om het te uiten terwijl ze het wel van elkaar wisten en wisten dat de rest van de wereld het wist, toen gebeurde de hele toestand rond het kasteel en de vergiftiging en nu zijn ze eindelijk meer gaan uiten dat ze een stelletje zijn en wandelen ze door de tuinen of door het paleis, kletsend, handje vasthoudend of anderzijds. Ik glimlach even. Waren ik en Tony ook zo? Denk het niet, om eerlijk te zijn. Ik was er eerst niet echt mee bezig, met wat ik voor hem voelde. Toen ik gekidnapt werd door de Kinderrovers en Tony en Will naar me op zoek gingen werd het serieuzer, naar mijn gevoel. Toen we elkaar weer gevonden hadden kregen we een relatie, een relatie die wat mij betreft alles kan doorstaan. Als Tony iets overkomt krijgt degene die Tony dat aandeed ook een 'ongeluk' om het zo maar even te zeggen. Als ik bij de kerkers kom merk ik meteen dat er iets mis is. Voor de deuren liggen de twee wachters te slapen. Emaraanse soldaten worden zo gedrild dat ze geen slaap nodig hebben tijdens hun diensten of anders korte hazenslaapjes doen. Deze twee waren echt aan het slapen. Ik schop er een tegen zijn been, maar hij werd niet wakker. Iets is niet pluis. Ik pak mijn Saksische mes en sluip de kerkers in. Van schaduw naar schaduw glippend kom ik bij de eerste paar cellen, die leeg zijn natuurlijk. Ik glip in de volgende schaduw en sluip naar Ruby's cel. Ruby lag op de grond, met een vredige glimlach op haar gezicht en een pijltje in haar arm. Ik ga even voor de deur staan en wacht een paar seconden, maar haar borst ging niet op en neer. Dood. Met gefronste wenkbrauwen sluip ik naar de volgende cel, waar Marijn in zat. Die lag ook op de grond, met een pijltje in zijn nek, een verbaasde uitdrukking op zijn gezicht en zijn armen en benen gespreid, alsof hij niet had verwacht dat hij geraakt zou worden en op de grond was gevallen. Marijn was ook dood. Dan hoor ik een gil vanuit het paleis, iets waardoor de Emaraanse soldaten wel wakker schoten. Misschien trapte ik niet hard genoeg. Ik loop naar ze toe, maar mijn aandacht wordt getrokken door een geluidje aan de andere kant. De moordenaar? Voorzichtig sluip ik ernaartoe.

POV Tony
Ik ren zo hard als ik kan naar de gil toe, die door een van de bediendes in het paleis was. Hijgend kom ik bij de desbetreffende kamer aan, waar Tigerai, Diana, Will, Jenny en Goldur al waren. "Ha Tony." zegt Will. "Heb je Silferina toevallig ook gezien?" Ik schud mijn hoofd en kijk naar de grond, iets wat de aandacht van de andere aanwezigen trok. Daar lag een blondharige jongen met blauwe ogen en een geschokte uitdrukking op zijn gezicht. Tigerai voelt even aan zijn pols. "Dood." deelt hij de rest mede. Het dienstmeisje stond trillend in de andere hoek van de kamer. "Kom." zegt Diana resoluut. "Laten we even een kopje thee drinken, voor de schrik." Samen met het dienstmeisje loopt ze de kamer uit, waar ze ons met het lijk van de jongen achterlaat. "Ik had nooit verwacht dat iemand Robin zou willen vermoorden." zegt Goldur met gefronste wenkbrauwen. "Die werkt hier al drie jaar, is heel aardig en doet geen vlieg kwaad." "Soms was hij wel op plaatsen waar hij niet hoorde te zijn hoor." reageert Tigerai. "Diana zei dat hij een keer bij de stallen was, omdat iemand hem zei daar te komen. Alle bedienden ontkennen het, en hij had geen enkele reden om bij de stallen te moeten zijn, ook geen geheime." "Spion?" vraagt Will. "Zou kunnen." Tigerai staat op en klopt zijn knieën af. "Maar zeker weten doen we niet." "Doen we nooit." mompelt Goldur. Jenny legt haar hoofd op zijn schouder. Het blijft even stil. "Waar is Silferina eigenlijk?" vraagt Tigerai. "Ze ging naar de kerkers, om te vragen waar Ruby haar mantel had gelaten. Ze was hem kwijt." antwoordt Jenny. Ik kon mezelf wel slaan. "Ik had haar mantel." zeg ik zacht. "Ik had hem aan het kamermeisje gegeven om hem te wassen, want hij was een beetje vies." "O." zegt Jenny. "Nou, Silferina dacht dus dat Ruby hem nog had. Ik vond het al zo vreemd." "Ik loop wel even naar haar toe." zeg ik, maar Will houdt me tegen. "Ik ga wel. Ga jij maar even de koning hier informeren." Ik kijk hem verbaasd aan. "Waarom zeg je dat? Ik kan toch wel even naar de kerkers en weer terug lopen?" Will schudt zijn hoofd. "Dat is het niet. Ik moet ook wat bespreken met Silferina, iets waar koning Smarago mee kwam." Hij glimlacht even. "Als ze haar zilveren eikenblad krijgt moet ze ergens gestationeerd worden, en koning Smarago dacht dat het een goed idee was dat zijn dochter dan weer terug naar Emara ging. Ze is tenslotte ook een prinses." Ik bijt op mijn lip. "Maar... Kan ze dan geen grijze jager zijn?" Will haalt zijn schouders op, maar ik zie iets van pijn in zijn ogen. "Weet ik niet. Misschien komt Silferina wel met iets slims. In ieder geval, het moet even besproken worden, en ik wil haar er even op voorbereiden." Will loopt de kamer uit. Goldur legt een hand op mijn schouder. "Niet zo'n verdrietig gezicht trekken man. Het komt wel goed." Ik betwijfel het. Silferina wil niets meer dan een grijze jager zijn, en als dat dan van haar af gepakt gaat worden... Ik weet niet hoe ze dan gaat reageren, maar het ergste is, ik ben wel in functie als ik slaag. En ik moet dan in Araluen blijven.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu