Hoofdstuk 2

98 9 0
                                    

POV Silferina
Zachtjes sluip ik door de kerkergang heen. Het geluidje dat ik hoorde kwam ergens vlak bij de achterste cellen vandaan. Of het slim is om eropaf te sluipen is een tweede, maar om eerlijk te zijn boeit het me niet. Ik heb voor hetere vuren gestaan dan een moordenaar, neem bijvoorbeeld de kinderrovers, Clinn, de Isitopes, de bende van de Opaal... Een moordenaar past zo in dat lijstje. Net als ik bij het einde kom hoor ik voetstappen mijn kant op komen. Ik verstop me in de schaduwen op de muren. De twee wachters kwamen eraan gerend, met Will. Ze zagen er bezorgd uit. Toen ze langs me waren gelopen stap ik uit de schaduw tevoorschijn en loop ik achter ze aan. "Wat doen jullie hier?" vraag ik. De soldaten maakten een sprongetje in de lucht van schrik - lol - en Will draaide zich om, met getrokken mes. "O, gelukkig. Jij bent het." Will doet zijn mes weer in de schede en glimlacht opgelucht. Ik kijk het drietal nieuwsgierig aan. "Is er iets gebeurd?" "Dat kan je wel stellen ja." zegt Will. "Robin is dood in zijn kamer gevonden. Ik moest je even ergens over spreken, dus kwam ik naar de kerkers, waar de soldaten zeiden dat ze verdoofd waren door een in zwart gehuld persoon." Will grinnikt kort. "Je kan je wel voorstellen dat ik me een beetje zorgen begon te maken, al helemaal toen we Ruby en Marijn dood in hun cellen aantroffen." Ik grijns naar hem. "Ik ben niet dood. Ik wilde weten waar mijn mantel was en besloot het aan Ruby te vragen, maar die trof ik dood aan in haar cel, net als Marijn. Ik wilde net terug gaan, maar toen hoorde ik iets en ben erachteraan gegaan. Toen werd ik door jullie onderbroken, als je het al onderbreken kan noemen." Ik zucht. "Waarschijnlijk reageerde ik iets te overspannen. Het was vast een vogeltje dat door de spijlen heen vloog." Will legt een hand op mijn schouder. "Voor hetzelfde gold dat je wel gelijk en lag je hier nu dood te bloeden." "Alsof ik me door een moordenaar zou laten pakken." Will lacht even. "Je weet maar nooit." "Hmpf." "Laten we maar weer naar buiten gaan." zegt een van de soldaten. "Straks komt de moordenaar wel terug en zijn we de pineut." Ik trek een wenkbrauw op. "Vier tegen een? Dat verliezen we." zeg ik sarcastisch. De soldaat grijnst en rolt met zijn ogen. "Lopen hoogheid, wij zijn degenen die gestraft worden als u iets overkomt." "Alsof ik dat zou laten gebeuren." zeg ik vrolijk. "Ik kan prima voor mezelf zorgen." De soldaat glimlacht zwakjes. "Oh ja? In elke situatie?" Ik stop met lopen en kijk hem vastberaden aan. "In elke situatie." De soldaat leek het wel een leuk spelletje te vinden. "Dus als je midden in een woestijn terecht komt overleef je het?" "Jupp." Heb ik al gedaan zelfs, soort van dan. Ik heb het overleefd met de hulp van Danser. "En als we je blinddoeken en ergens in een onbekend land neerzetten kan je de weg naar Emara terug vinden?" vraagt de soldaat. "Vast wel. Ik vraag gewoon waar ik ben en waar Emara dan ligt." "En als ze geen internationale handelstaal spreken en geen Emaraans of Aralueens?" Ik haal mijn schouders op. "Dan gebaar ik wel wat ik bedoel, of teken ik het." "Tekenen." mompelt Will. "Ik zou tekenen." "En als je in een arena terecht komt dan?" vraagt de andere soldaat. Ik kijk hem verbaasd aan. "Een arena?" De soldaat knikt. "Er zijn landen waarin ze hun gevangenen in een arena zetten en tegen wilde dieren laten vechten. Neem Jero bijvoorbeeld, ons buurland, of Gerdanië, het buurland van Jero." Ik tik even op mijn kin. "Ik overleef het wel. Vechten is het punt niet." "Wat ze proberen te zeggen Silferina." begint Will uit te leggen. "Is dat je misschien wel denkt dat je het kan, maar als je in die arena staat is het toch een ander verhaal geworden. De theorie is niet altijd hetzelfde als de praktijk weet je." Ik haal mijn schouders weer op. "We worden er toch in getraind elke situatie aan te kunnen als grijze jager?" Will schudt zijn hoofd. "We trainen jullie om te overleven en missies uit te voeren. Ja, we proberen jullie te leren hoe je slim moet denken, maar dat betekent niet dat je alles aankan." O. Ach joh, ik ben vindingrijk genoeg om te bedenken wat ik moet doen. Klinkt misschien heel hooghartig, maar ik vertrouw gewoon op mijn vindingrijkheid. Er is niet perse iets waarvan ik denk: dat kan ik niet. Ik grijns. Behalve misschien zingen, slim zijn, plannen bedenken - in een keer dan hè, zo van: poef, daar is het plan - en legers aanvoeren, hoewel dat tijdens de aanval van de bende van de Opaal op zich nog wel goed ging. Ik moet maar zo denken: niemand kan alles en elk mens heeft zo zijn talenten. De mijne zijn nou eenmaal overleven, vindingrijk zijn en vechten, en toevallig komen die heel erg goed uit bij het zijn van een grijze jager. Dat doet me er overigens aan denken: Will wilde nog wat bespreken. Misschien de tocht naar Araluen? Wat het ook is, het klonk erg serieus.

POV Tony
Ik, Jenny en Goldur slenteren een beetje door de gangen van het paleis heen. "Morgen alweer naar Araluen hè?" zegt Jenny na een lange tijd van stilte. "Ja." zegt Goldur. "Ik verheug me wel op de training vervolgen. Het enige wat me wel dwars zit is dat ik jullie niet tot amper meer zie, want we hebben allemaal onze eigen training." Hij drukt Jenny even stevig tegen zich aan. "Komt wel." zeg ik. "We hebben het oogstfeest waar we elkaar zien en Will zal waarschijnlijk veel met ons naar heer Roderick en vrouwe Pauline reizen, want dat zijn goede vrienden van hem volgens mij." "Vrouwe Pauline zal waarschijnlijk willen dat ik Lucinda en Claire in ga halen wat betreft de training." Jenny zucht. "Die twee beginnen me soms op de zenuwen te werken met hun hoogmoedigheid en verwaandheid. Ze denken dat ze beter zijn, iets wat vrouwe Pauline zeer streng afstraft." Goldur grijnst. "Maar zij zijn niet naar Faralla geweest om een handelsovereenkomst met de koning daar af te sluiten. En alles eromheen hebben ze ook niet meegemaakt. Wat ervaring betreft ben jij ze een stapje voor hoor." Jenny glimlacht. "Bedankt Goldur." "Graag gedaan. Zin om even door de tuin te wandelen? Ik heb echt even frisse lucht nodig na het zien van Robins lijk." "Is goed. Ga je mee Tony?" Ik schud mijn hoofd. "Gaan jullie maar, ik red me wel. Ik ga wel naar Sil en Will op zoek." Goldur en Jenny nemen afscheid en lopen naar de tuinen toe, terwijl ik de tegenovergestelde richting uit loop, naar de kerkers toe. Ik hoop dat Silferina al gevonden is.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu