Hoofdstuk 27

45 4 1
                                    

POV Tony
Ik, Sil, Adam, Geldar en Robert staan voor de teruggekeerde verkenner, die met een kop koffie in zijn handen op een stoel was gaan zitten. Hij ziet er een beetje moe en triest aan. "Slecht nieuws," vertelt Robert ons. "Jullie vrienden zijn al opgenomen door de koningin." "We waren te laat," concludeer ik. Silferina kijkt naar de verkenner en dan naar Robert, die knikt. "We waren te laat." Hij zucht. Adam gromt gefrustreerd en zucht dan ook. "Dan zullen we iets anders moeten verzinnen." Ik knik. "Of ze op de een of andere manier toch zien te bereiken. Er moet toch een manier zijn om ze te bereiken in dat kasteel? Een soort achterdeur waar we even door naar binnen kunnen glippen?" We draaien ons allemaal om naar Geldar, die peinzend naar mij zat te staren. "Geen idee," bekent hij na een tijdje. "Ik kreeg eigenlijk nooit heel veel meer te zien dan de vertrekken van de Baas." "Misschien kunnen we inbreken," oppert Adam. "Nee, te gevaarlijk," reageert Robert daarop. "We weten de patronen en tijden van de wacht niet en hebben de tijd niet om die uit te gaan zoeken. Wie weet wat ze van plan is met de Emaranen." "Ik denk dat ze ze wil overhalen om tegen jullie te gaan vechten," zegt Geldar. "Om een verbond te sluiten met haar. En dan, als dat klaar is, doodt ze de belangrijkste personen die er daar zijn en verklaart ze de oorlog aan Emara. Dat was ze na het mislukken van de aanval van de bende van de Opaal al van plan, om zoiets te doen, maar de rebellen hier zaten haar in de weg." "Graag gedaan," mompelt Adam, en ik grijns. Silferina kijkt moeilijker met de seconde. Ik vraag me af wat ze aan het denken is. "Geweldig," zegt Robert. "Alsof alleen het Tiraknése leger niet genoeg was." Ik stoot Sil zacht aan. "Gaat het?" "Geldar, ken jij de plattegrond van het kasteel wel een beetje? Heb je zeg maar een vaag idee van waar sommige vertrekken zich bevinden?" vraagt ze mijn vader. Geldar fronst zijn wenkbrauwen. "Denk het." "Goed, als jij de koningin was, waar zou je je gasten, de Emaranen neerzetten?" "Euh..." Geldar denkt diep na. We kijken hem allemaal verwachtingsvol aan. "In de gastenvertrekken, aan de zuidzijde van het kasteel ergens." Geldar kijkt Silferina strak aan. "Of tenminste, dat zou je verwachten. Mijn Baas kennende echter, zou zij liever het hele leger in het kasteel willen herbergen, om er zeker van te zijn dat ze iedereen onder de duim kan houden. En dan zou ik ze aan de oostzijde herbergen, waar alle vertrekken van de bedienden zitten. De bedienden kunnen dan bij de soldaten slapen. Krap, maar wel mogelijk." Silferina grijnst. "En laat me raden, die kant grenst aan het bos?"

POV Goldur
Die avond kan ik maar moeilijk slapen. Ik maak me erg veel zorgen om Silferina, want als de rebellen haar niet hebben, wie dan wel? Esmeralda leek het niet te weten, en zij was de 'koningin' van een enorm groot Tirakné. Hoe moesten we haar gaan zoeken? Ik had echt geen idee. En elke dag weer werd de kans dat ze in leven was kleiner... Ik was bang, dus om mijn gedachten maar van me af te zetten, pakte ik een van de nog-brandende kaarsen, ging naar de vensterbank en keek naar buiten. Het bos werd van achteren een klein beetje verlicht door de maan en sterren, maar het bleef moeilijk zichtbaar. Het is dat ik weet dat er een bos zit, anders had ik er van alles van kunnen maken. Heuvels. Een raar gebouwd dorp. Een... Mijn aandacht werd getrokken door een lichtje dat uit het bos kwam. Het knipperde. Ik frons mijn wenkbrauwen. Het was veel te groot voor een vuurvlieg, maar een lantaarn knippert niet zo. Dan stopt het met knipperen en wordt er een pijl voor het licht gehouden. Mijn frons wordt dieper. Dan bedenk ik me dat ik voor een raam sta, met een kaars in mijn handen. En net op tijd, want de pijl vloog net naar binnen toen ik naar beneden dook. Met bonzend hart kijk ik naar de pijl, die tegen de muur af was geketst en nu op de grond lag. "Wat gebeurde er?" vraagt Will, die blijkbaar ook wakker was. Of hij werd wakker. Je weet het maar nooit met Grijze Jagers. "Er was een-een knipperend licht... en toen pijl..." Ik wijs naar de pijl. "Hij vloog zo het raam in." Will was naar me toe gelopen en keek uit het raam, fronsend. Of tenminste, hij leek te fronsen, maar er was te weinig licht om het echt goed te zien. Will liep toen naar de pijl. "Er zit iets omheen. Maak de rest eens wakker en zorg voor wat meer licht." Ik deed wat hij van me gevraagd had en even later zaten we in een kringetje met alle kaarsen die we konden vinden en de pijl in Wills schoot. Hij opende het en begon voor te lezen: "Beste Tigerai. Morgen, om het middenuur, moet je de aangegeven route volgen, alleen. Aan het eind van die route staat dan een verrassing op je te wachten. Gegroet, de Rebellie." Mijn broer rolde met zijn ogen. "Geweldig. Dus Sil wordt wel vastgehouden door de rebellen?" "Dat zou je denken ja," zei Will, die erg verward keek. "Maar ze hebben het enkel over een verrassing, zouden ze jou dan ook gevangen willen nemen? En waar is Tony dan, als die geen onderdeel van de verrassing is?" Niemand had een antwoord, maar we wisten wel allemaal dat we strategie moesten gaan bespreken. Want Tigerai daar in zijn eentje heen laten gaan, was niet wat we gingen doen. Dat was wel zeker.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu