Hoofdstuk 8

76 11 0
                                    

POV Silferina
Waarom verbaast het me niet? Tony leek er ook niet geschokt door te zijn. Waarom verbaast dit ons niet? Omdat we het ergens al verwacht hadden denk ik. Geldar bestudeert ons een paar seconden. "Aan jullie gezichten te zien hadden jullie dat al wel verwacht. Of jullie zijn gewoon goed in een pokerface. Kan allebei." Hij grijnst. "Laat me jullie een ding even duidelijk maken: ontsnappen is onmogelijk, bevrijd worden nog meer." Ik trek mijn wenkbrauw op. "O?" "Ja." zegt Geldar, en hij lijkt er een beetje trots op te zijn. "Over twee a drie dagen zijn we in Tirakné, en iedereen die daar niet woont en gewapend binnen komt wordt gezien als een dreiging en vermoord. Oh, en oorlog verklaren kan niet, want dan pakt de Baas je. Het Tiraknése leger staat erom bekend dat ze echt vechten tot het einde en moordlustig zijn." Hij denkt even na. "En nationalistisch, nu ik erover nadenk. Tirakné moet je niet beledigen in welke vorm dan ook in hun buurt. Maar goed: haal jullie maar niks in jullie hoofd." Alsof ik al plannen aan het maken was. Ik heb teveel hoofdpijn om na te denken over ontsnappingsmogelijkheden. Doe ik later wel. "Kom jij uit Tirakné?" vraagt Tony. Geldar lijkt de vraag niet verwacht te hebben, maar herstelt zich snel. "Nee, ik kom ergens anders vandaan." "Waar dan?" Tony kijkt Geldar strak aan. Geldar staart strak en koppig terug, waardoor ze een soort staarwedstrijd beginnen te houden. Opeens valt me iets op. Geldar lijkt dezelfde koppige blik te hebben als Tony, en dezelfde bruine ogen ook. Alleen Tony's blonde haar en slanke lichaam lijken het verschil te maken, anders had ik gezegd dat ze familie waren. Ik leun wat meer tegen Tony en de paal aan. Stomme koppijn. Vlieg toch eens op. "Dat gaat je niks aan." zegt Geldar na een tijdje. Met een woeste draai verlaat hij de tent weer. Het blijft even stil. "Toto?" vraag ik zacht. Tony knijpt even in mijn hand. "Maak je geen zorgen, we komen hier wel uit." "Dat is het niet." Ik blijf even stil. "Ik ben gewoon bang dat het geluk ons verlaten heeft. Geldar was wel erg zeker van zijn zaak." "Sil..." "En dat niet alleen." vervolg ik. "Ik ben bang dat als onze vrienden iets uit gaan halen ze gewoon vermoord worden. Omdat ze niet van waarde en of toepassing zijn." Het blijft weer even stil. "Denk er gewoon niet over na." zegt Tony dan. "Ze moeten er eerst achter komen dat we hier zitten en waar we heen gaan. Dan pas kunnen ze plannen maken, en ik denk dat als ze het Emaraanse leger erbij roepen ze meer kans maken." "Tuurlijk." zeg ik. "Er zit me alleen iets dwars." Het blijft weer even stil. "Wat dan?" vraagt Tony. "Nou." begin ik. "Dat Tiraknése leger. Geldar zei dat ze moordlustig waren, en dat ze vechten tot het einde en nationalistisch zijn. De Emaranen zijn ook nationalistisch, maar zij vechten niet altijd tot het einde en zijn al helemaal niet moordlustig. Weet je hoe moeilijk het is om tegen een vijand te vechten die jou wel wil doden maar jij hem niet?" Tony knijpt weer in mijn hand. "Nogmaals: denk er gewoon niet over na. Uiteindelijk is het toch altijd goed gekomen?" Ik hoor een spoor van twijfel in zijn stem. Ik geen hem een klein kneepje in zijn hand. "Misschien wel." Ik zucht. "Van nadenken krijg ik nog meer hoofdpijn." "Ga dan slapen." Tony's stem klinkt bezorgd, vriendelijk maar gebiedend. Ik weet dat hij wil dat ik ga slapen met mijn hoofdpijn, maar ik wil niet slapen. "Ik wil niet slapen." zeg ik dan ook. Ik ben bang dat ik dan ga dromen. Over... Goldur. En Tigerai. En Will en Jenny en mijn ouders en... Dat ze allemaal sterven tijdens een bevrijdingspoging. "Doe maar wel." zegt Tony. "Ik waak wel over je. En als je nachtmerries krijgt zal ik ze verdrijven door je wakker te maken, goed?" Ik glimlach, al kan Tony dat natuurlijk niet zien. "Hoe wil je me wakker maken dan?" "Door je heel hard te knijpen." Ik hoor de grijns in Tony's stem. Schattig. Te moe om een antwoord te geven - niet dat ik iets zinnigs kon bedenken met die hoofdpijn van me - sluit ik mijn ogen en val ik in slaap.

POV Tony
Ik wacht tot Silferina rustig adem haalt en blijf dan naar die ademhaling luisteren, met mijn ogen dicht. Ik maak me ook zorgen, maar niet om de dingen die Sil net noemde. Ja natuurlijk ben ik bang dat onze vrienden ons proberen te bevrijden en dan dood gaan. Tuurlijk wil ik niet dat ze sterven of gewond raken. Maar waar ik me zorgen om maak is Silferina. Zolang zij in leven blijft vind ik het goed, maar als ik die Geldar goed bestudeert heb vindt hij het niet fijn om tegenspraak te hebben. Of iemand die teveel vraagt. Toen ik daarnet vroeg waar hij vandaan kwam en we elkaar heel lang aan staarden zag ik dat hij nogal een kort lontje heeft. Hij probeerde zich echt in te houden, maar waarom weet ik niet. Waarschijnlijk om met twee levende gevangenen aan te komen in plaats van met een levende en een dode. Silferina kan soms erg nieuwsgierig zijn, en ze weet best wanneer ze haar mond moet houden - daar niet van - maar kan ook te lang praten, vooral als ze gefrustreerd of boos is. En ik weet niet waarom, maar ik heb het gevoel dat Geldar haar zonder pardon zou vermoorden en mij in leven wilde houden. Dat besefte ik me voor het eerst toen we elkaar aanstaarden. Het was... vreemd om te beseffen, maar ook een beetje verontrustend. Ik open mijn ogen weer als Silferina wat in haar slaap mompelt en een beetje verschuift. Ik verstrengel onze vingers en put daar mijn troost uit. Zolang we samen zijn, kan ik alles aan. En als Sil dood gaat... Pleeg ik het liefst meteen zelfmoord.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu