Hoofdstuk 15

74 6 8
                                    

POV Tony
"Hoezo 'doen we niet'?" vraag ik zacht aan Robert. "We kunnen het toch proberen?" "Ik denk dat ik het al duidelijk had gemaakt aan je." Robert zucht zachtjes. "Het is te gevaarlijk. Je vriendin zal nu beter bewaakt worden, als jij ontsnapt bent. Het was echt puur geluk dat Adam geen problemen tegen kwam toen hij jou aan het bevrijden was, al kan het ook een beetje vreemd genoemd worden. Er was geen enkele bewaker." Ik frons even met mijn wenkbrauwen. "Volgens Adam dan, je moet mij niet zo aankijken." Robert glimlacht. "Maar mijn punt blijft. We kunnen haar niet bevrijden, het is te gevaarlijk." Ik bal mijn vuisten achter mijn rug. Ik moet iets doen. Silferina heeft hulp nodig, maar hoe kan ik ze overtuigen? Er komt een ideetje in mijn hoofd. Door ze een weldoordacht plan aan te geven en Silferina's royale status te noemen. En hoe kom je aan een plan? Ik bedank Robert en loop grijnzend weg. Door te doen waar je voor leert: spioneren en plannen bedenken. Ik ben een grijze jager. Als er iets is wat ik kan is dit het wel.

POV Silferina
Ik staar met tranen in mijn ogen voor me uit. Volgens mij ben ik leeg nu, er zit geen enkele traan meer in me. Hoe wreed, ik kan niet eens even rouwen om mijn vriendje. Tony... En daar komen de tranen weer, al worden ze nu vermengd met een woede die ik nog nooit eerder gehad heb. Ik was echt kwaad geworden, op Geldar, Leo en alle andere mensen die hier mogelijk aan bij kunnen hebben gedragen. Het liefst was ik van het paard gesprongen had ik ze een voor een gewurgd, maar dat was niet mogelijk. Allereerst niet omdat ik vastgebonden was en erg goed in de gaten word gehouden, ten tweede niet omdat ik doorzeefd ben met pijlen voor ik Geldars nek ook maar bereik, en ten derde niet omdat Tony daar niets mee opschiet. Het beste zou zijn als ik weer bij hem kon zijn, zijn warme, veilige armen om me heen kon voelen en me fijn tegen zijn borst op kon vleien, terwijl ik hem dan nog een paar honderd keer zeg hoeveel ik van hem houd. Ik krijg weer tranen in mijn ogen. Maar ook dat is niet nodig als hij dood is, en dat is hij. Ik begraaf mijn gezicht in de manen van het paard, die dat nu rustig toeliet. Als ik weer bij hem wil zijn moet ik ook dood. Ik schiet overeind, waardoor het paard geschrokken even bleef staan. Dood? Zit ik er nu serieus over na te denken om zelfmoord te plegen? En mijn familie dan? En Will en Jenny? En Danser? Wat moeten die dan nog? Ik bijt op mijn lip. Misschien gaan ze er al wel vanuit dat ik en Tony dood zijn... Meteen spreek ik mezelf weer streng toe. Nee, dat gaan ze niet. En anders sowieso Goldur niet, en Will en Tigerai misschien ook wel niet. Ik zucht zachtjes. Als ik er zo op tegen ben, waarom wil het idee me niet verlaten?

POV Tony
Het duurde niet lang voor ik het spoor van de groep bandieten heb gevonden. Niet dat ze zo moeilijk zijn om op te sporen. Ze doen niet eens de moeite om hun sporen te wissen. Ik kniel neer naast een aantal paardenhoeven en bestudeer ze. Ze zijn niet zo heel oud, hooguit een dag. Ik sta weer op en volg ze, tot ik geritsel in de bladeren achter me hoor. Iemand achtervolgt me. Ik draai me om naar de bosjes en bestudeer ze, maar niemand bewoog. Dan maar even een oud trucje gebruiken. Ik draai me weer om naar de weg en keer me meteen weer naar de bladeren. Dit keer zag ik duidelijk wat blonde haren wegschieten. Aangezien mijn wapens nog in Emara liggen kreeg ik een mes van Adam te leen, zodat ik me kon verdedigen tegen wie-dan-ook. "Ik heb je gezien." zeg ik. "Kom tevoorschijn!" Eerst gebeurde er niets, maar toen kwam Adam uit de bosjes tevoorschijn. Ik laat het mes zakken en kijk hem een beetje boos aan. "Waarom volg je me?" "Waarom volg jij de bandieten, zonder dat je toestemming hebt van mijn vader?" "Ik mag zelf weten wat ik doe!" Adam rolt met zijn ogen. "Je weet dat het gevaarlijk is." Hij gaat naast me staan. "En ik wil helpen." Ik kijk hem verbaasd aan. "Wat? Nee!" "Waarom niet?" Adam trekt zijn wenkbrauw op. "En ga nu niet zeggen dat het gevaarlijk is." Ik doe mijn mond weer dicht en probeer een ander argument te bedenken. "Je kan me in de weg lopen." "Dat gaat moeilijk. Ik ben zelf ook een ervaren spoorzoeker, dus weet ik waar je op moet letten en alles." Adam doet zijn armen over elkaar, alsof hij me uitdaagt nog meer te bedenken. Uitdaging aangenomen. "Het is jouw zaak niet. Silferina is mijn vriendin." "En ik heb jou bevrijd." Adam wordt een beetje rood van woede. "Dus gaat dit me wel aan, want het is mijn fout dat zij nog gevangen zit." Zo kan je het ook bekijken. Ik draai me om. "Goed dan. Ga maar mee." Adam grijnst. "Dank je." Hij gaat naast me lopen. "We moeten wel voor het donker weer terug naar het kamp, want als het donker is gaan we verhuizen." Ik kijk hem verbaasd aan. "Waarom alleen als het donker is?" "Omdat niemand je dan ziet verdwijnen, want als het nacht is, ga je slapen. Normale mensen doen dat tenminste." "En rebellen zijn geen normale mensen zeker." mompel ik. Adam lacht. Het was niet eens een grapje... Toch werkte zijn lach aanstekelijk, en zorgde het voor een soort verlichting. Ik glimlach en concentreer me weer op de weg. Het is fijn dat mensen nog kunnen lachen, zelfs al is de situatie soms nog zo beroerd. Als ik Silferina vind en we weer samen zijn ga ik haar laten lachen, zodat ze zich weer fijn voelt. Lachen is fijn, want het lucht op. Adam grinnikt nog na als hij naar een hoef wijst. "Niet meer dan een dag, als je rent haal je ze nog in." Ik schud mijn hoofd. "Ik wil alleen observeren, zodat ik je vader een goed en duidelijk plan kan geven waar hij geen 'nee' op kàn zeggen, zodat we Silferina gaan bevrijden." Adam knikt en kijkt naar de weg. "Wel, dat kan nog lastiger worden dan het lijkt. Succes daarmee!" "Dank je." Ik grijns. "Maar dat heb ik niet nodig." Ik vind wel wat.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu