Hoofdstuk 9

70 9 1
                                    

POV Silferina
Als ik wakker word vraag ik me af hoeveel tijd er is verstreken. Achter me hoor ik Tony rustig ademhalen. Die arme jongen is gewoon in slaap gevallen. Ik sluit mijn ogen en luister naar de geluiden om me heen. Tony's ademhaling, het gefladder van vleugels, gedempte stemmen die zachtjes praten, voetstappen die van her naar der gaan... Ik open mijn ogen weer en staar in de duisternis van de tent. Dus we worden naar de Baas gebracht- is het eerste wat ik denk. Hm, ik ben eigenlijk wel benieuwd wie dat is. Ik zucht en ga wat rechter op zitten. Juist, ik heb het helemaal op een rijtje. Mijn gedachten dwalen af naar mijn familie, Jenny en Will en mijn ogen vullen zich weer met tranen. Ik mis ze, maar maak me ook zorgen. Goldur zal waarschijnlijk naar me op zoek willen, maar wordt tegengehouden door mijn ouders die hem aan zijn plichten als prins herinneren en Jenny aan het gevaar waar hij zich in kan gooien. Tigerai zal met pijn in zijn hart achter mijn ouders gaan staan, waarna Goldur alleen Will heeft als persoon die hem kan steunen. Ik zie helemaal voor me hoe ze met z'n allen in de troonzaal staan en mijn tweelingbroer zich hoopvol op Will richt, die dan zachtjes zijn hoofd schudt en zegt dat het gevaarlijk en onbezonnen is. Ik zou ook niet willen dat hij ging. Als hij het ook maar waagt een stap in dit kamp te zetten om mij en Tony te bevrijden en daarmee de hele bende hier op zijn hals haalt, zal ik de eerste zijn die hem een klap verkoopt. De tranen rollen over mijn wangen en druppen op mijn kleren. Daar meen ik niks van... Toch? Waarschijnlijk zal ik hem wel een stomp verkopen, maar daarna zou ik er alles aan doen dat hij in leven blijft. Net zoals ik dat bij Tony zou doen als Tony in levensgevaar komt. Ik ga weer verzitten en probeer te stoppen met huilen, maar het lukt me niet. Leuke herinneringen - vooral die waarom ik moet lachen - ophalen maakt me alleen maar verdrietiger en bij andere leuke dingen vindt mijn brein het leuk om linkjes te leggen naar familieleden en vrienden. Naar thuis. Dat maakt me dus alleen maar verdrietiger. Hardop huilen doe ik niet - bang dat Geldar me hoort en uit gaat lachen of ik Tony per ongeluk wakker maak - maar de tranen blijven wel over mijn wangen naar beneden lopen. Achter me schokt Tony's lichaam, waarna ik hem hijgend adem hoor halen. Ik blijf heel stil, niet wetend of hij nu wakker is geworden of gewoon nog slaapt. Dan omsluiten zijn vingers de mijne. Om de een of andere reden was het fijn dat hij dat deed, maar aan de andere kant maakte ik me nu wel zorgen. Maar hardop mijn zorgen met hem delen wilde ik niet. Dan zou hij horen dat ik gehuild heb en gaat hij zich weer zorgen om mij maken. Dus geef ik hem een zacht kneepje in zijn vingers als teken dat alles oké is. Dat alles oké wordt. Dat ik oké ben. Tony knijpt zachtjes terug. Ik glimlach. Alles is goed. En anders wordt het dat wel.

POV Tony
Ik schrik wakker uit de nare droom die ik had. In mijn droom zat Geldar Silferina te martelen tot ze bloedend op de grond lag, met haar ogen gesloten. Ik gilde mijn keel schor, maar een of andere kracht hield me tegen, zodat ik niet bij haar kon komen. Daarna kwamen Will, Goldur, Jenny, Tigerai en Auron ons helpen. Tigerai en Goldur schreeuwden toen ze Silferina op de grond zagen liggen, en ik schreeuwde met ze mee. Ze werden allemaal voor mijn ogen gevangen genomen en afgeslacht. Ik kon helemaal niks doen. Die onmacht maakte me kwaad en verdrietig, waarna ik wakker schoot toen Geldar zijn met bloed doordrenkte mes op Silferina's keel zette en naar me grijnsde. Hijgend leun ik tegen de paal aan. Sil... Ik wil huilen, maar eerst wil ik zeker weten dat Silferina nog achter me zit en ze in leven is. Mijn vingers omsluiten haar warme vingers. Opgelucht begin ik normaler te ademen. Ze is nog in leven. Silferina knijpt zachtjes in mijn vingers. Alles is oké- lijkt ze ermee te willen zeggen. Ondanks de situatie glimlach ik. Dan knijp ik zachtjes terug. Silferina kan soms wat bot overkomen, maar van binnen is ze heel soft. Net als ik wat wil zeggen gaat de tentflap open en komt onze ontvoerder - hm, ik bedenk me nu pas dat ik zijn naam nog steeds niet weet - de tent binnen. "Eten." zegt hij kort, en hij zet een kom soep voor ons neer. Ik kijk hem veelbetekenend aan. "Hoe dacht je dat we gingen eten dan?" vraagt Silferina. Haar stem klinkt een beetje vreemd, alsof ze gehuild heeft. Heeft ze gehuild? "Precies." neem ik het van haar over. "We kunnen niet als honden alles op gaan drinken." Onze ontvoerder zucht en rolt met zijn ogen. "Ik maak ze los, maar onthoud: alle mensen in dit kamp mogen jullie te grazen nemen als jullie proberen te vluchten, en even voor de duidelijkheid: dat zijn een man of tweehonderd." Tweehonderd? Ik kijk hem verbaasd aan. "Goed om te weten." zegt Silferina. "Jullie eten ook apart, zodat de ander nog vastgebonden is als de een eet. Ik veronderstel dat àls jullie ontsnappen jullie liever samen willen ontsnappen." Onze ontvoerder kijkt ons een voor een even aan. Hij heeft gelijk, maar dat betekent niet dat we het toe moeten geven. "Oké." zeg ik. "Geef Silferina maar eerst wat dan." Silferina maakt een protesterend geluidje, maar ik knijp zachtjes weer in haar hand. Jij bent degene met koppijn. Onze ontvoerder knikt en gaat naar Silferina toe, met een kom soep. Er valt een stilte, waarin Silferina's hand de mijne verlaat en ze - denk ik - begint te eten. "Hoe heet je eigenlijk?" vraag ik dan. Er valt weer een stilte. "Ik?" vraagt onze ontvoerder dan. "Nee, de paal." zegt Silferina geïrriteerd. "Wie anders?" De ontvoerder mompelt wat onverstaanbaars, maar het klinkt als een verwensing of anders iets boos. "Leo." zegt hij dan. "Ik heet Leo." Onze ontvoerder - Leo - kijkt me boos aan. "Tevreden?" Ik knik, al was alleen het op hem niet bozer te maken. Leo. Om de een of andere manier klinkt het vreemd. Leo is geen schurkennaam. Alsof er iets als een 'schurkennaam' bestaat. Goed, laat ik het zo zeggen dan: ik had niet verwacht dat iemand met de naam 'Leo' aan kidnapping zou doen en bij een bende zou zitten. "Jij bent aan de beurt." zegt Leo. Hij houdt de soepkom omhoog. Ik knik en laat me losmaken, om dan de soep op te drinken en weer vastgemaakt te worden aan de paal. Ik denk dat het leven van mij en Sil er nu ongeveer zo uit zal zien. Eten, niks doen, kletsen of slapen, eten, niks doen, kletsen of slapen... en zo de hele tijd door, dag na dag, week na week. En wachten. Wachten tot we op onze bestemming komen. Wachten tot we weten wat de Baas van ons wil.

De Grijze Jaagster, boek 5, OntvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu