Hoofdstuk 5

80 10 0
                                    

POV Tony
Na een snelle dagmars op een paard te hebben gehobbeld - de man rende ernaast - stopten we eindelijk. Ik werd ruw van het paard gesleurd en naar een boom gedirigeerd, waarna de man Silferina naast me neerlegde. Ze was nog steeds buiten bewustzijn. De man bindt ons vast aan de boom en doet zijn masker af. Onder het masker zat een lang, smal gezicht met priemende blauwe ogen en krullend zwart haar. Er zat een litteken op zijn rechterwang, over zijn jukbeen. Hij grabbelt in zijn zadeltas, geeft het paard wat te eten en te drinken en loopt dan onze richting uit. "Hier." zegt hij nors. Hij houdt een stuk brood voor mijn neus. Ik kijk hem sceptisch aan. "Ik ga je losmaken, zodat je wat kan eten en drinken. Geen geintjes, dan ben ik namelijk nogal vlug geneigd je vriendin een kopje kleiner te maken." Waarom ontvoer je ons allebei dan? Silferina is van waarde voor hem, dat weet ik zeker. "En denk niet dat ik enkel bluf." zegt de man streng. "Ik hoef met maar een van jullie beiden aan te komen, de ander mag dood. Zolang ik het lichaam maar niet rond laat slingeren." De man grijnst, maar ik wist meteen dat hij nep-grijnsde. Hij wilde dit niet, maar waarom doet hij het dan? Er moet meer aan de hand zijn, anders weet ik zeker dat hij dit niet gedaan had. De man doet de prop van mijn mond en maakt mijn handen los. Dan gaat hij tegenover me zitten en geeft me het brood. Met tegenzin neem ik het aan. Mijn maag rommelde als een gek, maar het liefst had ik geen eten van hem aangenomen. Wie weet wat hij erin heeft gestopt. De man speelt een beetje met zijn mes. "Ga je het nog opeten? Ik heb er niks raars mee gedaan hoor." Ik neem een hap, om dan langzaam kauwend naar de man te staren. Hij zucht. "Ik vind dit ook niks hoor." Ik trek een wenkbrauw op. "Ik hoef geen sympathie van je." gaat de man verder. "Ik snap wel dat je me haat, ik heb je ontvoerd. Maar snap mijn kant ook even: als ik het niet doe gaat mijn hoofd eraf. En als ik vlucht gaan de hoofden van mijn vrouw en kind eraf." Hij tekent losse lijnen in het mulle zand van de bosgrond. "Ik had er gewoon nooit aan moeten beginnen." mompelt hij, zo zacht dat ik het bijna niet gehoord had. Mijn stuk brood was op en ik neem een slok van de fles die hij voor me neer had gelegd. Dan kijk ik even naar Silferina, die nog steeds bewusteloos is. Het lijkt alsof ze gewoon rustig aan het slapen is. Ergens stelt me dat wel gerust, maar ik maak me wel zorgen over haar. Wie weet wat ze op heeft gelopen door die klap? Sowieso stevige koppijn. De man pakt mijn polsen en bindt me weer aan de boom vast, minder ruw dit keer. Er ging geen prop in mijn mond dit keer. Waarschijnlijk zijn we zo ver van het paleis en de bewoonde wereld dat hij dat wel aandurft. Dan gaat de man het bos in om hout te sprokkelen en laat hij mij en Silferina samen met het paard achter. Hij is wel heel zeker van zijn zaak zeg. Ik en Sil kunnen nu zo ontsnappen, als ik me los weet te wurmen tenminste. Ik wurm me in alle mogelijke richtingen, maar het touw zat erg goed vastgeknoopt. Na een aantal pogingen geef ik het op en leun met gesloten ogen tegen de boom aan. Ze zullen onze verdwijning op het paleis ondertussen wel ontdekt hebben en zoektochten uitgezet hebben. Silferina's ouders zullen zich helemaal te pletter schrikken en zich grote zorgen maken natuurlijk, net als haar broers, Will en Jenny dat doen. Voor ons allebei. Ik zucht. Ze moeten zich zorgen maken, want we zijn ontvoerd. Waarom weet ik niet, maar er zal vast een reden achter zitten. Om eerlijk te zijn weet ik niet of ik die wel wil wegen. Het heeft vast te maken met de bende van de Opalen, want die hebben we nog lang niet uitgeroeid. Als dat zo is staat mij en Silferina een zekere dood te wachten. Ja, Will en de rest moeten zich zorgen maken. Die heb ik namelijk ook.

POV Silferina
Ik open mijn ogen en frons mijn wenkbrauwen. Ik lig niet meer te hobbelen op een paard. In mijn rug voel ik de ruwe bast van een boom en voor me staat een wit met zwart gevlekt paard te grazen. Het zadel zit er nog op. Mijn hoofd klopt als een malle, alsof mijn hersens probeerden zichzelf uit mijn schedel te slaan. Ik sluit voor een paar seconden mijn ogen, maar de kloppende koppijn ging niet weg. Dan niet. Ik probeer in een wat comfortabele houding te gaan zitten tegen die boom aan, maar het lukte niet. Wel stootte ik Tony aan, die schrok. "Sil?" vraagt hij zacht. O, hij heeft geen prop meer. Ik grom, om hem te laten weten dat ik hem gehoord heb en wakker ben. "Alles goed?" vraagt Tony bezorgd. Ik frons in de hoop dat mijn hoofdpijn wat afneemt, maar dat gebeurde niet. Antwoorden ging niet, dus grom ik weer. "O ja, je hebt nog een prop in je mond." mompelt Tony. Ik grom voor een derde keer, waarna ik me los probeer te wurmen. "Heeft geen zin." meldt Tony me. "Ik heb het ook al geprobeerd. Hij kan goed knopen." Ik zucht en verschuif wat. "Het komt goed." fluistert Tony geruststellend. "Ik weet zeker dat we ons hier doorheen kunnen slaan." Waarom hij me precies gerust wilde stellen weet ik niet, maar ik vond het erg lief van hem. Ik sluit mijn ogen en leg mijn hoofd op zijn schouder, om mijn dankbaarheid en liefde te tonen. Tony legt zijn hoofd op mijn hoofd. Zo blijven we liggen, troost uit elkaars aanwezigheid halend. Wachtend op een teken van hulp of op wat er dan ook met ons gaat gebeuren. Samen.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu